RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen:
[eiser]
te [plaats],
eiser,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland
verweerder.
Bij besluit van 20 oktober 2011 heeft verweerder eiser medegedeeld dat zijn aanvraag voor een standplaatsvergunning aan het Molenbos te Ruurlo buiten behandeling is gesteld.
Bij besluit van 13 januari 2012 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 11 juli 2012, waar eiser is verschenen, bijgestaan door mr. R.H. van Dijke, advocaat. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M.A. Wildenbeest en G.W. Navis-Vering.
2.1. Eiser heeft bij brief van 3 augustus 2011 een aanvraag ingediend voor een standplaatsvergunning aan het Molenbos te Ruurlo.
Bij brief van 14 september 2011 heeft verweerder eiser medegedeeld dat hij te weinig gegevens heeft overgelegd om zijn aanvraag te kunnen beoordelen. Eiser is verzocht nader over te leggen: een tekening waarop de exacte locatie staat aangegeven, een tekening van de te plaatsen verkoopwagen of kraam, een overzicht van het assortiment, een overzicht van de tijden waarop eiser de standplaats wil innemen, een kopie van zijn identiteitsbewijs, alsmede (onder het kopje “Standplaats Julianaplein”) een bewijs van inschrijving bij de Vereniging voor Ambulante Handel.
Voorts is eiser nadrukkelijk gewezen op het feit dat de aanvraag buiten behandeling kan worden gesteld indien de verzochte gegevens niet voor 1 oktober 2011 worden overgelegd.
Bij brief van 26 september 2011 heeft eiser een kopie van zijn paspoort overgelegd.
Bij besluit van 20 oktober 2011 heeft verweerder eisers aanvraag op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) buiten behandeling gesteld, op de grond dat eiser niet de gevraagde, voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijke stukken heeft aangeleverd. Bij het bestreden besluit heeft verweerder deze beslissing gehandhaafd.
2.2. Gelet op de ter zitting gegeven toelichting op het beroep stelt de rechtbank vast dat verweerder de brief van 3 augustus 2011 terecht heeft opgevat als een nieuwe aanvraag.
2.3. Voorts is ter zitting bevestigd dat verweerder de in bezwaar nader overgelegde gegevens bij de heroverweging in aanmerking heeft genomen. Blijkens het bestreden besluit is de beslissing tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag gehandhaafd omdat eiser de verzochte tekening van de verkoopwagen, alsmede het verzochte bewijs van inschrijving van de Vereniging voor Ambulante Handel niet (alsnog) heeft overgelegd.
2.4. Op grond van artikel 4:2, tweede lid, van de Awb is degene die aan aanvraag indient gehouden de gegevens en bescheiden te verschaffen die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb kan een bestuursorgaan besluiten een aanvraag niet in behandeling te nemen indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een gestelde termijn aan te vullen.
Op grond van artikel 5:18, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening 2010-1 van de gemeente Berkelland (hierna: de Apv) is het verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben. Op grond van het derde lid kan de vergunning onder meer worden geweigerd als de standplaats zelf of in verband met de omgeving niet voldoet aan de eisen van redelijke welstand.
2.5. Eiser heeft het door verweerder vragen van een bewijs van inschrijving bij de Vereniging voor Ambulante Handel ter discussie gesteld. De rechtbank is met betrekking tot dit stuk van oordeel dat verweerder in de brief van 14 september 2011 onvoldoende kenbaar heeft gemaakt dat hij dit stuk (ook) van eiser wenste te ontvangen in geval hij bleef bij zijn wens van een standplaats aan het Molenbos. Anders dan bijvoorbeeld de verzochte kopie van het identiteitsbewijs staat dit stuk immers uitsluitend opgenomen onder het kopje “Julianaplein” – waarvan verweerder in de brief aangeeft dat er op die locatie nog mogelijkheden bestaan voor een standplaats – en niet onder het kopje “Molenbos”. Dit betekent dat niet gezegd kan worden dat eiser gelegenheid heeft gehad om de aanvraag op dit punt aan te vullen, zoals artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb vereist. Het niet overleggen van het bewijs van inschrijving kan derhalve het buiten behandeling stellen van de aanvraag niet dragen.
2.6. Met betrekking tot de gevraagde tekening van de te plaatsen verkoopwagen overweegt de rechtbank het volgende. Eiser heeft een vergunning aangevraagd voor een standplaats aan het Molenbos te Ruurlo, in de directe nabijheid van Kasteel Huize Ruurlo. Vast staat dat Kasteel Huize Ruurlo en het omliggende gebied door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bij besluit van 17 juli 2008 zijn aangewezen als historische buitenplaats. Gelet daarop en in aanmerking genomen dat een vergunning op grond van artikel 5:18, derde lid, van de Apv kan worden geweigerd als de standplaats zelf of in verband met de omgeving niet voldoet aan de eisen van redelijke welstand, heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een tekening van de te plaatsen verkoopwagen noodzakelijk is om de aanvraag te kunnen beoordelen. Eisers stelling dat hij “uiteraard” een moderne verkoopwagen wil aanschaffen, dat hij heeft aangegeven dat hij voor wat betreft de situering van zijn verkoopwagen aan wil sluiten bij de openbare weg en dat een asfaltweg evenmin past bij het historisch uiterlijk van Huize Ruurlo, maakt dat niet anders. Dat eiser bij de aanvraag een moderne verkoopwagen op het oog had, blijkt niet uit de aanvraag, niet uit de brief die eiser heeft geschreven in reactie op het verzoek om nadere stukken en evenmin uit wat in bezwaar naar voren is gebracht. Het gestelde laat voorts onverlet dat verweerder concrete gegevens in de vorm van een tekening mocht vragen om vorenbedoelde beoordeling te kunnen maken.
2.7. Eiser kan niet worden gevolgd in het standpunt dat het op de weg van verweerder lag aan te geven aan welke eisen de verkoopwagen diende te voldoen. Gelet op het bepaalde in 4:2, tweede lid, van de Awb lag het op de weg van eiser de voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijke gegevens, zoals de gevraagde tekening, te verstrekken. Anders dan eiser heeft aangevoerd, ligt in het standpunt van verweerder niet besloten de verplichting om op voorhand een verkoopwagen aan te schaffen. Eiser had kunnen volstaan met het overleggen van een tekening of een brochure van een nog aan te schaffen verkoopwagen. Niet aannemelijk is dat eiser daar niet redelijkerwijs de beschikking over kon krijgen.
2.8. Voor zover nog is gesteld dat verweerder ten onrechte een brief van eiser van
4 januari 2012 niet heeft meegenomen in de heroverweging in bezwaar, overweegt de rechtbank dat die brief geen voor de beoordeling relevante feiten en omstandigheden bevat, zodat deze stelling, daargelaten de juistheid ervan, niet kan leiden tot het beoogde resultaat.
2.9. De conclusie is dat de beslissing van verweerder om de aanvraag van eiser buiten behandeling te stellen toetsing in rechte kan doorstaan. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.J.P. Lambooij. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 september 2012.