ECLI:NL:RBZUT:2012:BY6279

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
13 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
135102 KG RK 12-719
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechters in een civiele procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Zutphen op 13 december 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot wraking van de rechters in een civiele procedure. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaten, heeft het verzoek ingediend op basis van twee argumenten. Ten eerste stelt zij dat de rechters niet onbevooroordeeld zijn, omdat zij niet in de gelegenheid is gesteld om de zitting bij te wonen en de rechters zich zouden laten leiden door de belangen van andere partijen. Ten tweede is er bezwaar tegen het feit dat niet alle procespartijen over dezelfde stukken beschikken, waarbij verzoekster en haar ex-echtgenoot niet de beschikking hebben over alle relevante documenten, terwijl de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg dat wel hebben.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving en jurisprudentie. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoek tot wraking voor wat betreft de grond dat niet alle partijen over dezelfde stukken beschikken, omdat zij dit verzoek te laat heeft ingediend. De rechtbank heeft ook overwogen dat de beslissing van de rechters om geen uitstel te verlenen niet kan worden gekwalificeerd als een uitzonderlijke omstandigheid die een wraking rechtvaardigt. De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van het indienen van het wrakingsverzoek.

Deze uitspraak benadrukt het belang van onpartijdigheid van rechters en de noodzaak voor verzoekers om tijdig hun bezwaren kenbaar te maken. De rechtbank heeft de belangen van de kinderen in deze zaak ook zwaar laten wegen, wat een belangrijke overweging was in de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige wrakingskamer
Rekestnummer: 135102 KG RK 12-719
Beslissing van 13 december 2012 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:
[verzoekster],
wonende [adres, plaats],
verzoekster,
advocaat: mr. C.W.F. Jansen,
strekkende tot wraking van:
mr. R.A. Eskes,
mr. S. Djebali,
mr. C.E. Hemrica,
rechters in deze rechtbank,
verweerders.
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de wrakingsprocedure blijkt uit:
- het voorwaardelijke verzoekschrift tot wraking, strekkende tot wraking van de rechters in de procedure met nummer 129637-12-701, op 12 december 2012 per fax verzonden en bij de rechtbank ontvangen, voor zover niet aan het verzoek tegemoet zal worden gekomen om deze procedure verder te laten behandelen door de rechtbank in een andere samenstelling;
- de beslissing van verweerders van 11 december 2012 dat de procedure op de geplande wijze doorgang zal vinden
- de schriftelijke reactie van verweerders, zijnde de behandelend rechters in voormelde procedure, strekkende tot het afwijzen van het verzoekschrift tot wraking;
- het proces-verbaal van de behandeling van het wrakingsverzoek ter terechtzitting van
13 december 2012.
2. Het wrakingsverzoek
Verzoekster heeft samengevat twee argumenten aan haar wrakingsverzoek ten grondslag gelegd.
Ten eerste voert zij aan dat het erop lijkt dat verweerders niet onbevooroordeeld zijn in de procedure met nummer 129637 FA RK 12-701, nu verzoekster niet in de gelegenheid wordt gesteld om de zitting in deze procedure bij te wonen en verweerders zich laten leiden door belangen van andere bij de zaak betrokken partijen.
Ten tweede stelt verzoekster dat verweerders zich niet neutraal opstellen doordat niet alle procespartijen over dezelfde stukken beschikken. Zij heeft er bezwaar tegen dat de Raad voor de Kinderbescherming, Bureau Jeugdzorg en de rechtbank de beschikking hebben over alle stukken, terwijl zij (evenals haar ex-echtgenoot, - hierna te noemen de man -, zijnde de vader van de kinderen om wie het in de procedure met nummer 129637 FA RK 12-701 gaat) dat niet heeft.
3. Standpunt van verweerders
Verweerders hebben niet in het verzoek tot wraking berust. Zij hebben schriftelijk het verzoek tot wraking weersproken. Op hetgeen zij hebben aangevoerd zal hierna, indien van belang, nader worden teruggekomen.
4. Beoordeling door de rechtbank
4.1. De wrakingskamer ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verzoekster in haar verzoek tot wraking kan worden ontvangen.
4.2. Ingevolge artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient het verzoek tot wraking te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden (die aan het verzoek ten grondslag worden gelegd) aan verzoekster bekend zijn geworden.
4.3. Met betrekking tot de tweede grond die verzoekster aan haar wraking ten grondslag heeft gelegd, de omstandigheid dat niet alle procespartijen over dezelfde stukken beschikken, overweegt de wrakingskamer als volgt. Uit het wrakingsverzoek is op te maken dat verzoekster het er niet mee eens is dat aan haar een andere versie van het rapport van het Ambulatorium is overgelegd dan aan de rechtbank en de man. Gebleken is dat verweerders bij beschikking van 3 juli 2012 de verstrekking van een afschrift van het volledige rapport van het Ambulatorium aan verzoekster hebben geweigerd – waarbij overigens is bepaald dat aan haar advocaat wel het volledige rapport zal worden toegezonden. Na ontvangst van de beschikking van 3 juli 2012 was het verzoekster dan ook reeds bekend dat aan haar niet het volledige rapport zou worden verstrekt. Verzoekster heeft tegen die beslissing geen rechtsmiddel ingesteld maar pas op 12 december 2012, minder dan een dag voor de geplande zitting, haar bezwaren kenbaar gemaakt in de vorm van een wrakingsverzoek. Gelet hierop kan vastgesteld worden dat verzoekster het wrakingsverzoek op dit onderdeel niet heeft gedaan zodra de feiten of omstandigheden die aan haar verzoek ten grondslag liggen aan haar bekend zijn geworden. Het bepaalde in artikel 37, eerste lid, Rv brengt met zich dat het wrakingsverzoek voor wat betreft deze grond te laat is ingediend. Verzoekster zal op dit punt dan ook niet-ontvankelijk in haar verzoek worden verklaard. De rechtbank komt derhalve niet toe aan inhoudelijke behandeling van dit onderdeel van het wrakingsverzoek.
4.4. Beoordeeld dient voorts te worden of de beslissing van verweerders om geen verder uitstel van de behandeling te geven een grond voor wraking oplevert.
4.5. Ingevolge artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij een rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14, eerste lid, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.6. De rechtbank is van oordeel dat de beslissing van verweerders om geen verder uitstel te verlenen, niet kan worden gekwalificeerd als een dergelijke uitzondering. Daarbij is het volgende in aanmerking genomen.
4.7. Bij een beslissing op een verzoek om uitstel van een zittingsdatum dient de rechter rekening te houden met de belangen van alle betrokken partijen. In de procedure met nummer 129637-12-701 dient dan ook niet alleen rekening te worden gehouden met de belangen van verzoekster en van de man, maar in het bijzonder met die van hun kinderen.
Zoals tijdens de wrakingszitting ook door vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg naar voren is gebracht, is het voor de kinderen van groot belang dat er op korte termijn duidelijkheid komt over het verzoek tot ontheffing van moeder uit het gezag. Daar staat tegenover dat verzoekster stelt belang te hebben bij uitstel van de zitting omdat zij vanwege een afspraak met haar huisarts verhinderd is om op het geplande zittingstijdstip te verschijnen. Dat er voor verzoekster een dringende noodzaak is om juist op het tijdstip waarop de zitting is gepland haar huisarts te bezoeken, heeft zij echter niet onderbouwd. Van belang is daarbij dat een eerder – op 1 november 2012 – geplande zitting ook al om medische redenen is aangehouden nadat verzoekster daartoe op 30 oktober 2012 had verzocht, waarna direct – met inachtneming van de door verzoekster verzochte termijn van uitstel van 6 weken – een nieuwe zittingsdatum op 13 december 2012 is bepaald. Verzoekster wist al op 7 november 2012 dat de zitting op 13 december zou plaatsvinden. Nu verzoekster niet heeft onderbouwd waarom zij niet op een ander tijdstip dan op 13 december 2012 een afspraak met haar huisarts had kunnen maken en zij evenmin gebruik heeft gemaakt van de door de rechtbank geboden mogelijkheid om de zitting in plaats van om 9:30 uur om 11:00 uur te doen plaatsvinden, is aan de beslissing van verweerders om de belangen van de kinderen te laten prevaleren boven het door verzoekster gestelde belang niet de conclusie te verbinden dat zij een vooringenomenheid koesterden of dat een bij verzoekster bestaande vrees daarvoor gerechtvaardigd is.
4.8. Gelet op het voorgaande komt de wrakingskamer tot het oordeel dat er geen sprake is geweest van uitzonderlijke omstandigheden zoals onder 4.5 bedoeld. Het verzoek tot wraking van verweerders zal op dit punt dan ook worden afgewezen.
5. Beslissing
De rechtbank:
5.1. verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking van verweerders voor zover daaraan de omstandigheid dat niet alle procespartijen over dezelfde stukken beschikken ten grondslag ligt;
5.2. wijst het verzoek tot wraking van verweerders voor het overige af;
5.3. bepaalt dat de procedure, bij de rechtbank bekend onder procedure met nummer 129637-12-701, zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.M. Eijkelestam, voorzitter, N.C. van Lookeren Campagne, M.J. Vos rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Oostveen-Out, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2012.