ECLI:NL:RBZWB:2013:10231
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Kennelijk onredelijk ontslag en gevolgencriterium in arbeidsrechtelijke geschillen
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter mr. C. Kool van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de vraag centraal of het ontslag van de eiser kennelijk onredelijk is. De eiser, werkzaam als algemeen medewerker schoonmaak bij de gedaagde, werd op 25 juni 2012 ontslagen met een opzegtermijn tot 31 augustus 2012, na toestemming van het UWV Werkbedrijf. De gedaagde, een besloten vennootschap die een camping exploiteerde, gaf aan dat de beëindiging van de arbeidsverhouding noodzakelijk was vanwege overheidsprojecten die de exploitatie van de camping onmogelijk maakten. De eiser vorderde schadevergoeding, stellende dat het ontslag kennelijk onredelijk was, onder verwijzing naar het gevolgencriterium. Dit criterium houdt in dat de gevolgen van het ontslag voor de werknemer in verhouding moeten staan tot de belangen van de werkgever bij het ontslag.
De kantonrechter oordeelde dat de omstandigheden van de eiser, zoals haar leeftijd en de economische situatie in de regio, niet voldoende bijzonder waren om het ontslag als kennelijk onredelijk te kwalificeren. De rechter benadrukte dat de werkgever zich bij het ontslag als goed werkgever moet gedragen, maar dat de gedaagde in dit geval niet tekortgeschoten was. De kantonrechter verwees naar de website hoelangwerkloos.nl om de verwachte duur van de werkloosheid van de eiser te onderbouwen, en concludeerde dat de eiser onvoldoende had aangetoond dat de gevolgen van het ontslag onredelijk waren. De vordering van de eiser werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde op nihil werden begroot.
Dit vonnis, uitgesproken op 29 mei 2013, benadrukt de noodzaak voor werknemers om bijzondere omstandigheden aan te tonen bij het stellen van een vordering op basis van kennelijk onredelijk ontslag. De rechter concludeerde dat de gedaagde niet in strijd had gehandeld met algemeen aanvaarde normen van goed werkgeverschap, en dat de vordering van de eiser om schadevergoeding niet toewijsbaar was.