ECLI:NL:RBZWB:2013:10233

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 augustus 2013
Publicatiedatum
8 januari 2014
Zaaknummer
251874 / 13-987
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Objectieve uitleg van sociaal plan en ontslagvergoeding bij reorganisatie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gaat het om de uitleg van een sociaal plan in het kader van een reorganisatie bij North Safety Products Europe BV. De eiser, die in dienst was van North, vorderde een hogere ontslagvergoeding dan hem was aangeboden. De zaak begon met een dagvaarding op 13 maart 2013, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis. De eiser was in dienst van North tot 1 mei 2012, toen hij zelf ontslag nam na het vinden van een andere baan. Volgens het sociaal plan had hij recht op een ontslagvergoeding, maar North stelde dat deze vergoeding beperkt was tot 75% omdat hij voor de ontslagdatum een andere werkkring had gevonden.

De kantonrechter moest beoordelen of de eiser recht had op de volledige ontslagvergoeding van 100% of slechts 75%. De rechter oordeelde dat de uitleg van het sociaal plan objectief moest zijn en dat de bepalingen in het plan en de intenties van de partijen bij de totstandkoming van het plan in acht moesten worden genomen. De rechter concludeerde dat de beperking van de ontslagvergoeding tot 75% gerechtvaardigd was, omdat de eiser succesvol een andere baan had gevonden zonder externe bemiddeling.

Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van de eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van een objectieve uitleg van sociale plannen en de intenties van de partijen bij de totstandkoming daarvan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Zittingsplaats: Middelburg
zaak/rolnr.: 251874 / 13-987

vonnis van de kantonrechter d.d. 7 augustus 2013

in de zaak van

[eiser],

wonende te [woonplaats],
eisende partij,
verder te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. J.J.A. Janssen,
t e g e n :
de besloten vennootschap
NORTH SAFETY PRODUCTS EUROPE BV,
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde partij,
verder te noemen: North,
gemachtigde: mr. J.N. Huyzer.

het verloop van de procedure

De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 13 maart 2013,
- conclusie van antwoord,
- tussenvonnis van 29 april 2013,
- brief van mr. Janssen, ingekomen op 26 juni 2013,
- comparitie van partijen.

de beoordeling van de zaak

1.
In het tussenvonnis werd een comparitie van partijen gelast die plaatshad op 2 juli 2013.
2.1.
[eiser] werd geboren op [geboortedatum] en was in dienst van North vanaf [datum]. Als gevolg van een reorganisatie van North is de functie van [eiser] vervallen met ingang van [datum], zoals hij te horen kreeg begin 2012.
2.2.
North kwam een sociaal plan overeen met FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen. [eiser] is lid van FNV Bondgenoten. Het sociaal plan is in zijn geval toepasselijk.
2.3.
Artikel 5.2 van het sociaal plan houdt in dat de werkgever iedere werknemer minimaal twee maanden voor de datum van het vervallen van zijn functie mondeling zal berichten wanneer de functie komt te vervallen. Vanaf deze aanzegging ontstaat boventalligheid. Hoofdstuk 7, getiteld externe bemiddeling, bevat een beschrijving van de ondersteuning bij het vinden van een baan elders van de werknemer voor wie geen passende functie beschikbaar is in de organisatie van de werkgever. Het sociaal plan voorziet in artikel 8.2 in de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met een vaststellingsovereenkomst.
2.4.
Artikel 9.1 van het sociaal plan komt erop neer dat de werknemer die schriftelijk is aangezegd bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst recht heeft op een vergoeding op basis van de kantonrechtersformule, mits de werknemer in de maand voorafgaand aan de ontslagdatum recht heeft op salaris. De formule aan de hand waarvan de vergoeding wordt berekend, is weergegeven in deze bepaling. De laatste zin van artikel 9.1 luidt: "
Voor Werknemers die na hun Aanzegging, maar voor de Ontslagdatum, succesvol worden bemiddeld naar een andere werkgever, ontvangen een vergoeding op basis van 75% van de hierbovengenomende bedragen."
2.5.
Op 28 maart 2012 sloten partijen een vaststellingsovereenkomst inhoudende dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden wordt beëindigd per 1 augustus 2012 en dat North aan hem, indien artikel 9.1 op hem van toepassing is, als vergoeding een bedrag ineens zal voldoen ter hoogte van € 42.077,36 bruto. In een addendum stelden partijen de hoogte van de beëindigingsvergoeding nader vast op € 42.167,44 bruto.
2.6.
Op 29 maart 2012 schreef [eiser] aan North een andere baan gevonden te hebben en verzocht hij haar hem daarom ontslag te verlenen per 1 mei 2012. Bij brief van 23 april 2012 bevestigde North hem dat hij per 1 mei 2012 uit dienst treedt. In de brief schreef zij voorts dat [eiser] 75% van de vastgestelde ontslagvergoeding zal ontvangen omdat hij vrijwillig eerder ontslag nam dan de overeengekomen einddatum van 1 augustus 2012. Zij verwees naar de vaststellingsovereenkomst en artikel 9.1 van het sociaal plan. Bij deze brief was een berekening van de ontslagvergoeding gevoegd die uitkomt op 75% van € 42.167,44, dat wil zeggen € 31.625,58 bruto. [eiser] ontving een ontslagvergoeding ter hoogte van het laatstgenoemde bedrag.
3.1.
[eiser] vordert de veroordeling van North tot betaling van:
- € 10.514,76 als het openstaande deel van de ontslagvergoeding waarop hij recht heeft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2012,
- € 650,74 als vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten,
- de proceskosten.
3.2.
[eiser] baseert zijn vordering op het volgende. Het sociaal plan voorziet in een vergoeding volgens de in artikel 9.1 weergegeven formule. Die vergoeding wordt beperkt tot 75% voor werknemers die na hun aanzegging maar voor de ontslagdatum succesvol worden bemiddeld naar een andere werkgever. Het sociaal plan definieert het begrip bemiddeling niet, zodat moet worden aangenomen dat daarmee de externe bemiddeling wordt bedoeld, omschreven in hoofdstuk 7. [eiser] solliciteerde met succes elders, zonder deze bemiddeling. Er is dan ook geen grond de beëindigingsvergoeding te beperken tot 75% wegens succesvolle bemiddeling naar een andere werkgever. North stelt weliswaar met de vakbonden te hebben afgesproken dat een ontslagvergoeding van 75% betaald wordt aan de werknemer die voor de oorspronkelijke ontslagdatum het bedrijf verlaat, maar die afspraak is niet terug te vinden in het sociaal plan. Op basis van een objectieve uitleg van het sociaal plan heeft [eiser] recht op een ontslagvergoeding van 100% als omschreven in artikel 9.1. Daarnaast heeft hij recht op vergoeding van rente en buitengerechtelijke incassokosten.
4.
North bestrijdt de vordering en de daarvoor aangevoerde gronden.
5.
De kantonrechter overweegt als volgt.
5.1.
Kern van het geschil is of [eiser] op grond van artikel 9.1 recht heeft op een ontslagvergoeding van 100% of van slechts 75% van de daar omschreven formule. De laatste zin van dat artikel houdt in dat de ontslagvergoeding wordt beperkt tot 75% voor werknemers die voor de ontslagdatum succesvol worden bemiddeld naar een andere werkgever.
5.2.
Een sociaal plan moet worden uitgelegd naar objectieve maatstaven, waarbij onder meer acht kan worden geslagen op de elders in het plan gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de verschillende op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Indien de bedoeling van partijen bij het sociaal plan naar objectieve maatstaven volgt uit de bepalingen van het plan en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, en dus kenbaar is voor de individuele werknemers die niet betrokken zijn geweest bij totstandkoming van het sociaal plan, kan ook daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend.
5.3.
North beroept zich op een mondelinge toelichting van de vakbonden op het sociaal plan tijdens bijeenkomsten met personeel waaraan [eiser] deelnam. Zij verwijst naar een e-mail van 2 april 2012, haar toegezonden namens de vakbonden. Volgens de e-mail was het resultaat van de onderhandelingen dat de werknemer die voor de einddatum ontslag neemt recht heeft op 75% van de ontslagvergoeding en degene op wie het langst een beroep wordt gedaan of die ondanks bemiddeling geen andere baan vindt 100%. De kantonrechter volgt North niet in de stelling dat de mondelinge toelichting en de inhoud van de e-mail moeten worden betrokken bij de uitleg van het sociaal plan. Zij zijn niet aan te merken als een bij dat plan behorende schriftelijke toelichting die kenbaar is voor de individuele werknemers die niet bij de totstandkoming daarvan betrokken zijn geweest.
5.4.
De bedoeling van het sociaal plan is om de nadelige gevolgen voor betrokken werknemers van de reorganisatie van North op te vangen. Deze voor de hand liggende bedoeling is vermeld in onderdeel 1.1 van het plan. Onderdeel 1.2 houdt in dat de maatregelen in het plan erop zijn gericht om werknemers van werk naar werk te begeleiden onder andere door interne en externe bemiddeling. Ingeval van interne herplaatsing van de werknemer in de organisatie van North bestaat geen recht op de ontslagvergoeding. Dit staat in artikel 6.1. Artikel 8.4 bepaalt dat de werknemer die een voorgenomen vervallen functie vervult maar die nog niet is aangezegd bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op eigen initiatief een vergoeding ontvangt van 50% van de in artikel 9.1 genoemde vergoeding.
5.5.
De vraag is of [eiser] volgens het sociaal plan recht heeft op de volledige ontslagvergoeding nu hij voor 1 augustus 2012 een andere werkkring heeft gevonden zonder de externe bemiddeling als bedoeld in hoofdstuk 7. Die externe bemiddeling is gericht op het vinden van een andere werkgever voor de werknemer. Gelet op de intenties van het sociaal plan als weergegeven in overweging 5.4, moet het er voor worden gehouden dat partijen bij dat plan voor ogen stond de ontslagvergoeding te beperken tot 75% van de in artikel 9.1 weergegeven formule indien de werknemer erin slaagt een andere werkkring te vinden voor de ontslagdatum. Een dergelijke werknemer heeft nu eenmaal doorgaans minder behoefte aan een compensatie voor de nadelige gevolgen van de reorganisatie dan de werknemer die op de ontslagdatum werkloos wordt. Dat de laatste zin van artikel 9.1 een verband legt tussen de beperking van de ontslagvergoeding tot 75% en - kort gezegd - succesvolle bemiddeling naar een andere werkgever leidt er niet toe dat het geval van [eiser] niet op één lijn kan worden gesteld met dat van de werknemer die succesvol wordt bemiddeld naar een andere werkgever. Het is onaannemelijk dat partijen bij het sociaal plan hebben bedoeld dat een werknemer in een geval als dat van [eiser] in aanmerking komt voor een ongekorte ontslagvergoeding volgens de formule van artikel 9.1.
5.6.
De kantonrechter parafraseert instemmend de noot van G.J.J. Heerma van Voss onder HR 28 juni 2002, NJ 2003, 111. De door de Hoge Raad gevolgde lijn is gelukkig. De in de literatuur wel getrokken conclusie dat een sociaal plan louter grammaticaal mocht worden geïnterpreteerd, leidde tot onnodige beperkingen. Juist bij een sociaal plan klemt dit, omdat hierin bij wijze van compromis nogal eens voor onduidelijke formuleringen wordt gekozen. In de nu geldende objectieve uitleg zijn in beginsel ook historische, systematische, teleologische en sociologische interpretaties mogelijk. Daarmee is het scala aan mogelijkheden bij interpretatie slechts in zoverre beperkt dat voorkennis van partijen uit de onderhandelingen geen rol mag spelen. Indien men op basis van de tekst van het sociaal plan de bedoeling van een bepaling kan opmaken, kan om deze bedoeling te realiseren, zelfs van de letterlijke tekst worden afgeweken.
5.7.
De slotsom is dat de kantonrechter een uitleg geeft aan het sociaal plan die erop neerkomt dat [eiser] geen recht heeft op een hogere vergoeding dan hem is betaald. De vordering is niet toewijsbaar.
5.8.
[eiser] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te worden veroordeeld.

de beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding welke aan de zijde van North tot op heden worden begroot op € 600,-- wegens salaris van de gemachtigde van North.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kool, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 augustus 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.