ECLI:NL:RBZWB:2013:10216

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2013
Publicatiedatum
6 januari 2014
Zaaknummer
AWB 12_7459
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid bezwaar tegen systeembeschikking kinderopvangtoeslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 november 2013, betreft het een ambtshalve toets van de ontvankelijkheid van het bezwaar van eiser tegen een systeembeschikking van de Belastingdienst/Toeslagen. Het bezwaar was gericht tegen de wijziging van het voorschot kinderopvangtoeslag naar nihil, terwijl vier maanden eerder een brief was verzonden waarin eiser werd medegedeeld dat hij geen recht had op kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat deze brief een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat de systeembeschikking slechts een herhaling van dat besluit is. Hierdoor is het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser had eerder een voorschot kinderopvangtoeslag ontvangen, maar na een mededeling van de Belastingdienst/Toeslagen dat hij geen recht had op deze toeslag, heeft hij bezwaar gemaakt tegen de systeembeschikking. De rechtbank concludeert dat de systeembeschikking geen nieuw besluit is en dat het bezwaar tegen deze beschikking ten onrechte ontvankelijk is geacht door de Belastingdienst/Toeslagen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verklaart het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk.

De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst/Toeslagen het griffierecht aan eiser moet vergoeden en veroordeelt hen tot betaling van de proceskosten van eiser. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 12/7459 KINDER

uitspraak van 28 november 2013 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], te [woonplaats], eiser,

gemachtigde:[naam gemachtigde],
en

Belastingdienst/Toeslagen (kantoor Utrecht), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 6 november 2012 (bestreden besluit) van de Belastingdienst/Toeslagen inzake de herziening van het voorschot kinderopvangtoeslag over 2009.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 1 november 2013. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger].

Overwegingen

1.
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft aan eiser bij besluit van 10 december 2008 een voorschot kinderopvangtoeslag 2009 verleend van € 7.803.
Bij brief van 24 december 2010 heeft de Belastingdienst/Toeslagen eiser medegedeeld dat hij geen recht heeft op kinderopvangtoeslag 2009 en dat hij het verstrekte voorschot kinderopvangtoeslag 2009 moet terugbetalen. In de brief staat vermeld dat indien eiser het niet eens is met de beslissing, hij binnen zes weken na dagtekening bezwaar kan maken. Eiser heeft geen rechtsmiddel aangewend tegen dit besluit.
Bij beslissing van 20 april 2011 is het voorschot kinderopvangtoeslag 2009 gewijzigd naar € 0.
Eiser heeft bij brief van 25 mei 2011 hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft de Belastingdienst/Toeslagen het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat hij heeft aangetoond dat hij € 7.759,20 aan kosten voor de kinderopvang heeft gemaakt en dat hij deze kosten ook daadwerkelijk heeft betaald. Eiser heeft schenkingen ontvangen van de gastouder, de moeder van eiser, maar deze schenkingen hebben, overeenkomstig de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 19 december 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BY6772), geen invloed op het recht op kinderopvangtoeslag.
Eiser verzoekt om een vergoeding van de volledige kosten van de bezwaar- en beroepsprocedure, gelet op het feit dat de Belastingdienst/Toeslagen na de genoemde uitspraak van de Afdeling tegen beter weten in blijft doorprocederen in situaties waarin schenkingen hebben plaatsgevonden.
3.
De rechtbank ziet in de stukken aanleiding eerst ambtshalve stil te staan bij de vraag of het bezwaar van eiser ontvankelijk is. Daaraan ligt ten grondslag dat het bezwaar van eiser is gericht tegen een zogenaamde systeembeschikking van 20 april 2011, waarin het voorschot kinderopvangtoeslag is gewijzigd naar € 0,00. In de stukken bevindt zich evenwel tevens een brief van 24 december 2010, waarin eiser is medegedeeld dat hij geen recht heeft op kinderopvangtoeslag 2009 en dat hij het verstrekte voorschot kinderopvangtoeslag 2009 moet terugbetalen. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de brief van 24 december 2010 een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb en zo ja, of dit consequenties heeft voor het bezwaar dat eiser heeft gemaakt tegen de systeembeschikking van 20 april 2011.
4.
Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Artikel 7:1, van de Awb bepaalt, voor zover van belang, dat degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen bezwaar dient te maken.
Artikel 8:1, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de rechtbank.
5.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser zich op het standpunt gesteld dat de brief van 24 december 2010 een voorgenomen besluit is en dat indien bezwaar wordt gemaakt tegen een voorgenomen besluit, dit bezwaar door de Belastingdienst/Toeslagen niet in behandeling wordt genomen tot er daadwerkelijk een besluit (systeembeschikking) is genomen. De Belastingdienst/Toeslagen heeft ter zitting aangevoerd dat het inderdaad juist is dat steeds een systeembeschikking volgt, maar dat dat in dit geval niet afdoet aan het besluitkarakter van de brief van 24 december 2010. De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich gelet daarop op het standpunt gesteld dat het bezwaar tegen de systeembeschikking dan ook ten onrechte ontvankelijk is geacht.
De rechtbank constateert dat uit de brief van 24 december 2010 blijkt van rechtsgevolg, namelijk het niet hebben van een recht op kinderopvangtoeslag en het moeten terugbetalen van de voorschotten. Boven de brief van 24 december 2010 staat voorts vermeld dat het om een ‘beschikking’ gaat. In de brief is ook een rechtsmiddelenclausule opgenomen. Dat sprake zou zijn van een voorgenomen besluit, zoals eiser betoogt, blijkt niet uit de tekst van de brief of anderszins.
De rechtbank merkt de brief van 24 december 2010 dan ook aan als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
In het besluit van 24 december 2010 is reeds neergelegd dat het voorschot kinderopvangtoeslag op nihil wordt gesteld. De systeembeschikking van 20 april 2011 bevat een wijziging van het voorschot naar eveneens € 0 en is naar het oordeel van de rechtbank in zoverre dan ook slechts een herhaling van het besluit van 24 december 2010. De systeembeschikking roept derhalve geen nieuwe rechtsgevolgen in het leven en is om die reden geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
Uit artikel 8:1, van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 7:1, van de Awb, volgt dat alleen tegen besluiten bezwaar gemaakt kan worden. De vaststelling dat de beslissing van
20 april 2011 geen besluit is in de zin van de Awb brengt dus mee dat eiser niet kan worden ontvangen in zijn bezwaar gericht tegen dit besluit. Dit betekent dat de Belastingdienst/Toeslagen, bij het bestreden besluit, eiser ten onrechte in zijn bezwaar heeft ontvangen.
6.
Het beroep zal gegrond worden verklaard en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de wet. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, door het bezwaar van eiser gericht tegen de beslissing van 20 april 2011 niet-ontvankelijk te verklaren.
Dit betekent dat de rechtbank aan een inhoudelijke bespreking niet toekomt.
7.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed.
De rechtbank zal de Belastingdienst/Toeslagen veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten, die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden vastgesteld op € 944,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 472, en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • verklaart het bezwaar van eiser gericht tegen de beslissing van 20 april 2011 niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt de Belastingdienst/Toeslagen op het betaalde griffierecht van € 42,00 aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt de Belastingdienst/Toeslagen in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 944,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, voorzitter, en mrs. M. Breeman en D.H. Hamburger, leden, in aanwezigheid van mr. I.I. Meester, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 november 2013. De griffier is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.