ECLI:NL:RBZWB:2013:10544

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 oktober 2013
Publicatiedatum
22 januari 2014
Zaaknummer
2368240 / VV 13-59
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering en vordering tot wedertewerkstelling van arbeidsongeschikte werknemer na ontslag op staande voet

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 oktober 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, hierna te noemen [eiser], en zijn werkgever, Dragon Plastics Rotomoulding B.V. [eiser] had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en was op staande voet ontslagen door Dragon. De werknemer vorderde in kort geding betaling van zijn loon en wedertewerkstelling, na te zijn ontslagen op basis van werkweigering en andere gedragingen die door de werkgever als onacceptabel werden beschouwd. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd was, omdat Dragon niet eerst een lichtere sanctie had opgelegd, zoals loonopschorting. De kantonrechter concludeerde dat de werkgever onvoldoende had onderbouwd waarom het ontslag op staande voet noodzakelijk was, vooral gezien de persoonlijke omstandigheden van [eiser]. De vordering tot betaling van het loon werd toegewezen, waarbij 70% van het loon over de periode van 26 maart 2013 tot 2 mei 2013 en het volledige loon vanaf 2 mei 2013 tot 17 juni 2013 werd toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering tot wedertewerkstelling werd afgewezen, omdat de arbeidsovereenkomst inmiddels was geëindigd. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
[Zaaknummer] [Rolnummer]
Zittingsplaats: Middelburg
zaak/rolnr.: 2368240 / VV 13-59

vonnis van de kantonrechter d.d. 30 oktober 2013

in de zaak van

[eiser],

wonende te [woonplaats],
eisende partij,
verder te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. C.C.W.G.M. Janssens,
t e g e n :
de besloten vennootschap
Dragon Plastics Rotomoulding B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [woonplaats],
gedaagde partij,
verder te noemen: Dragon,
gemachtigde: E. de Jonge.

het verloop van de procedure

De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 25 september 2013,
- conclusie van antwoord d.d. 11 oktober 2013,
- mondelinge behandeling van 22 oktober 2012.

de beoordeling van de zaak

1.1. [eiser] is op 17 september 2012 in dienst getreden bij Dragon op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van drie maanden. Deze arbeidsovereenkomst is verlengd met zes maanden, van rechtswege eindigend op 17 juni 2013. Het laatstelijk ontvangen salaris bedraagt € 1.550,00 bruto per maand exclusief vakantiegeld en overige emolumenten, gebaseerd op 32 uur per week.
1.2. [eiser] heeft zich op 4 maart 2013 ziek gemeld. Op 8 maart 2013 heeft de bedrijfsarts [eiser] per 11 maart 2013 geschikt geacht haar werkzaamheden gedurende halve dagen te verrichten.
1.3. [eiser] is op 26 maart 2013 door Dragon op staande voet ontslagen. In de aan [eiser] toegezonden aangetekende brief van 26 maart 2013 worden als redenen voor het ontslag vermeld:
  • werkweigering door niet op het werk verschijnen;
  • het niet bereikbaar zijn voor werkgever en bedrijfsarts, niet telefonisch en ook niet persoonlijk op uw woonadres.
Daarnaast worden er in deze brief diverse andere redenen genoemd die [eiser] als werknemer niet volgens de vooraf bekende regels uitvoert en welke volgens Dragon zeer kwalijk zijn te noemen en een onwerkbare situatie opleveren, te weten:
  • het telkens opnieuw doorgeven van meldingen via de telefoon, whats app of sms-berichten, terwijl deze persoonlijk dienen te worden doorgegeven.
  • het niet geven van informatie omtrent het niet aanwezig zijn op het werk.
2.
[eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen het ontslag en de nietigheid daarvan ingeroepen.
3.
[eiser] vordert – samengevat – in deze procedure, bij wege van voorlopige voorziening, de veroordeling van Dragon tot
  • betaling van het netto loon over de periode 26 maart 2013 tot 1 april 2013, het brutoloon over de periode 1 april 2013 tot en met 31 augustus 2013 en betaling van het loon na 31 augustus 2013 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd alsmede verstrekking van loonspecificaties; deze bedragen vermeerderd wettelijke verhogingen en wettelijke rente vanaf datum verzuim;
  • wedertewerkstelling van [eiser] bij Dragon onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag;
  • betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 875,00 inclusief BTW en de proceskosten.
4.
Dragon heeft verweer gevoerd dat – voor zover van belang – hierna aan de orde komt.
5.
Het spoedeisendheid belang van [eiser] is gelegen in de aard van de vorderingen en overigens door Dragon niet betwist.
6.
Voor toewijzing van de vorderingen van [eiser] is slechts dan plaats, indien met voldoende zekerheid is te verwachten dat vergelijkbare vorderingen in een bodemprocedure zullen worden toegewezen en een belangenafweging uitvalt in het voordeel van [eiser].
7.
[eiser] beroept zich primair op een opzegverbod. Volgens [eiser] zijn de door Dragon aangevoerde gronden voor het ontslag gelegen in de ziekte van [eiser].
De kantonrechter volgt [eiser] daarin niet. Uit de stukken, met name de brief van 26 maart 2013 en hetgeen Dragon ter zitting heeft aangevoerd, blijkt dat niet de gezondheidssituatie van [eiser] de reden is voor het gegeven ontslag maar de gedragingen van [eiser]. Uit hetgeen partijen hierover hebben aangevoerd volgt niet dat er een rechtstreeks verband is tussen de arbeidsongeschiktheid van [eiser] en de aan haar verweten gedragingen waarop het ontslag is gebaseerd.
8.
Dragon verwijt [eiser] dat zij, ondanks dat de bedrijfsarts haar daartoe per 11 maart 2013 in staat achtte, het werk niet heeft hervat voor vier uur per dag.
[eiser] heeft na haar ziekmelding van 4 maart 2013 op 8 maart 2013 het spreekuur van de bedrijfsarts bezocht. Uit het e-mailbericht van diezelfde dag aan Dragon blijkt dat de bedrijfsarts [eiser] in staat achtte haar werkzaamheden per die maandag – dat wil zeggen 11 maart 2013 – halve dagen te beginnen. Niet in geschil is dat [eiser] daarna enkele malen op het werk is verschenen om het werk te verrichten. Vaststaat voorts dat zij echter telkens na ongeveer een uur haar werkzaamheden staakte, het werk verliet en naar huis vertrok. Zij stelt dat het haar gelet op haar gezondheidstoestand niet lukte haar werkzaamheden voor halve dagen uit te voeren. Nu [eiser] zich niet (opnieuw) tot de bedrijfsarts heeft gewend, geen second opinion heeft aangevraagd en evenmin met medische stukken heeft onderbouwd dat zij niet in staat was haar werkzaamheden gedeeltelijk te hervatten, moet er van worden uitgegaan dat [eiser] op 11 maart 2013 gedeeltelijk arbeidsgeschikt was, zoals de bedrijfsarts had geoordeeld. Dat [eiser] op de hoogte was van de mogelijkheid een second opinion aan te vragen, blijkt uit het feit dat zij, zoals ter zitting verklaard, hierover nadere informatie heeft ingewonnen bij het UWV. Dat het UWV haar zou hebben geadviseerd op dat moment geen second opinion aan te vragen, regardeert Dragon niet.
Uit het voorgaande volgt dat [eiser] zonder reden niet op het werk verscheen dan wel zonder reden haar werkzaamheden reeds na een uur staakte. Dit houdt in dat Dragon [eiser] terecht het verwijt maakt dat zij werk heeft geweigerd.
9.
[eiser] stelt dat zij van het verlaten van haar werkplek, melding heeft gedaan aan haar leidinggevende, maar Dragon betwist dat. Nu dit door [eiser] verder niet is onderbouwd en onderhavige procedure zich niet leent voor een nader onderzoek hiernaar, is dit thans niet vast te stellen.
10.
De vraag is dan vervolgens of Dragon [eiser] in verband met deze werkweigering terecht ontslag op staande voet heeft aangezegd. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter moet die vraag ontkennend worden beantwoord. De kantonrechter overweegt hierover het volgende.
10.1.
In een brief van 15 maart 2013 van Dragon aan [eiser] wordt het volgende vermeld:
“…. Je bent op 8 maart jl. op mijn verzoek bij de bedrijfsarts geweest. Hij heeft laten weten dat je week 11 voor halve dagen kon werken. Echter, op 11 maart jl. ben je om 8 uur gestart en als om 9 uur naar huis gegaan. Tijdens een telefoongesprek d.d. 14 maart jl. gaf je aan dat het niet lukte qua werk. Ik heb aangegeven dat je toch ook dinsdag en woensdag en donderdag opnieuw had kunnen proberen, echter dit heb je niet gedaan. Dit vind ik erg jammer en kwalijk. We zullen a.s. dinsdag verder in gesprek gaan hoe we de komende tijd aan gaan pakken met betrekking tot de werkzaamheden en de werktijden. ….”
10.2
In haar brief van 19 maart 2013 deelt Dragon [eiser] mee: “
Zoals in mijn brief d.d. 15 maart jl. geschreven, zouden wij vandaag een en ander doorspreken over jouw ziek zijn, de te werken uren etc. Echter vandaag ben je aan het werk geweest vanaf 10.00 uur tot ?? geen idee, je was ineens vertrokken zonder melding. Het kan toch niet gebeuren dat je zonder melding aan [minderjarige] of mij naar huis gaat? Wij hebben vandaag dus niet met elkaar kunnen spreken. Overigens ben je ook maandag 18 maart jl. naar huis gegaan zonder melding aan [minderjarige].
(...)
Ik verwacht dat je morgen woensdag 20 maart a.s. op het werk verschijnt om 08.30 uur en werkt tot 12.30 uur zoals de bedrijfsarts heeft geadviseerd, dus halve dagen. Ben je niet aanwezig of maak je de tijd niet vol, dan zien wij dit als werkweigering en zullen we het loon opschorten en officieel waarschuwen. Gevolg van werkweigering kan zijn ontslag op staande voet.
10.3
Anders dan Dragon in haar brief van 19 maart 2013 aankondigt, heeft Dragon niet voor de lichtere sanctie van een loonmatiging gekozen, maar heeft zij [eiser] (direct) op staande voet ontslagen. Dragon heeft ter zitting niet kunnen onderbouwen waarom zij niet eerst voor een lichtere sanctie heeft gekozen. Dit had zeker, gelet op haar brief van 19 maart 2013, wel voor de hand gelegen. Mogelijk dat een loonsanctie reeds voldoende zou zijn geweest om [eiser] te bewegen het werk te hervatten.
10.4.
Dragon was bovendien op de hoogte van de moeilijke privéomstandigheden waarin [eiser] op dat moment verkeerde. Dragon had met deze omstandigheden rekening kunnen houden, zeker nu het ontslag op staande voet het verlies van inkomen betekende voor [eiser] en mogelijk ook van invloed zou zijn op een mogelijk toe te kennen uitkering. Nu de gevolgen van de beëindiging van het dienstverband voor [eiser], onder deze omstandigheden, zwaarder wegen dan het belang van Dragon om niet verder te willen gaan met de nog steeds gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer [eiser], komt de kantonrechter tot de conclusie dat Dragon tot een lichtere maatregel had dienen over te gaan.
10.5.
De andere aan [eiser] verweten gedragingen zoals genoemd in de brief van 26 maart 2013 kunnen – nog afgezien van het antwoord op de vraag of deze door Dragon voldoende zijn onderbouwd – evenmin afzonderlijk dan wel in onderlinge samenhang bezien het ontslag op staande voet rechtvaardigen. Ook hier zou opschorting van het loon van [eiser] een passende sanctie zijn geweest.
11.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter het ontslag op staande voet in een bodemprocedure geen stand zal houden. Dit houdt voorts in dat de vordering tot betaling van het loon van [eiser] zal worden toegewezen met inachtneming van het volgende.
12. [eiser] heeft zich terzake van de loonvordering op het standpunt gesteld dat loon betaald dient te worden totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze tot een einde is gekomen.
12.1.
Dragon heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat, indien tot toewijzing van de loonvordering zou worden overgegaan, het loon slechts kan worden toegekend tot 17 juni 2013 op welk moment de arbeidsovereenkomst van rechtswege tot een einde zou zijn gekomen, dan wel 1 augustus 2013 de datum waarop de overeenkomst na de opzegging zou zijn geëindigd.
12.2.
Een stilzwijgende verlenging van de arbeidsovereenkomst na 17 juni 2013, zoals [eiser] meent te betogen, is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet aan de orde. Nog daargelaten dat op 26 maart 2013 [eiser] op staande voet was ontslagen, was door Dragon ook reeds in mei 2013 – voor zover nodig – een ontslagvergunning bij UWV aangevraagd en verkregen en heeft Dragon de arbeidsovereenkomst bij brief van 14 juni 2013 aan [eiser] opgezegd. Het was [eiser] derhalve duidelijk dat Dragon geen verlenging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen voor ogen stond. Van een stilzwijgende verlenging kan dan ook geen sprake zijn.
12.3. Nu voorts tussen partijen niet in geding is dat [eiser] per 2 mei 2013 weer volledig arbeidsgeschikt is, zal worden toegewezen 70% van het voor haar geldende loon vanaf 26 maart 2013 tot 2 mei 2013 en het volledige loon vanaf 2 mei 2013 tot 17 juni 2013, vermeerderd met de wettelijke rente. Voor toewijzing van de gevorderde wettelijke verhoging is in deze procedure geen plaats, nu niet valt uit te sluiten dat deze wettelijke verhoging in een eventuele bodemprocedure, gelet op de omstandigheden van het geval, zal worden afgewezen of zal worden gematigd.
13.
De vorderingen van [eiser] tot het verstrekken van loonspecificaties zullen, als onweersproken worden toegewezen.
14.
De vordering tot wedertewerkstelling zal, gelet op hetgeen hiervoor over het einde van de arbeidsovereenkomst reeds is overwogen, worden afgewezen.
15.
Nu partijen over en weer op enige punten in het ongelijk worden gesteld, zullen tussen hen de proceskosten worden verdeeld, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

de beslissing

De kantonrechter:
rechtdoende als voorzieningenrechter:
veroordeelt Dragon om tegen bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen 70% van het voor haar geldende brutoloon vanaf 26 maart 2013 tot 2 mei 2013, alsmede het volledige brutoloon vanaf 2 mei 2013 tot 17 juni 2013, vermeerderd met de wettelijke rente over de loontermijnen vanaf de vervaldata tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt Dragon voorts tot afgifte aan [eiser] van loonspecificaties;
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten moet dragen;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. van Voorthuizen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
hs