5.9. Over een aantal door Centraal Beheer Achmea gestelde omstandigheden hebben partijen gedebatteerd. De rechtbank zal hierna voor elk van die omstandigheden het debat en haar overwegingen met betrekking tot het al dan niet vaststaan weergeven.
d. [eiser] is er onduidelijk over op welk terras hij zat toen zijn tas gestolen werd. Bij de politie heeft hij verklaard dat hij bij [eetcafé B] zat, tegen [naam 1] dat hij bij [eetcafé A] zat en ter zitting dat er sprake is van een onduidelijke situatie op het terras. Daarbij heeft hij een betaalbewijs overgelegd van betaling bij [eetcafé B]. Derhalve staat vast dat Centraal Beheer Achmea op 12 september 2012 bij [eetcafé B] zat, maar ook dat [eiser] daarover onduidelijk heeft verklaard.
e. er is gerommeld met de kilometerstand van de auto. Dit staat tussen partijen vast. Relevant is of [eiser] er van wist. Anders dan bij de vraag of [eiser] onwaar verklaard heeft over de kilometerstand is voor de betwisting van de diefstal op dit punt niet nodig dat komt vast te staan dat [eiser] daarvan wist. De mogelijkheid dat hij daarvan wist, is voldoende en die mogelijkheid volgt uit de verklaring van [naam 3] dat hij denkt dat [naam 2] het aan [eiser] heeft verteld.
f. de auto was oorspronkelijk van [naam 3] maar [eiser] kocht de auto van [naam 2] en wist niet dat die van [naam 3] was, terwijl [naam 3] een vriend, compagnon en huisgenoot was. Hoewel het op de weg [eiser] had gelegen om nader toe te lichten hoe het kan dat hij hiervan niets heeft gemerkt, laat de rechtbank deze omstandigheid toch buiten beschouwing nu niet uitgesloten kan worden dat [eiser] daadwerkelijk niet heeft geweten dat de auto van [naam 3] was. Hierbij speelt voor de rechtbank een belangrijke rol dat de auto slechts een week in het bezit van [naam 3] is geweest, in welke week er bovendien sprake was van uitvoering van een reparatie.
g. het is niet geloofwaardig dat [eiser] € 26.450,00 heeft betaald voor de auto, zelfs als de door [eiser] opgegeven kilometerstand zou kloppen. Centraal Beheer Achmea onderbouwt dit met de verklaring van [naam 3] dat hij de onderhavige auto, die gebouwd is in 2004, gekocht heeft voor € 14.000,00 met een kilometerstand van ongeveer 185.000 km en de verklaring van Van Deursen, die deels wordt ondersteund door de kopie van een koopcontract, dat hij [naam 3] de auto verkocht heeft met een tellerstand van ongeveer 230.000 voor € 13.000,00. Volgens het koopcontract [eiser] heeft [eiser] de auto gekocht met een niet gegarandeerde tellerstand van 136.246 km. Centraal Beheer Achmea heeft een uitdraai overgelegd waaruit de vraagprijs in juli 2012 voor een Mercedes- Benz E-klasse 220 CDI blijkt. Het gaat om een auto uit oktober 2005 met 155.500 km op de teller en een vraagprijs van € 18.950,00. [eiser] heeft deze gegevens weersproken met een uitdraai uit juni 2012 van een Mercedes- Benz E-klasse 220 CDI uit november 2004 met 215.686 km op de teller en een vraagprijs van € 11.950,00. Verder heeft hij aangevoerd dat zijn auto veel opties had. Dat geldt echter ook voor voormelde auto’s. Gezien ook de overige gegevens heeft [eiser] de stelling van Centraal Beheer Achmea onvoldoende gemotiveerd betwist zodat deze vast staat.
h. het is ongeloofwaardig dat [eiser] zich op deze wijze zou laten oplichten door een vriend terwijl hij al twee eigen zaken heeft gehad. Zoals [eiser] terecht opmerkt “Oplichters doen niet in emoties dus ze lichten ook gewoon een huisgenoot op.” Dat [eiser] twee eigen bedrijven heeft gehad, betekent niet dat hij niet kan worden opgelicht. De rechtbank laat deze omstandigheid buiten beschouwing.
i. het is niet geloofwaardig dat [eiser] niet gecheckt heeft of de koopprijs reëel was. Dit verweer stemt niet overeen met het rapport van [naam 1], nu daarin staat dat [eiser] tegen hem heeft verklaard: “Ik heb me wel georiënteerd op de prijzen van vergelijkbare auto’s. Ik vond de aankoopprijs (…) wel redelijk.” De rechtbank laat deze omstandigheid buiten beschouwing.”
j. [eiser] kon niet beschikken over de aankoopprijs van € 26.450,00. [eiser] heeft jegens [naam 1] verklaard over de BMW van [naam 3] die total loss geraakt is en over zijn e-readerbedrijf. Over zijn financiën heeft hij verklaard: “Ik ben nooit failliet gegaan. Ik heb wel een doorlopend krediet van mijzelf. Zakelijk heb ik geen schulden. Op de vraag hoe hij de auto betaald heeft, heeft hij [naam 1] verteld “Ik heb zelf wat gespaard en heb een doorlopend krediet ervoor afgesloten. Ik heb (…) een ander bedrijf gehad genaamd [bedrijf A] (…) ik heb daar wat spaargeld aan overgehouden.” In het DAF heeft hij verklaard “Is het voertuig gefinancierd (…) Nee (…)”. In de dagvaarding heeft hij zich beroepen op diverse stortingen op zijn privérekening. Voor een bedrag van € 4.100,00 gaat het om betalingen vanuit zijn bedrijf in de periode februari en maart 2010. Voor een bedrag van € 4.325,70 gaat het om een uitkering in december 2009 na een total loss van een eerdere auto. Verder stelt [eiser] dat hij van [naam 3] een bedrag van € 10.000,00 contant zou hebben ontvangen uit een verzekeringsvergoeding na een total loss van een gezamenlijke BMW die door een financial lease was gefinancierd. Opmerkelijk is dat [naam 3] en [eiser] beide over die BMW en het verlies daarvan (d.d. 22 februari 2010) verklaard hebben maar dat geen van beiden iets opmerkt over deze verzekeringsuitkering en een onderlinge vergoeding. Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat hij flink geld had verdiend met het e-readerbedrijf en dat hij een doorlopend krediet had dat hij al had voordat hij het e-readerbedrijf had. Verder heeft hij de financial lease genoemd. Centraal Beheer Achmea heeft gemotiveerd betwist dat de gebruiker van de auto bij een financial lease de verzekeringsvergoeding krijgt. [eiser] heeft dat niet, althans niet voldoende gemotiveerd, betwist. De rechtbank constateert dat [eiser] elke keer weer met nieuwe bronnen van inkomsten komt waarmee hij de auto betaald zou hebben en dat er discrepanties in zijn verklaringen zitten, bijvoorbeeld dat de kredietovereenkomst is gesloten om de auto te financieren dan wel dat hij al eerder een kredietovereenkomst had maar ook dat hij [naam 1] wel vertelt over de BMW maar niet over het daaruit verkregen geld. Hetzelfde geldt met betrekking tot het e readerbedrijf. Hij noemt tegen [naam 1] niet maar op zitting wel dat hij daarmee een zeer aanzienlijke omzet genereerde. Verder constateert de rechtbank dat [eiser] na de betwisting van de financial lease geen nadere onderbouwing daarvan geeft. Derhalve heeft [eiser] de stelling van Centraal Beheer Achmea onvoldoende gemotiveerd betwist en staat deze omstandigheid vast.
k. [eiser] heeft bij de verzekeringsaanvraag onware opgave gedaan over zijn strafrechtelijk verleden. Zoals in 5.1. overwogen staat dit vooralsnog niet vast zodat de rechtbank dit buiten beschouwing laat.