ECLI:NL:RBZWB:2013:10576

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2013
Publicatiedatum
22 januari 2014
Zaaknummer
273804 HA RK 13-259
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in verkeersboetezaken

Op 4 december 2013 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het wrakingsverzoek van verzoekster afgewezen. Het verzoek tot wraking was ingediend tegen kantonrechter mr. B.J.R.P. Verhoeven in het kader van twee verkeersboetezaken. Tijdens de zitting op 22 oktober 2013, waar de kantonrechter de beroepen behandelde, ontstond er onenigheid over het maken van beeld- en geluidsopnames. De gemachtigde van verzoekster, J.P. Teunissen, stelde dat het maken van opnames noodzakelijk was voor een correcte weergave van de zitting. De kantonrechter weigerde dit, wat leidde tot de wraking. De rechtbank oordeelde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor partijdigheid van de kantonrechter. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, en dat de ideologische overtuigingen van verzoekster en haar gemachtigde geen basis vormen voor een wrakingsverzoek. De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot wraking ongegrond was en dat de behandeling van de verkeersboetezaken voortgezet zou worden. Tevens werd bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaken niet meer in behandeling zou worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
procedurenummer: 273804 HA RK 13-259
Beslissing van 4 december 2013 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 8:15 Algemene wet bestuursrecht (Awb), van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen verzoekster.

1.Procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
  • de processtukken zoals opgenomen in de procesdossiers van de hierna te noemen zaken;
  • het proces-verbaal van de behandeling van die zaken ter terechtzitting van 22 oktober 2013 door de kantonrechter mr. B.J.R.P. Verhoeven, waarin vermeld het namens verzoekster op die zitting mondeling gedaan verzoek tot zijn wraking;
  • de pleitnota van de gemachtigde van verzoekster, met bijlagen;
  • de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer op 2 december 2013, waarbij zijn verschenen J.P. Teunissen, gemachtigde van verzoekster en mr. Verhoeven, voornoemd. Ofschoon daartoe uitgenodigd is de gemachtigde van het CVOM mr. F.A. Slootweg niet verschenen.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van mr. Verhoeven, voornoemd, hierna te noemen de kantonrechter, belast met de behandeling van het namens verzoekster ingestelde beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) ter zake van een tweetal door de officier van justitie aan verzoekster opgelegde sancties wegens snelheidsovertredingen (procedurenummers 2378239 WM VERZ 13-361 en 2378301 WM VERZ 13-362).
2.2.
De kantonrechter berust niet in het verzoek tot zijn wraking.

3.De feiten en de gronden van wraking

3.1.
Ter zitting van 22 oktober 2013 heeft de kantonrechter een aanvang gemaakt met de behandeling van de door verzoekster ingestelde beroepen. In het ter zake daarvan opgemaakte proces-verbaal van de zitting is het volgende vermeld.
Nadat de zaken zijn uitgeroepen verschijnen vijf personen, van wie er vier plaats nemen in de zaal als publiek. De andere persoon, van wie voorshands wordt aangenomen dat het de gemachtigde J.P. Teunissen is, die het beroep namens de betrokkene heeft ingediend treedt naar voren.
De kantonrechter nodigt deze persoon uit om plaats te nemen in de stoel tegenover de kantonrechter. Aan deze uitnodiging wordt geen gevolg gegeven. De betreffende persoon blijft staan met in zijn handen een bord waarop de naam “Peter from Holland” is vermeld. De betreffende persoon vraagt de kantonrechter of deze erkent dat hij, de steller van de vraag, op een hoger geestelijk niveau verkeert, althans woorden van die strekking.
De kantonrechter deelt mede dat er een bericht was ontvangen dat (een of meer van) de verschenen personen het plan zou(den) hebben om met een telefoon opnames van de zitting te maken. De kantonrechter stelt allereerst aan de orde dat dit niet is toegestaan.
De betreffende persoon vraagt of de kantonrechter hem erkent, wijzend op het bordje in zijn handen.
De kantonrechter richt zich allereerst tot de personen die als publiek in de zaal zijn gaan zitten. Op de vraag van de kantonrechter aan die vier personen of zij van plan zijn opnames te maken wordt in het geheel niet gereageerd. Een persoon maakt met de mond bewegingen alsof hij spreekt, zonder dat daarbij stemgeluid te horen is.
De persoon, van wie voorshands wordt aangenomen dat het de gemachtigde is van [verzoekster], deelt mede dat men het recht heeft alle middelen in te zetten die voor de verdediging noodzakelijk worden geacht, dus ook het maken van opnames, zodat dit niet verboden is.
De kantonrechter deelt mede dat hij zich allereerst wendt tot de vier personen die als publiek in de zaak hebben plaats genomen en vraagt hen nogmaals of zij voornemens zijn opnames te maken.
De vier personen reageren in het geheel niet.
De kantonrechter stelt vast dat op de betreffende vraag geen enkel antwoord wordt gegeven, reden waarom de kantonrechter besluit dat de behandeling van de zaken buiten aanwezigheid van het verschenen publiek zal worden voortgezet.
De voorshands als gemachtigde beschouwde persoon wil het woord nemen, waarop de kantonrechter meedeelt dat hij het gesprek met hem pas wil voortzetten nadat het publiek (de vier personen) de zaal hebben verlaten.
De voorshands als gemachtigde beschouwde persoon deelt mede dat hij daarmee niet instemt en in de houding van de kantonrechter aanleiding vindt om deze te wraken.
De kantonrechter deelt mede dat de behandeling van de zaken dan moet worden onderbroken, opdat de wrakingskamer eerst over de wraking zal oordelen. De zitting wordt daarom geschorst. “
3.2.
Ter gelegenheid van de behandeling van dit wrakingsverzoek heeft de gemachtigde van verzoekster het volgende aangevoerd.
Met verwijzing naar zijn levensbeschouwing als vrij mens, die niet het gezag van de staat accepteert, een en ander zoals uitvoerig uiteengezet in zijn pleitnota en de daarbij gevoegde stukken, stelt de gemachtigde zich op het standpunt dat, nu de kantonrechter door de staat is aangesteld, hij niet onpartijdig kan zijn. Volgens de gemachtigde is sprake van belangenverstrengeling.
De kantonrechter heeft volgens de gemachtigde ook feitelijk blijk gegeven van vooringenomenheid door het niet toestaan van het maken van beeld- en geluidsopnames van de zitting en door te beslissen dat de behandeling van de zaken buiten aanwezigheid van het publiek diende plaats te vinden. Deze beeld- en geluidsopnames zijn volgens de gemachtigde noodzakelijk, omdat niet kan worden vertrouwd op een correcte weergave van het verloop van de zitting in het ter zake op te maken proces-verbaal. De beeld- en geluidsopnames dienen dan ook als bewijs van hetgeen op de zitting heeft plaatsgevonden. Door die opnames zonder goede reden te weigeren, heeft de kantonrechter daarmee in ieder geval de schijn van partijdigheid op zich geladen.

4.Het standpunt van de kantonrechter

De kantonrechter voert aan dat hij voorafgaande aan de behandeling ter zitting van de zaken had vernomen, dat door het bij die behandeling verschenen publiek beeld- en geluidsopnames van de zitting zouden worden gemaakt. Hij heeft dit bij aanvang van de behandeling van de zaken aan de orde gesteld en uitgelegd dat dit in beginsel niet is toegestaan. Omdat daarop in het geheel niet werd gereageerd, is de kantonrechter ervan uitgegaan dat inderdaad opnames zouden worden gemaakt. Dit was voor hem reden om het publiek weg te sturen, waarop hij onmiddellijk door de gemachtigde werd gewraakt.
De kantonrechter meent dat hij op geen enkele wijze blijk heeft gegeven van partijdigheid en vooringenomenheid en dat het wrakingsverzoek behoort te worden afgewezen.

5.De beoordeling en de gronden daarvoor

5.1.
Ingevolge artikel 12a van de Wahv is titel IV van het Vierde boek van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing. Ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade kan lijden.
5.2.
Bij de beoordeling daarvan moet volgens heersende rechtsopvatting voorop worden gesteld dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. Dit lijdt slechts uitzondering indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een rechtszoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.3.
Van dergelijke zwaarwegende aanwijzingen is echter naar het oordeel van de rechtbank in de onderhavige zaak niet gebleken.
5.4.
Vooropgesteld dat verzoekster dezelfde levensbeschouwing als haar gemachtigde aanhangt, kan dit er niet toe leiden dat een partijdigheid of vooringenomenheid van de kantonrechter daaruit moet volgen. Het door de gemachtigde daaromtrent ingenomen standpunt brengt immers met zich dat een onpartijdige behandeling van de zaken door ongeacht welke kantonrechter niet mogelijk is en dat daarmee iedere kantonrechter van een behandeling van die zaken wordt afgehouden.
5.5.
Hoezeer verzoeksters ideologie moet worden gerespecteerd, hierin kan geen steun worden gevonden voor een gerechtvaardigde wrakingsgrond.
5.6.
Ook de beslissing van de kantonrechter tot het weigeren van het maken van beeld- en geluidsopnames ter zitting levert geen zwaarwegende aanwijzing op als hiervoor bedoeld. Niet valt in te zien dat de kantonrechter met die beslissing, die is gebaseerd op de huisregels van de rechtbank, blijk heeft gegeven van een partijdige opstelling. Deze beslissing ziet uitsluitend op de ordehandhaving door de kantonrechter op de zitting en de kantonrechter is daarmee niet vooruitgelopen op zijn inhoudelijke beoordeling van de zaken. Enige opgewekte schijn van partijdigheid of vooringenomenheid kan daaruit niet worden afgeleid.
5.7.
Dit betekent dat het wrakingsverzoek behoort te worden afgewezen.
5.8.
Vastgesteld moet worden dat verzoekster, althans haar gemachtigde, de kantonrechter op oneigenlijke gronden heeft gewraakt. Gegeven de ideologische grondslag van het wrakingsverzoek ligt een volgend soortgelijk wrakingsverzoek in de rede, althans is dit niet onaannemelijk. Daarmee zal sprake zijn van misbruik van het middel van wraking. De rechtbank vindt hierin dan ook reden om op de voet van artikel 515, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering te beslissen.

6.De beslissing

De rechtbank
wijst het wrakingsverzoek af;
bepaalt dat de behandeling van de zaken met procedurenummers 2378239 WM VERZ 13-361 en 2378301 WM VERZ 13-362 zullen worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
bepaalt voorts dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaken niet meer in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven op 4 december 2013 door mrs. G.J.E. Poerink, E.K. van der Lende-Mulder Smit en B.F.Th. de Roos, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van A.C.L.M. de Jong, griffier.
--