Uitspraak
1.Het verloop van het geding
2.Het geschil
“Verzoekt Dhr. J. [eiser] gedaagde, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot:
€ 8.010,22, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en aanpassing van de storting in het tijdspaarfonds over de periode van maart 2000 tot en met januari 2012. Alsmede een bruto bedrag van € 4.904,00 productie 8 over de periode van februari 2012 tot en met 19 april 2013.
€ 750,00, of een door uw Rechtbank ik goede justitie te bepalen bedrag.
3.De beoordeling
* 8 procent vakantietoeslag:
* de geldwaarde van de 5 bovenwettelijke vakantiedagen:
* de geldwaarde van 10 roostervrije dagen:
* de geldwaarde van 3 kort verzuimdagen;
“ook bij ziekte en atv wordt toeslag doorbetaald!”Volgens [eiser] is die notitie de weergave van wat hij met [gedaagde 2] is overeengekomen. [gedaagde 2] betwist dat echter. Zij heeft navraag gedaan bij de boekhouder, die stelt dat de notitie ziet op het salaris en de arbeidsvoorwaarden die [eiser] bij zijn vorige werkgever had. Hij heeft daarvan een aantekening gemaakt om met [gedaagde 2] te bespreken wat aan [eiser] zou worden aangeboden bij indiensttreding bij [gedaagde 2]. [gedaagde 2] wijst erop dat de in de notitie vermelde bedragen ook niet overeenkomen met de salarisspecificatie van maart 2000, hetgeen bevestigt dat de notitie niet de weergave is van wat met [gedaagde 2] is afgesproken, maar ziet op de situatie van [eiser]’s vorige werkgever, aldus [gedaagde 2].
vast overeengekomen loon”en tijdens het tweede ziektejaar op 70% van het “
vast overeengekomen loon”. Onder
“vast overeengekomen loon”wordt volgens artikel 40 lid 2 CAO verstaan het “
garantieloon vermeerderd met de eventueel met de bouwplaatswerknemer overeengekomen prestatiepremie”. Lid 1 van dat artikel definieert het
“garantieloon”als het minimum functieloon volgens de CAO waarop de bouwplaatswerknemer per week of per uur recht kan doen gelden. Artikel 45 CAO bepaalt dat de werkgever bevoegd is boven het voor de werknemer geldende garantieloon een prestatiepremie toe te kennen.
€ 522,75
4.De kosten
5.De beslissing
€ 2.783,07 bruto verminderd met het feitelijk over die periode ter zake die afdracht betaalde bedrag, met dien verstande dat minimaal een bedrag van € 515,97 bruto moet worden betaald;