ECLI:NL:RBZUT:2012:BY6135

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
6 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/1408 (verzoek) en 12/1409 (beroep)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwangsom voor beëindiging permanente bewoning recreatieobject in gemeente Epe

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 6 november 2012 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening en de hoofdzaak betreffende de permanente bewoning van een recreatieobject in de gemeente Epe. Eisers, die de permanente bewoning van het recreatieobject wilden voortzetten, kregen op 2 april 2012 een last onder dwangsom opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Epe. Dit besluit werd op 11 september 2012 door verweerder ongegrond verklaard, waarna eisers beroep instelden en tevens verzochten om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 30 oktober 2012, waar eisers werden bijgestaan door hun advocaat, mr. J.H. Hermsen, en verweerder werd vertegenwoordigd door J. Bovendorp en A. Oostwoud.

De voorzieningenrechter overwoog dat, indien na de behandeling ter zitting blijkt dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, hij onmiddellijk uitspraak kan doen in de hoofdzaak. Dit werd in deze zaak toegepast. De rechter concludeerde dat het geschil zich beperkte tot de vraag of de permanente bewoning door eisers onder de werking van het gebruiksovergangsrecht viel van het voorheen geldende bestemmingsplan "Schaveren" en het thans geldende bestemmingsplan "Wissel en Schaveren".

De voorzieningenrechter stelde vast dat het recreatieobject pas na de relevante peildatum van 26 september 2003 tot stand was gekomen. Dit betekende dat de permanente bewoning niet onder het gebruiksovergangsrecht viel. De rechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af, zonder termen voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. R.G.J. Welbergen en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nrs.: 12/1408 (verzoek) en 12/1409 (beroep)
Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening, tevens uitspraak in de hoofdzaak, in het geding tussen:
[eisers]
te [plaats],
verzoekers/eisers, hierna: eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Epe
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 april 2012 heeft verweerder eisers een last onder dwangsom opgelegd, die ertoe strekt dat zij de permanente bewoning van het recreatieobject aan de [adres in plaats] beëindigen en beëindigd houden.
Bij besluit van 11 september 2012 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eisers hebben daartegen beroep ingesteld bij brief van 26 september 2012 en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 30 oktober 2012, waar eisers zijn verschenen, bijgestaan door mr. J.H. Hermsen, advocaat te Apeldoorn. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Bovendorp en A. Oostwoud.
2. Overwegingen
2.1 Indien de voorzieningenrechter na de behandeling ter zitting van een verzoek om een voorlopige voorziening van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij, ingevolge artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht, onmiddellijk uitspraak doen in de bij de rechtbank aanhangige hoofdzaak. Van deze bevoegdheid wordt in dit geval gebruik gemaakt.
2.2 Gelet op het beroep en het verhandelde ter zitting is het geschil beperkt tot de vraag of de permanente bewoning door eisers van het in geding zijnde recreatieobject valt onder de werking van het gebruiksovergangsrecht van het voorheen ter plaatse geldende bestemmingsplan “Schaveren” en daarmee van het gebruiksovergangsrecht bij het thans ter plaatse geldende bestemmingsplan “Wissel en Schaveren”.
2.2.1 Ingevolge artikel 26.4 van de voorschriften, behorende bij het thans geldende bestemmingsplan “Wissel en Schaveren”, voor zover hier van belang, mag het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, worden voortgezet.
Ingevolge artikel 26.6 is het bepaalde in 26.4 niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Ingevolge artikel 18B van de voorschriften, behorende bij het voorheen geldende, op 26 september 2003 in werking getreden bestemmingsplan “Schaveren” mocht het gebruik van gronden en opstallen, strijdig met het plan op het tijdstip van het van rechtskracht worden daarvan, worden gehandhaafd.
2.2.2 De voorzieningenrechter stelt vast dat het in geding zijnde recreatieobject eerst geruime tijd na de hier van belang zijnde peildatum van 26 september 2003 (hierna: de peildatum) tot stand is gekomen.
2.2.3 Een overgangsbepaling die ziet op voortzetting van het op de peildatum bestaande en van de bestemming afwijkende gebruik van gronden en bouwwerken, verschaft in het algemeen geen aanspraak op een met de bestemming strijdig gebruik van een eerst na de peildatum tot stand gekomen bouwwerk.
2.2.4 Uit de door verweerder op 26 februari 2008 ontvangen aanvragen van eiser om bouwvergunning en sloopvergunning en het verhandelde ter zitting, moet worden afgeleid dat het ten tijde van de peildatum bestaande recreatieobject na verlening van de gevraagde bouwvergunning en sloopvergunning geheel is gesloopt en vervangen door het thans in geding zijnde recreatieobject. Uit de aanvraag om bouwvergunning is af te leiden dat het bouwplan voorziet in het geheel vernieuwen van een recreatiewoning. Als daadwerkelijke gebruik van het bouwwerk voor- en na uitvoering van de werkzaamheden is in de aanvraag vermeld: Recreatie. Voorts is in de aanvraag vermeld dat de bruto vloeroppervlakte van het bouwwerk door de bouwwerkzaamheden verandert van 45 m² in 69 m², en dat de bruto inhoud van het bouwwerk door de bouwwerkzaamheden verandert van 110 m³ in 285 m³.
Onder deze omstandigheden is er geen aanleiding voor het maken van een uitzondering op het hiervoor in rechtsoverweging 2.2.3 weergegeven uitgangspunt.
2.2.5 Uit het voorgaande volgt dat de permanente bewoning door eisers van het in geding zijnde recreatieobject niet valt onder de werking van het gebruiksovergangsrecht bij het voorheen ter plaatse geldende bestemmingsplan “Schaveren” en daarmee evenmin onder de werking van het gebruiksovergangsrecht bij het thans geldende bestemmingsplan “Wissel en Schaveren”. Aan beoordeling van wat eisers verder in dit verband naar voren hebben gebracht, komt de voorzieningenrechter daarom niet toe.
2.3 Het beroep is ongegrond. Gelet daarop zijn er voorts geen termen aanwezig voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.4 Voor een veroordeling in proceskosten bestaat evenmin aanleiding.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
ten aanzien van de hoofdzaak:
- verklaart het beroep ongegrond.
ten aanzien van het verzoek om voorlopige voorziening:
- wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.G.J. Welbergen. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 november 2012.