ECLI:NL:RBZWB:2013:11034

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 maart 2013
Publicatiedatum
12 februari 2014
Zaaknummer
249601 / 13-147
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens schending privacy en vertrouwensbreuk

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 maart 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de Stichting Wonen en Psychiatrie Zeeuwse Gronden (SWP) en een werknemer, aangeduid als [verweerster]. De werknemer had, zonder professionele bemoeienis, het elektronisch dossier van haar halfbroer ingezien, wat door SWP werd beschouwd als een schending van de privacy. SWP verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van dringende redenen, maar de kantonrechter oordeelde dat de werknemer niet voldoende was geïnformeerd over de regels omtrent het inzien van dossiers. De kantonrechter stelde vast dat er onduidelijkheid bestond over de zorgrelatie tussen de werknemer en haar halfbroer, en dat SWP haar verplichtingen om beleid omtrent zorg-ethische kwesties bekend te maken niet was nagekomen. Hierdoor kon de werknemer niet worden verweten dat zij het dossier had ingezien.

De kantonrechter oordeelde dat het verzoek tot ontbinding op basis van dringende redenen niet toewijsbaar was, maar dat er wel sprake was van een verstoorde verstandhouding tussen partijen, wat aanleiding gaf tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter besloot de arbeidsovereenkomst per 15 april 2013 te ontbinden en kende de werknemer een vergoeding toe van € 3.751,53 bruto. Tevens werd SWP veroordeeld in de proceskosten van de werknemer, die tot dat moment waren begroot op € 500,--. De beschikking werd gegeven door mr. N.J.C. van Spronssen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
[Zaaknummer] [Repnummer]
Zittingsplaats: Terneuzen
zaak/repnr.: 249601 / 13-147

beschikking van de kantonrechter d.d. 27 maart 2013

inzake
de stichting
Stichting Wonen en Psychiatrie Zeeuwse Gronden,
gevestigd te Terneuzen,
verzoekende partij,
verder te noemen: SWP,
gemachtigde: mr. J.A. de Waard,
t e g e n :

[verweerster]

wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
verder te noemen: [verweerster] ,
gemachtigde: mr. S. Visser.

het verloop van de procedure

De procedure is als volgt verlopen:
- verzoekschrift, ingediend op 30 januari 2013,
- verweerschrift,
- mondelinge behandeling van 15 maart 2013.

de beoordeling van de zaak

1.
Bij de mondelinge behandeling is tevens behandeld de door [verweerster] ingestelde vordering tot het treffen van voorlopige voorzieningen. Op deze vordering wordt gelijktijdig met deze zaak uitspraak gedaan.
2.
[verweerster] , geboren op [geboortedatum] 1987, is aansluitend op haar stage die is ingegaan op 29 augustus 2011, op 25 juni 2012 voor bepaalde tijd in dienst getreden bij SWP in de functie van activiteitenbegeleider tegen een bruto salaris van € 1.157,88 per maand, exclusief vakantietoeslag, en eindejaarsuitkering.
3.
Volgens SWP heeft [verweerster] op 1 november, 5 november, 19 november, 30 november en 6 december 2012 het elektronisch dossier van haar halfbroer ingekeken. Volgens SWP was dit niet geoorloofd omdat [verweerster] geen professionele bemoeienis met haar halfbroer had en was zij bij e-mailbericht van 27 maart 2012 gewezen op de gevolgen van het ongeoorloofd inzien van de elektronische dossiers in het Care-4 programma. Op 19 december 2012 heeft een gesprek met de directeur van SWP, het afdelingshoofd en [verweerster] plaatsgevonden, waarin [verweerster] volgens SWP de aan haar gemaakte verwijten heeft erkend. Van dit gesprek is een verslag gemaakt. Bij brief van 19 december 2012 is [verweerster] met onmiddellijke ingang geschorst. Als reden voor de schorsing is aangevoerd dat zij meerdere keren het dossier van haar halfbroer heeft ingezien terwijl zij geen professionele bemoeienis met hem had.
4.
SWP verzoekt de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, primair op grond van een dringende reden, bestaande uit schending van de privacy van haar halfbroer, subsidiair op grond van verandering in de omstandigheden bestaande uit een vertrouwensbreuk waardoor er geen sprake meer kan zijn van verdere vruchtbare samenwerking tussen partijen. Gelet op de verwijten acht SWP toekenning van enige vergoeding niet aan de orde.
5.
[verweerster] heeft erkend dat zij het elektronisch dossier van haar halfbroer heeft ingekeken. Volgens [verweerster] had zij als activiteitenbegeleider professionele bemoeienis met haar halfbroer aangezien deze participeerde in het dagactiviteitenprogramma waarin [verweerster] actief was. [verweerster] heeft verder aangevoerd dat niemand van SWP haar er ooit op heeft gewezen dat zij geen inzage mocht hebben in het dossier van haar halfbroer die cliënt van SWP werd toen [verweerster] al werkzaam was bij SWP. [verweerster] heeft de inhoud van het gespreksverslag van 18 december 2012 betwist. [verweerster] verzoekt primair afwijzing van het door SWP ingediende verzoek. Subsidiair verzoekt zij toekenning van een vergoeding van € 3.751,53 bruto indien het verzoek wordt toegewezen.
6.
De kantonrechter overweegt dat het verzoek, gegrond op de in het verzoekschrift genoemde dringende redenen, niet toewijsbaar is. Het is terecht dat SWP grote waarde toekent aan de privacy van haar cliënten en dat overtreding van de regels door werknemers ernstige gevolgen voor hen kan hebben. Het moet dan echter wel duidelijk zijn wat die regels inhouden. Tussen partijen staat vast dat medewerkers die een directe behandel- of zorgrelatie hebben met een cliënt het elektronisch patiëntendossier mogen inzien. SWP heeft echter niet duidelijk gemaakt wanneer daarvan sprake is. Kennelijk vond [verweerster] dat zij als activiteitenbegeleidster een directe zorgrelatie had met cliënten die naar de inloop kwamen en SWP is, zoals blijkt uit hetgeen zij in deze procedure heeft gesteld, een andere mening toegedaan. Onduidelijkheid over de vraag wanneer er sprake is van een behandel- of zorgrelatie moet voor rekening en risico van de werkgever blijven. Zonder nadere toelichting van SWP had [verweerster] niet hoeven te begrijpen dat zij het dossier van haar halfbroer niet mocht inzien en dat wanneer zij dat toch deed, ontslag zou volgen. Dit geldt temeer nu in de op de arbeidsovereenkomst van toepassing zijnde CAO is neergelegd dat de werkgever verplicht is het beleid bekend te maken ten aanzien van zorg-ethische kwesties, voor zover deze voor de functievervulling van de werknemer noodzakelijk zijn. SWP had op het moment dat haar halfbroer cliënt van SWP werd, [verweerster] moeten wijzen op de gevolgen die dit zou kunnen hebben voor de manier waarop zij haar functie diende te vervullen indien zij met haar broer te maken kreeg in haar functie. Door dit na te laten kan [verweerster] geen verwijt gemaakt worden over haar handelwijze, mede gelet op de omstandigheid dat SWP ter zitting heeft toegegeven dat [verweerster] haar geheimhoudingsplicht jegens haar halfbroer niet heeft geschonden.
7.
Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, dat geen verband houdt met een opzegverbod, zal wel worden toegewezen op basis van de verandering van omstandigheden, bestaande uit een verstoorde verstandhouding. De kantonrechter acht het, gelet op de door SWP ter zitting ingenomen standpunten onwaarschijnlijk, dat [verweerster] nog de mogelijkheid wordt geboden de door haar bedongen arbeid te verrichten. Dat is echter een omstandigheid die slechts aan SWP moet worden toegerekend. Toekenning van de vergoeding zoals door haar verzocht, is dan ook op zijn plaats.
8.
Nu het verzoek leidt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de toekenning van een vergoeding zal SWP in de gelegenheid worden gesteld het verzoek in te trekken.
9.
De kantonrechter ziet aanleiding af te wijken van het beleid om in ontbindingszaken de proceskosten tussen partijen te verdelen. SWP zal worden veroordeeld in de proceskosten, gevallen aan de zijde van [verweerster] .

de beslissing

De kantonrechter:
stelt partijen in kennis van haar voornemen om de arbeidsovereenkomst te ontbinden per 15 april 2013 onder toekenning aan [verweerster] van een vergoeding van € 3.751,53 bruto;
stelt SWP in de gelegenheid het verzoek in te trekken ter terechtzitting van 10 april 2013;
en voor het geval het verzoek niet wordt ingetrokken:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 15 april 2013;
kent aan [verweerster] een vergoeding toe van € 3.751,53 bruto en veroordeelt SWP om dit bedrag uiterlijk op 1 mei 2013 tegen bewijs van kwijting aan [verweerster] te betalen;
veroordeelt SWP in de kosten van het geding gevallen aan de zijde van [verweerster] en tot op heden begroot op € 500,-- wegens salaris voor de gemachtigde van [verweerster] ;
en voor het geval het verzoek wel wordt ingetrokken:
veroordeelt SWP in de kosten van het geding gevallen aan de zijde van [verweerster] en tot op heden begroot op € 500,-- wegens salaris voor de gemachtigde van [verweerster] .
Deze beschikking is gegeven door mr. N.J.C. van Spronssen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 maart 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.