3.1.Ter zitting van 22 oktober 2013 heeft de kantonrechter een aanvang gemaakt met de behandeling van de door verzoekster ingestelde beroepen. In het ter zake daarvan opgemaakte proces-verbaal van de zitting is het volgende vermeld.
“
Nadat de zaken zijn uitgeroepen verschijnen vijf personen, van wie er vier plaats nemen in de zaal als publiek. De andere persoon, van wie voorshands wordt aangenomen dat het de gemachtigde J.P. Teunissen is, die het beroep namens de betrokkene heeft ingediend treedt naar voren.
De kantonrechter nodigt deze persoon uit om plaats te nemen in de stoel tegenover de kantonrechter. Aan deze uitnodiging wordt geen gevolg gegeven. De betreffende persoon blijft staan met in zijn handen een bord waarop de naam “Peter from Holland” is vermeld. De betreffende persoon vraagt de kantonrechter of deze erkent dat hij, de steller van de vraag, op een hoger geestelijk niveau verkeert, althans woorden van die strekking.
De kantonrechter deelt mede dat er een bericht was ontvangen dat (een of meer van) de verschenen personen het plan zou(den) hebben om met een telefoon opnames van de zitting te maken. De kantonrechter stelt allereerst aan de orde dat dit niet is toegestaan.
De betreffende persoon vraagt of de kantonrechter hem erkent, wijzend op het bordje in zijn handen.
De kantonrechter richt zich allereerst tot de personen die als publiek in de zaal zijn gaan zitten. Op de vraag van de kantonrechter aan die vier personen of zij van plan zijn opnames te maken wordt in het geheel niet gereageerd. Een persoon maakt met de mond bewegingen alsof hij spreekt, zonder dat daarbij stemgeluid te horen is.
De persoon, van wie voorshands wordt aangenomen dat het de gemachtigde is van [verzoekster], deelt mede dat men het recht heeft alle middelen in te zetten die voor de verdediging noodzakelijk worden geacht, dus ook het maken van opnames, zodat dit niet verboden is.
De kantonrechter deelt mede dat hij zich allereerst wendt tot de vier personen die als publiek in de zaak hebben plaats genomen en vraagt hen nogmaals of zij voornemens zijn opnames te maken.
De vier personen reageren in het geheel niet.
De kantonrechter stelt vast dat op de betreffende vraag geen enkel antwoord wordt gegeven, reden waarom de kantonrechter besluit dat de behandeling van de zaken buiten aanwezigheid van het verschenen publiek zal worden voortgezet.
De voorshands als gemachtigde beschouwde persoon wil het woord nemen, waarop de kantonrechter meedeelt dat hij het gesprek met hem pas wil voortzetten nadat het publiek (de vier personen) de zaal hebben verlaten.
De voorshands als gemachtigde beschouwde persoon deelt mede dat hij daarmee niet instemt en in de houding van de kantonrechter aanleiding vindt om deze te wraken.
De kantonrechter deelt mede dat de behandeling van de zaken dan moet worden onderbroken, opdat de wrakingskamer eerst over de wraking zal oordelen. De zitting wordt daarom geschorst. “