Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
- de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier van de hierna te noemen zaak;
- het op 20 oktober 2013 ingekomen wrakingsverzoek, met bijlagen, gericht tegen mr. J.O. Zuurmond, kantonrechter en belast met de behandeling van na te melden zaak;
- het e-mailbericht van de gemachtigde van verzoeker van 1 november 2013;
- de op 18 november 2013 ingekomen schriftelijke reactie van mr. Zuurmond, voornoemd;
- het van de gemachtigde van verzoeker op 19 november 2013 ingekomen verzoek tot wraking van de wrakingskamer;
- de faxbrief van de gemachtigde van verzoeker van 25 november 2013;
- de van de gemachtigde van [gedaagde], gedaagde in na te noemen procedure, op 26 november 2013 ingekomen schriftelijke reactie, en
- de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek gericht tegen mr. Zuurmond, voornoemd, door de wrakingskamer op 26 november 2013, waarbij zijn verschenen mr. Zuurmond en [gemachtigde 2], gemachtigde van de hiervoor genoemde gedaagde. Verzoeker, dan wel zijn gemachtigde, is, hoewel daartoe opgeroepen, niet verschenen.
2.Het verzoek tot wraking van de wrakingskamer
3.Het verzoek tot wraking van de kantonrechter
4.De feiten
5.De gronden van wraking
6.Het standpunt van de kantonrechter
het plannen van een comparitie lijkt thans niet haalbaar” aan [gemachtigde] in de brief van de griffier, die onder zijn -de kantonrechters- verantwoordelijkheid is geschreven, lijkt dan ook bij nadere beschouwing minder gelukkig. Daarin ligt echter wel besloten dat sinds begin 2013 het door bezwaren van [gemachtigde] niet mogelijk is gebleken de comparitie doorgang te laten vinden.