RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/950482-11
Uitspraak d.d. 9 november 2012
Tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [plaats op 1986],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. C.A. Boeve te Putten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 oktober 2012.
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging - ten laste gelegd dat:
1.
zij, in of omstreeks de periode van 21 januari 2010 tot en met 22 januari 2010, te Harderwijk, opzettelijk [slachtoffer] (geboren op [2009]), tot wiens onderhoud en/of verpleging en/of verzorging zij krachtens wet of overeenkomst, te weten op basis van de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst, als triage-assistent werkzaam bij de [huisartsenpost plaats] en/of [stichting huisartsenposten], verplicht was, in
hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten, immers heeft zij, verdachte,
- zich gedurende haar werkzaamheden voorgedaan als ware zij een volledig bevoegd en/of bekwaam verpleegkundige (niveau 4) en/of triage-assistent en/of dokters assistente en/of
- gehandeld in strijd met één of meer protocol(len) en/of de beroepsnorm behorend(e) bij een triage-assistent en/of doktersassistent en/of hulpverlener, te weten het volgen van de Nederlandse Huisartsen Genoodschap (NHG) telefoonwijzer en/of overige eisen die aan haar gedurende haar beroepsuitoefening gesteld konden en/of mochten worden, immers heeft zij, verdachte,
- een onjuiste inschatting gemaakt in de urgentiebepaling en/of
- geen gevolg gegeven aan de regel en/of indicatie dat bij een tweede hulpvraag (op 1 dag en/of binnen 24 uur) gericht aan de huisarts, de patient door de/een huisarts gezien en/of onderzocht moet en/of dient te worden en/of
- één of meer (belangrijke) alarmsignalen, althans één of meer door de moeder van [slachtoffer] (zijnde mevrouw [moeder slachtoffer]) tijdens een telefonisch gesprek aangegeven klachten dan wel informatie over de gezondheidstoestand van [slachtoffer] niet opgemerkt en/of (h)erkend (als alarmsignaal overeenkomstig de NHG telefoonwijzer) en/of
- niet de juiste en/of relevante en/of aanvullende vragen gesteld, althans niet de NHG telefoonwijzer en/of triage standaard en/of protocol gevolgd ten aanzien van de diagnostiek en/of indicatiestelling en/of
- één of meerdere door de moeder van [slachtoffer] aangegeven klachten dan wel informatie over de gezondheidstoestand van [slachtoffer], niet althans onvoldoende laten meewegen in de bepaling van de urgentiebepaling en/of de gezondheidstoestand van [slachtoffer] en/of
- geen samenvatting van het gesprek met de moeder van [slachtoffer] gemaakt en/of geen reflectiemoment van dit gesprek ingebouwd en/of
- geen concrete en/of adequate medische hulp en/of advie(s)(zen) verleend en/of gegeven en/of geboden aan de moeder van [slachtoffer] en/of
- het gesprek met de moeder van [slachtoffer] niet direct geregistreerd en/of vastgelegd, althans geen en/of onvoldoende tijdig rapportage opgemaakt van de hulpvraag van de moeder van [slachtoffer] en/of de gezondheidstoestand van [slachtoffer] en/of de urgentiebepaling en/of het daarop gebaseerde advies van verdachte en/of
- toen zij niet meer precies wist wat er gedurende het gesprek verteld is door de moeder van [slachtoffer], geen nader contact opgenomen met de ouder(s) van [slachtoffer] en/of
- een onjuiste en/of onvoldoende accurate en/of onvolledige rapportage opgemaakt van het gesprek met de moeder van [slachtoffer] en/of van de gezondheidstoestand van [slachtoffer], in elk geval één of meer elementen geregistreerd welke niet in het gesprek zijn benoemd en/of één of meer elementen welke wel zijn benoemd in het gesprek (aangaande de alarmsignalen
en/of het eerdere contact met de huisarts en/of andere relevante informatie) niet geregistreerd en/of
- over het gesprek met de moeder van [slachtoffer] en/of de gezondheidstoestand van [slachtoffer] geen overleg gevoerd met de (dienstdoende) huisarts en/of
- de onjuiste en/of onvoldoende accurate en/of onvolledige rapportage ter fiattering aan de (dienstdoende) huisarts voorgelegd,
waardoor de (dienstdoende) huisarts geen volledige of juiste inschatting kon maken van de gezondheistoestand van [slachtoffer] en/of geen volledige of juiste inschatting kon maken van de urgentie behorend bij de hulpvraag van de moeder van [slachtoffer] en/of het gegeven advies en/of de beoordeling door de triage-assistent, waardoor die [slachtoffer] de directe en noodzakelijke medische zorg is onthouden;
art 255 Wetboek van Strafrecht
2.
zij in of omstreeks de periode van 01 september 2009 tot en met 10 juni 2010, althans in of omstreeks de periode van 21 januari 2010 tot en met 22 januari 2010, te Harderwijk, (meermalen, althans eenmaal) terwijl zij (als verpleegkundige en/of triage assistent en/of doktersassistente) niet of niet meer ingeschreven stond in een register (overeenkomstig het bepaalde artikel 3 eerste lid van de Wet BIG), bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg, onder andere rechtstreeks betrekking hebbende op de gezondheid van [slachtoffer], wist en/of ernstig reden had om te vermoeden dat zij (buiten noodzaak) schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander zou kunnen veroorzaken, bestaande, de aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander, te weten [slachtoffer] en/of anderen, te weten (de) patienten en/of clienten van de [huisartenspost plaats] en/of [stichting huisartsenposten], uit het door verdachte
- ten opzichte van de patient(en) en/of hun wettelijk vertegenwoordiger(s) en/of de medewerkers van de [huisartenspost plaats], (in strijd met de waarheid) zich voor te doen als een volledig geschoold en/of bevoegd en/of bekwaam verpleegkundige (niveau 4) en/of
- ten opzichte van de patient(en) en/of hun wettelijk vertegenwoordiger(s) en/of de medewerkers van de [huisartenspost plaats], (in strijd met de waarheid) zich voor te doen als een volledig geschoold en/of bevoegd en/of bekwaam triage assistent en/of dokters assistente en/of
- verrichten van werkzaamheden als verpleegkundige en/of doktersassistente en/of triage assistent en/of
- behandelen van hulpvragen betrekking hebbend op minderjarigen waarvoor verdachte aangeeft onvoldoende kennis te beschikken en/of
- niet althans niet volledig volgen van de NHG Telefoonwijzer en/of triage standaard en/of protocol en/of
- niet althans niet volledig voldoen aan de beroepsnorm(en) zoals die gesteld worden aan een triage-assistent en/of een verpleegkundige en/of doktersassistente, immers heeft verdachte geen (volledige) opleiding tot verpleegkundige en/of triage assistente en/of doktersassistent afgerond en/of gehandeld in strijd met de NHG telefoonwijzer en/of triage standaard en/of één of meer protocol(len);
art 96 lid 1 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
art 96 lid 2 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
In januari 2010 heeft zich bij [huisartsenpraktijk in plaats] een calamiteit voorgedaan. Een moeder van een kindje van 7 maanden oud belde 's avonds voor advies naar de huisartsenpost. Zij heeft daar de verdachte aan de telefoon gekregen, die die avond/nacht werkzaam was als triage-assistent. In dat gesprek heeft verdachte zich niet aan het voor haar geldende protocol van de NHG gehouden. De volgende dag is het kindje overleden.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten-lastegelegde feiten en heeft daartoe ter terechtzitting de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman daartoe onder meer aangevoerd, dat het op grond van artikel 255 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar is om iemand opzettelijk in hulpeloze toestand te laten indien iemand volgens de wet of overeenkomst verplicht is iemand te onderhouden, verplegen of verzorgen. Uit de tenlastelegging en de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte überhaupt partij is bij een dergelijke behandelovereenkomst of deze Wet. Onvoldoende is gebleken dat verdachte op basis van de wet of een overeenkomst verplicht was tot het leveren van onderhoud aan of verpleging of verzorging van [slachtoffer].
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte [slachtoffer] niet in hulpeloze toestand heeft gelaten, nu [slachtoffer] nog wel hulp had, te weten van zijn ouders die bij hem aanwezig waren. Zijn ouders waren in staat om op diverse manieren hulp aan hem te bieden, los van het telefoongesprek met de huisartsenpost. Er was nog steeds hulp voor [slachtoffer], zodat hij niet door verdachte in hulpeloze toestand is gebracht of gelaten.
Tot slot heeft de raadsman met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde aangevoerd dat zij wellicht fouten heeft gemaakt, en dat zij niet adequaat heeft gehandeld, maar verdachte heeft niet opzettelijk gehandeld.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte wel degelijk in staat was om haar werkzaamheden correct te verrichten en dat heeft zij ook gedaan, met uitzondering van 20 en 21 januari 2010. Daarmee wist verdachte niet, en ook behoefde zij ernstig te vermoeden, dat zij schade aan gezondheid van patiënten van de huisartsenpost zou kunnen veroorzaken.
Beoordeling door de rechtbank
In september 2009 is verdachte in dienst getreden bij [huisartenpraktijk ], vestiging [plaats aan adres]. Bij haar sollicitatie heeft zij in haar Curriculum Vitae (CV) aangegeven, dat zij verpleegkundige niveau 4 was. Zij zou bij de huisartsenpraktijk intern worden opgeleid tot triage-assistent. Zij heeft voordat zij werd aangenomen een CV en sollicitatiebrief overgelegd. Verder heeft zij geen diploma's of certificaten overgelegd. Naderhand is komen vast te staan dat verdachte niet beschikte over de diploma's waarvan zij aanvankelijk had gezegd dat zij die wel had. Zij had met name aangegeven te beschikken over het certificaat "Verpleegkundige niveau 4", hetwelk noodzakelijk is voor het werk als triage-assistent.
De gebeurtenissen op 21 januari 2010.
Op 21 januari 2010 heeft er een calamiteit plaatsgevonden. Mevrouw [moeder slachtoffer], moeder van een kindje van 7 maanden oud belde 's avonds voor advies naar de huisartsenpost. Verdachte had op dat moment dienst en deed de triage. Het kindje had diarree, moest overgeven en maakte een erg zieke indruk. Moeder had eerder die dag al contact gehad met haar eigen huisarts. Bij een 2e hulpvraag op één dag, moeten medewerkers extra voorzichtig zijn dan wel moet het ertoe leiden dat tot een fysieke beoordeling van de patiënt wordt overgegaan.2 In dat gesprek heeft verdachte zich niet aan het protocol gehouden. Tijdens een telefoongesprek dient een doktersassistente de telefoonwijzer van het Nederlands Huisartsen Genootschap (hierna: NHG) te gebruiken. Tijdens het telefoongesprek heeft verdachte niet goed naar de door de moeder beschreven klachten geluisterd en heeft verdachte een aantal alarmsignalen gemist. Daarnaast is voorgeschreven in het NHG-protocol dat, gelijktijdig met het gesprek, de klachten en relevante zaken worden gerapporteerd en geregistreerd, zodat een dienstdoende huisarts binnen het uur een goede beoordeling kan maken over het telefoongesprek, het advies en de urgentie. De door verdachte -niet tijdens het gesprek maar geruime tijd later- opgestelde rapportage kwam niet overeen met het telefoongesprek wat zij die avond heeft gevoerd.3 Zij heeft daar zelf als reden voor aangevoerd dat zij zich op het moment van registratie niet meer kon herinneren wat zij met mevrouw [moeder slachtoffer] had besproken. Zij heeft overwogen mevrouw [moeder slachtoffer] in de nacht daarover terug te bellen maar daar heeft zij van af gezien.4 Zij heeft toen zo goed en zo kwaad als zij kon geprobeerd het gesprek te recapituleren. Nadat verdachte (geruime tijd later) het telefoongesprek had uitgeluisterd kon zij niet anders dan ook zelf tot de conclusie komen dat hetgeen zij in de computer had geregistreerd in ernstige mate afweek van het door haar met mevrouw [moeder slachtoffer] gevoerde gesprek.
Een triagegesprek begint met een intake die dient te starten met een korte inventarisatie van de klacht, gericht op het bepalen van de ABC-problematiek (problemen met ademhaling, bewustzijn of circulatie).Daarna volgt een verdere medisch inhoudelijke intake aan de hand van de NHG-triagewijzer.5
De triagewijzer geeft handvatten voor bepaling van de urgentie aan de hand van de probleemstelling en een aantal vragen die gesteld wordt om de urgentie verder in te schatten. Uiteindelijk is het vervolg dat er een zelfzorgadvies gegeven wordt voor de patiënten die niet urgent genoeg zijn om naar de huisartsenpost te hoeven komen, bij meer urgentie worden mensen uitgenodigd voor een consult op de post, dan wel wordt besloten tot een visite. Hierbij is doorgaans nog overleg mogelijk tussen de triage-assistent en de arts. Aan het eind van dit proces dienen alle telefonische handelingen geautoriseerd te worden door de dienstdoende huisarts, die dit doorgaans binnen een uur uitvoert en aan de hand van de notities van de triagiste beoordeelt of het gegeven advies nog dient te worden aangepast.6
Conclusie van deskundige Everse met betrekking tot het triagegesprek tussen verdachte en de moeder van [slachtoffer] is, dat er enkele essentiële punten cruciaal zijn voor de uitkomst van het gesprek. Opvallend is dat door de moeder meerdere alarmsymptomen zijn aangegeven, welke zeker tot consultatie van de dienstdoende arts hadden moeten leiden. Met de NHG-triagewijzer als ruggensteun zou verdachte een ander beleid hebben moeten voeren. De meeste huisartsenposten hanteren het principe dat men bij een tweede consultatie voor hetzelfde probleem extra voorzichtig dient te zijn, dan wel tot een fysieke beoordeling van de patiënt dient over te gaan. Dat is hier niet gebeurd. Enkele belangrijke aanvullende vragen, waaronder vragen naar de lichaamstemperatuur van het kind en het ontlastingpatroon, zijn niet aan de orde gesteld. Gezien de reeds beschikbare informatie van moeder is dat essentieel, maar het duidt op gebrek aan kennis of het niet gebruiken van de NHG-triagewijzer. De triagiste schakelt direct over op een adviesgesprek gericht op geruststelling en afwachten van het effect van het overdag ingezette beleid. De "jamaars" van de moeder worden genegeerd. Uiteindelijk kan de moeder niet anders dan akkoord gaan met het voorgestelde beleid. Dat is de uitkomst van een triagegesprek waarin de aan het begin gemelde alarmsymptomen genegeerd zijn.7 Aan de hand van de NHG-triagewijzer had de triagiste op basis van de informatie van de moeder kunnen bepalen dat er sprake was van een U2 (spoed) of U3 (dringend) urgentie, waarbij het kind tenminste binnen enkele uren beoordeeld had moeten worden door een arts. Zij had deze casus ook direct moeten voorleggen aan de arts ter overleg voor verder beleid.8
Door Primair huisartsenposten is intern onderzoek verricht, waaruit is gebleken dat de verslaglegging van de triageassistent technisch gesproken niet goed was. Bij een nauwkeurige verslaglegging was het kind door een arts gezien. .9
Verdachte heeft verklaard dat zij tijdens haar opleiding heeft gehoord over de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG). Zij stond in dat register niet ingeschreven. Op vrijdag 22 januari 2010 had verdachte tijdens haar nachtdienst bij de [huisartsenpost te plaats] contact gehad met mevrouw [moeder slachtoffer].10 Verdachte heeft de registratie van dat gesprek later vastgelegd. Zij heeft de gegevens van de baby vastgelegd, maar niet direct het gespreksverslag geregistreerd. Toen zij het later wilde vastleggen, wist zij niet meer wat er precies aan de hand was. Zij wilde de ouders ook niet meer 's nachts storen en terugbellen.
De rechtbank overweegt als volgt.
De raadsman heeft aangevoerd dat onvoldoende is gebleken dat verdachte op basis van de wet of een overeenkomst verplicht was tot het leveren van onderhoud, verpleging of verzorging van [slachtoffer], nu uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte überhaupt partij is bij een dergelijke behandelovereenkomst of deze Wet. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman. Blijkens het eerste lid van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek is de overeenkomst inzake geneeskundige behandeling een overeenkomst waarbij een natuurlijke persoon, de hulpverlener, zich in de uitoefening van een geneeskundig beroep tegenover een ander, de opdrachtgever, verbindt tot het verrichten van handelingen op het gebied van de geneeskunst, rechtreeks betrekking hebbende op de persoon van de opdrachtgever of van een bepaalde derde. Uit het tweede lid van dat artikel volgt dat onder handelingen op het gebied van de geneeskunst onder andere dienen te worden verstaan alle verrichtingen - het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen - rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en er (onder andere) toe strekkende het beoordelen van de gezondheidstoestand. De rechtbank is van oordeel dat indien een natuurlijk persoon, zoals de moeder van [slachtoffer], zich rechtstreeks wendt tot de triagiste van de huisartsenpost met een medische hulpvraag omtrent de gezondheidstoestand van haar zoontje [slachtoffer], zoals de moeder van [slachtoffer] op 21 januari 2010 met betrekking tot de gezondheidstoestand van [slachtoffer] telefonisch heeft gedaan, er een behandelingsovereenkomst is ontstaan op grond van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Immers, de triagiste van de huisartsenpost, verdachte, handelt tijdens het telefoongesprek met de moeder van [slachtoffer] in de uitoefening van haar geneeskundig beroep te weten verpleegkundige niveau 4. Zij beoordeelt op basis van de door de moeder van [slachtoffer] verschafte informatie de medische toestand van [slachtoffer] en geeft de moeder medisch advies hoe te handelen.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte, [slachtoffer] niet in hulpeloze toestand heeft gelaten, nu hij nog wel hulp had, te weten van zijn ouders die aanwezig waren. Er was nog steeds hulp voor [slachtoffer], zodat hij niet door verdachte in hulpeloze toestand is gebracht of gelaten. De raadsman heeft eveneens aangevoerd dat verdachte niet opzettelijk heeft gehandeld. Ook deze verweren van de raadsman worden verworpen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte [slachtoffer] in hulpeloze toestand heeft gebracht en gelaten, in aanmerking genomen dat zij de wetenschap had dat zij zonder diploma's en beschikkende over onvoldoende medische kennis, werkzaam was bij de huisartsenpost. Zij heeft de door de moeder van [slachtoffer] aangevoerde alarmsymptomen onvoldoende aangegrepen om een correct en adequaat medisch advies aan de moeder van [slachtoffer] te geven omtrent [slachtoffer]s gezondheidssituatie. Tevens heeft verdachte nagelaten om aanvullende vragen te stellen om meer inzicht te krijgen in de gezondheidstoestand van [slachtoffer]. Doordat zij - tijdens en na afloop van het telefoongesprek het gespreksverslag niet juist heeft geregistreerd omdat zij niet meer wist wat zij met de moeder van [slachtoffer] had besproken - en heeft nagelaten de moeder van [slachtoffer] terug te bellen over de inhoud van het telefoongesprek - heeft de dienstdoende arts het (achteraf) feitelijk onjuist weergegeven gesprek gefiatteerd. Het vangnet van het fiatteren heeft door toedoen van verdachte niet gewerkt en daardoor heeft [slachtoffer] niet alsnog de mogelijkheid gekregen om door een arts te worden gezien. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte tenminste voorwaardelijk opzet heeft gehad op het in hulpeloze toestand brengen van [slachtoffer] en het laten voortduren van de hulpeloze toestand waarin [slachtoffer] zich bevond. Dat de ouders van [slachtoffer] bij hem aanwezig waren, doet aan het oordeel van de rechtbank niet af. Die ouders waren nu juist door haar onjuiste adviezen in een verkeerde veronderstelling gebracht. De ouders hebben bovendien verdachte als triagiste van de huisartsenpost nu juist gevraagd om medisch advies.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde is de rechtbank van oordeel dat verdachte, terwijl zij niet ingeschreven stond in het BIG-register bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg buiten noodzaak wist dat zij schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander veroorzaakt. Artikel 96 van de Wet BIG beoogt een bescherming te bieden aan het vertrouwen dat patiënten mogen stellen in behandelaars die handelingen verrichten op het gebied van de individuele gezondheidszorg. Verdachte heeft weliswaar drie jaar lang een opleiding tot verpleegkundige gevolgd, maar deze opleiding niet afgerond. Ook heeft zij slechts drie van de vijf onderdelen van de triageopleiding afgerond. Verdachte heeft ter terechtzitting bovendien verklaard, dat zij niet in het BIG-register stond ingeschreven omdat zij niet gediplomeerd was. Op grond van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat zij (buiten noodzaak) een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander, te weten [slachtoffer] zou kunnen veroorzaken. Verdachte heeft de bedoeling gehad om patiënten van advies te dienen. Zij wist echter dat zij daartoe onbevoegd was, nu zij niet was gediplomeerd als verpleegkundige niveau 4 en niet in het BIG-register stond ingeschreven.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
zij, in de periode van 21 januari 2010 tot en met 22 januari 2010, te Harderwijk, opzettelijk [slachtoffer] (geboren op [2009]), tot wiens verpleging zij krachtens wet of overeenkomst, te weten op basis van de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst, als triage-assistent werkzaam bij de [huisartsenpost plaats] en/of [stichting huisartsenposten], verplicht was, in
hulpeloze toestand heeft gebracht en gelaten, immers heeft zij, verdachte,
- zich gedurende haar werkzaamheden voorgedaan als ware zij een volledig bevoegd en bekwaam verpleegkundige (niveau 4) en/of triage-assistent en/of dokters assistente en
- gehandeld in strijd met één protocol en/of de beroepsnorm behorende bij een triage-assistent en/of doktersassistent en/of hulpverlener, te weten het volgen van de Nederlandse Huisartsen Genoodschap (NHG) telefoonwijzer en overige eisen die aan haar gedurende haar beroepsuitoefening gesteld konden en/of mochten worden, immers heeft zij, verdachte,
- een onjuiste inschatting gemaakt in de urgentiebepaling en
- geen gevolg gegeven aan de regel en/of indicatie dat bij een tweede hulpvraag (op 1 dag en/of binnen 24 uur) gericht aan de huisarts, de patiënt door de/een huisarts gezien en/of onderzocht moet en/of dient te worden en
- (belangrijke) alarmsignalen, althans door de moeder van [slachtoffer] (zijnde mevrouw [moeder slachtoffer]) tijdens een telefonisch gesprek aangegeven klachten dan wel informatie over de gezondheidstoestand van [slachtoffer] niet opgemerkt en/of (h)erkend (als alarmsignaal overeenkomstig de NHG telefoonwijzer) en
- niet de juiste en/of relevante en/of aanvullende vragen gesteld, althans niet de NHG telefoonwijzer en/of triage standaard en/of protocol gevolgd ten aanzien van de diagnostiek en/of indicatiestelling en
- één of meerdere door de moeder van [slachtoffer] aangegeven klachten dan wel informatie over de gezondheidstoestand van [slachtoffer], niet althans onvoldoende laten meewegen in de bepaling van de urgentiebepaling en/of de gezondheidstoestand van [slachtoffer] en
- geen samenvatting van het gesprek met de moeder van [slachtoffer] gemaakt en geen reflectiemoment van dit gesprek ingebouwd en
- geen concrete en/of adequate medische hulp en/of advie(s)(zen) verleend en/of gegeven en/of geboden aan de moeder van [slachtoffer] en
- het gesprek met de moeder van [slachtoffer] niet direct geregistreerd en/of vastgelegd, althans geen en/of onvoldoende tijdig rapportage opgemaakt van de hulpvraag van de moeder van [slachtoffer] en/of de gezondheidstoestand van [slachtoffer] en/of de urgentiebepaling en/of het daarop gebaseerde advies van verdachte en
- toen zij niet meer precies wist wat er gedurende het gesprek verteld is door de moeder van [slachtoffer], geen nader contact opgenomen met de ouder(s) van [slachtoffer] en
- een onjuiste en/of onvoldoende accurate en/of onvolledige rapportage opgemaakt van het gesprek met de moeder van [slachtoffer] en/of van de gezondheidstoestand van [slachtoffer], in elk geval één of meer elementen geregistreerd welke niet in het gesprek zijn benoemd en/of één of meer elementen welke wel zijn benoemd in het gesprek (aangaande de alarmsignalen
en/of het eerdere contact met de huisarts en/of andere relevante informatie) niet geregistreerd en
- over het gesprek met de moeder van [slachtoffer] en/of de gezondheidstoestand van [slachtoffer] geen overleg gevoerd met de (dienstdoende) huisarts en
- de onjuiste en/of onvoldoende accurate en/of onvolledige rapportage ter fiattering aan de (dienstdoende) huisarts voorgelegd,
waardoor de (dienstdoende) huisarts geen volledige of juiste inschatting kon maken van de gezondheidstoestand van [slachtoffer] en geen volledige of juiste inschatting kon maken van de urgentie behorend bij de hulpvraag van de moeder van [slachtoffer] en/of het gegeven advies en/of de beoordeling door de triage-assistent, waardoor die [slachtoffer] de directe en noodzakelijke medische zorg is onthouden;
2.
zij in de periode van 01 september 2009 tot en met 10 juni 2010, althans in de periode van 21 januari 2010 tot en met 22 januari 2010, te Harderwijk, (meermalen, althans eenmaal) terwijl zij (als verpleegkundige en/of triage assistent en/of doktersassistente) niet ingeschreven stond in een register (overeenkomstig het bepaalde artikel 3 eerste lid van de Wet BIG), bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg, onder andere rechtstreeks betrekking hebbende op de gezondheid van [slachtoffer], wist dat zij (buiten noodzaak) schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander zou kunnen veroorzaken, bestaande, de aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander, te weten [slachtoffer] of anderen, te weten de patiënten of cliënten van de [huisartenspost plaats] en/of [stichting huisartsenposten], uit het door verdachte
- ten opzichte van de patiënten en/of hun wettelijk vertegenwoordigers en de medewerkers van de [huisartenspost plaats], (in strijd met de waarheid) zich voor te doen als een volledig geschoold en bevoegd en bekwaam verpleegkundige (niveau 4) en
- ten opzichte van de patiënten en hun wettelijk vertegenwoordigers en de medewerkers van de [huisartenspost plaats], (in strijd met de waarheid) zich voor te doen als een volledig geschoold en/of bevoegd en/of bekwaam triage assistent en/of dokters assistente en
- verrichten van werkzaamheden als verpleegkundige en/of doktersassistente en/of triage assistent en
- behandelen van hulpvragen betrekking hebbend op minderjarigen waarvoor verdachte aangeeft onvoldoende kennis te beschikken en
- niet althans niet volledig volgen van de NHG Telefoonwijzer en/of triage standaard en/of protocol en
- niet althans niet volledig voldoen aan de beroepsnorm(en) zoals die gesteld worden aan een triage-assistent en/of een verpleegkundige en/of doktersassistente, immers heeft verdachte geen (volledige) opleiding tot verpleegkundige en/of triage assistente en/of doktersassistent afgerond en gehandeld in strijd met de NHG telefoonwijzer en/of triage standaard en/of één of meer protocol(len).
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1: opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand brengen en laten;
Feit 2: handelen in strijd met een in artikel 96, tweede lid, van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met een proeftijd van 5 jaar en de bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een behandelverplichting bij psychologenpraktijk Putten of een nader te bepalen ambulante forensische zorg, meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek door een nader te bepalen forensische polikliniek en een verbod om gedurende de proeftijd in de gezondheidszorg te werken, welk verbod ook opleiding en stage op dat vlak inhoudt. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd een werkstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis op te leggen.
De raadsman heeft gewezen op het feit dat verdachte zich kan vinden in het strafadvies van de reclassering, met uitzondering van het storten van een geldbedrag in een schadefonds, gelet op de schulden die verdachte heeft. Voorts heeft de raadsman bepleit dat een proeftijd van vijf jaar te lang is en een proeftijd van twee jaar kan volstaan.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Reclassering Nederland uitgebrachte rapport van 18 oktober 2012 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Hoewel verdachte wist dat zij niet in het BIG-register stond ingeschreven en niet was gediplomeerd als verpleegkundige niveau 4, heeft zij zich voorgedaan als voldoende opgeleid verpleegkundige niveau 4 van de huisartsenpost. Patiënten die verdachte om hulp hebben gevraagd, hebben geen juiste voorstelling van zaken gekregen en als gevolg daarvan hebben zij adviezen opgevolgd van een onbevoegde en - ook naar haar eigen zeggen - onbekwame verpleegkundige niveau 4. Verdachte heeft geen rekening gehouden met de belangen van deze patiënten en evenmin met de eventuele gevolgen die zouden kunnen intreden. Verdachte heeft immers niet alleen het vertrouwen van de ouders van [slachtoffer] beschaamd, zij heeft evenzeer de lichamelijke integriteit van het menselijk lichaam van [slachtoffer] ernstig miskend. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Voor de ouders van [slachtoffer], moeten deze gebeurtenissen, nu zij achteraf zijn geconfronteerd met de wetenschap dat zij te woord zijn gestaan door en advies hebben gekregen van een onbevoegde verpleegkundige niveau 4, mogelijk traumatisch, althans op zijn minst zeer schokkend, zijn geweest. Het ligt voor de hand dat de slachtoffers hiervan mogelijk nog lange tijd psychisch nadeel ondervinden, terwijl ook in het algemeen het handelen als verpleegkundige niveau 4 door een onbevoegde in de maatschappij tot gevoelens van onrust en gebrek aan vertrouwen in het beroep van doktersassistente leidt. Verdachte heeft derhalve de reputatie die verpleegkundigen niveau 4 genieten in het maatschappelijk verkeer eveneens schade aangedaan.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Het is van belang dat verdachte niet opnieuw in de fout gaat. Het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf werkt daarbij als stok achter de deur. Daarbij biedt een voorwaardelijk strafdeel de mogelijkheid hieraan bijzondere voorwaarden te verbinden. In dit geval kiest de rechtbank ervoor om verplicht reclasseringscontact op te leggen, met de bijbehorende voorwaarden zoals in het rapport van 18 oktober 2012 genoemd, met uitzondering van het storten van een geldbedrag in het waarborgfonds. Ook zal de rechtbank - zoals door de officier van justitie geëist - als bijzondere voorwaarde een verbod opleggen om gedurende de proeftijd in de gezondheidszorg te werken, welk verbod ook opleiding en stage op dat vlak inhoudt.
De proeftijd zal - zoals door de officier van justitie gevorderd - worden gesteld op vijf jaar, dit om te voorkomen dat verdachte wederom in de medische sector gaat werken. Verdachte is immers nadat zij tengevolge van de ingrijpende gebeurtenissen van 21/22 januari 2010 door de huisartsenpost op non-actief is gesteld, wederom - onbevoegd en ondeskundig - in de medische sector werkzaam geweest.
De rechtbank zal aan verdachte eveneens een werkstraf opleggen. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van de maximale werkstraf in het onderhavige geval op zijn plaats is. Hierbij zal de rechtbank rekening houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Op 30 september 2011 is verdachte door de rechtbank Zutphen onder andere veroordeeld tot het uitvoeren van een werkstraf voor de duur van 80 uren. Nu de rechtbank aan artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht gebonden is en verdachte van het wettelijke maximale op te leggen werkstraf reeds 80 uren opgelegd heeft gekregen, zal de rechtbank aan verdachte een werkstraf voor de duur van 160 uren opleggen.
In beslag genomen voorwerpen
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan de rechthebbenden:
- USB-stick met gevorderde telefoongesprekken;
- Document: medisch dossier;
- Document: rapportage intake, telefoongesprekken;
- Document: brief van de inspectiezorg.
Vordering van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 8.998,75 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente, tot een bedrag van € 1.849,11, te weten de kosten van psychische hulp ad € 849,11 en de immateriële schade ad € 1.000,-, toewijsbaar zijn, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard moet worden.
De raadsman van verdachte heeft zich - met de officier van justitie - op het standpunt gesteld dat de kosten voor psychische hulp en de immateriële schade toegewezen kunnen worden en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen schade heeft geleden. Verdachte is daarvoor naar burgerlijk recht aansprakelijk. Nu ten aanzien van de kosten van psychische hulp en de immateriële schade niet is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het bewezenverklaarde handelen schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.849,11 en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte is voor de schade - naar burgerlijk recht - aansprakelijk.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering nu de overige posten niet als een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte kunnen worden aangemerkt. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering voor wat betreft het deel dat niet-ontvankelijk is verklaard slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van [moeder slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57, 63, 91 en 255 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 96 en 102 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, zoals deze golden ten tijde van de bewezenverklaarde feiten.
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of ander is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1: opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand brengen en laten;
Feit 2: handelen in strijd met een in artikel 96, tweede lid, van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg gegeven verbod.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden en bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 5 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende algemene dan wel bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* legt als algemene voorwaarden op dat veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* legt als bijzondere voorwaarden op dat veroordeelde:
- zich binnen één werkdag na de rechterlijke uitspraak (telefonisch) melden bij mevrouw Wichers, dan wel een reclasseringswerker die is behept met bureaudienst, bij Reclassering Nederland te Zutphen. Hierna moet zij zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dat nodig acht;
- zich laat behandelen voor onverwerkte ouder-kindproblematiek en levensfaseproblematiek, dan wel nader te specificeren psychische of gedragsproblemen bij Psychologiepraktijk Putten of nader te bepalen ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- mee zal werken aan een persoonlijkheidsonderzoek door een nader te bepalen forensische polikliniek;
- een verbod krijgt om gedurende de proeftijd in de gezondheidszorg te werken, welk verbod ook opleiding en stage op dat vlak inhoudt;
* geeft de reclassering opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 160 (honderd en zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 80 (tachtig) dagen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die werkstraf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
* gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan de rechthebbenden, te weten:
- USB-stick met gevorderde telefoongesprekken;
- Document: medisch dossier;
- Document: rapportage intake, telefoongesprekken;
- Document: brief van de inspectiezorg.
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van een bedrag van € 1.849,11, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] voornoemd, een bedrag te betalen van € 1.849,11, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 28 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. C. Kleinrensink, voorzitter, S. Kropman en O. de Jong, in tegenwoordigheid van mr. P. Hoesstee, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 november 2012.
Mr. O. de Jong is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nr. PL0610 2011088166, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, District Noordwest Veluwe, Team recherche Noordwest Veluwe, gesloten en getekend door [naam 1], hoofdagent, op 3 juli 2012.
2 Deskundigenoordeel triagegesprek, p. 112.
3 Proces-verbaal van aangifte van [naam 2], p. 29.
4 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 254 en verklaring van verdachte ter terechtzitting.
5 Deskundigenoordeel triagegesprek, p. 108.
6 Deskundigenoordeel triagegesprek, p. 109.
7 Deskundigenoordeel triagegesprek, p. 112.
8 Deskundigenoordeel triagegesprek, p. 127.
9 Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 3], p. 238.
10 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 249.