ECLI:NL:RBZUT:2012:BX7191

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
8 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
128391 - HA ZA 12-98
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding op basis van verzekeringsovereenkomst na betwisting van diefstal van een auto

In deze zaak vordert eiser, [eiser], schadevergoeding van de gedaagde, Centraal Beheer Achmea, op basis van een verzekeringsovereenkomst na de diefstal van zijn auto. Eiser had op 9 april 2010 een autoverzekering afgesloten voor een Mercedes Benz, type E 220 CDI, die verzekerd was tegen diefstal. Op 12 september 2010 deed eiser aangifte van diefstal bij de politie, maar Centraal Beheer Achmea betwistte de diefstal en weigerde uitbetaling van de schadevergoeding. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de aankoop van de auto en de aangifte van diefstal onderzocht. Eiser heeft verklaard dat hij de auto heeft gekocht van [naam 2] voor € 26.450,00, zonder te weten dat de auto eerder van zijn huisgenoot, [naam 3], was geweest. Centraal Beheer Achmea heeft echter betoogd dat eiser onware opgaven heeft gedaan over zijn strafrechtelijk verleden en de kilometerstand van de auto, en dat hij niet heeft voldaan aan zijn mededelingsplicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op het aanvraagformulier voor de verzekering de vraag naar zijn strafrechtelijk verleden met 'nee' heeft beantwoord, terwijl hij eerder was veroordeeld voor rijden onder invloed. Dit kan worden beschouwd als een schending van de mededelingsplicht. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de kilometerstand van de auto op het moment van diefstal aanzienlijk hoger was dan door eiser opgegeven. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere bewijslevering en zal uiteindelijk oordelen over de mededelingsplicht en de vraag of de diefstal daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 128391 / HA ZA 12-98
Vonnis van 8 augustus 2012
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. L. Hennink te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
h.o.d.n. Centraal Beheer Achmea,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. A.W. Manso Cabreros-Hendriks te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna [eiser] en Centraal Beheer Achmea genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 mei 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 13 juli 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] heeft op 9 april 2010 een autoverzekering (hierna de verzekering) afgesloten bij Centraal Beheer Achmea voor een Mercedes Benz, type E 220 CDI met kenteken [kenteken] (hierna de auto). De auto was verzekerd tegen diefstal.
2.2. Op het aanvraagformulier voor de verzekering heeft [eiser] de vraag of hij een strafrechtelijk verleden had beantwoord met ‘nee’.
2.3. In een brief van 12 april 2010 van Centraal Beheer Achmea aan [eiser] staat onder meer:
“Uitbreiding dekking met 3 jaar nieuwwaarde of aanschafwaarde
(…) Bij totaal verlies of diefstal bij een verzekerde schade (…) Voor 2e hands auto’s blijft de nieuwwaarderegeling van 1 jaar gelden en wordt 3 jaar lang de aanschafwaarde uitgekeerd, mits de verzekerde auto op het moment van schade niet ouder is dan 8 jaar.”
2.4. Op de verzekeringsovereenkomst zijn de Polisvoorwaarden Verkeersverzekering van toepassing. In de Algemene voorwaarden mv-950 (hierna de algemene voorwaarden) is, voor zover van belang, bepaald:
“(…)
Artikel 16
16.1 Van de dekking zijn uitgesloten:
(…)
f. onware opgave
een schade of gebeurtenis waarover de verzekerde met opzet feiten verzwijgt, omstandigheden bewust niet vermeldt, dan wel valse opgave doet met betrekking tot de geleden schade;
(…)
16.2 Het bepaalde onder de rubrieken (…) ‘onware opgave’ geldt niet voor u, als u aantoont, dat de omstandigheden zich buiten uw weten en tegen uw wil hebben voorgedaan en dat u met betrekking tot deze omstandigheden in redelijkheid geen verwijt treft.(…)”
2.5. In de Bijzondere voorwaarden Diefstal mv-954 A (hierna de bijzondere voorwaarden) is, voor zover van belang, bepaald:
“(…) Wat is niet verzekerd
Artikel 2
Naast de uitsluitingen genoemd in artikel 16 van de Algemene voorwaarden mv-950 (…) is van de dekking uitgesloten:
Schade door waardevermindering
de verzekerde auto kan ondanks eventuele reparatie in waarde gedaald zijn. Deze waardevermindering is van de dekking uitgesloten. (…)”
2.6. Op 12 september 2010 heeft [eiser] bij de politie in Rotterdam aangifte gedaan van diefstal van de auto. In het proces-verbaal van aangifte staat onder meer:
“Op zondag 12 september 2010 te 20.40 uur, verscheen voor mij (…) [eiser] (…) Hij deed aangifte terzake diefstal van personenauto en verklaarde het volgende:
“Tussen zondag 12 september 2010 te 18.30 uur en zondag 12 september 2010 te 19.30 uur werd op de Geldersekade , 3011 WB Rotterdam, het in de aanhef vermelde feit gepleegd.
(…)
Omstreeks 18:40 uur nam ik plaats op een terras van eetcafe [eetcafé B], gevestigd [adres te plaats]. Ik zat aan een tafeltje. (…) Ik zette mijn (…)tas (…) rechts naast mijn stoel. In de tas zaten (…) Autosleutels van mijn (…) auto (…)
Omstreeks 19:20 zag ik dat mijn tas was weggenomen. Ik heb aan personeel gevraagd of ze iets hadden gezien. Dit was niet het geval.
(…) terug bij de plaats waar ik mijn auto had achtergelaten (…) zag ik dat mijn auto (…) was weggenomen (…)”
2.7. Op 24 september 2010 heeft [eiser] de diefstal van de auto gemeld bij Centraal Beheer Achmea.
2.8. Op het door [eiser] ingevulde en ondertekende diefstal aangifte formulier (hierna DAF) staat onder meer:
“(…)
2.5 Wanneer is de diefstal ontdekt:
Datum/ Tijdstip : 12-09-2010 19:30
Toelichting : toen ik ontdekte dat mijn rugtas weg was
(…)
3. Gegevens voertuig
(…) Wat was de kilometerstand : ± 145000 km (…)
4. Gegevens m.b.t. de aanschaf (…)
Kilometerstand bij aankoop : 136246 (…)
Is het voertuig gefinancierd (…) Nee (…)
7.2 Strafrechtelijk verleden:
Bent u - en/ of een belanghebbende bij deze verzekering in de laatste acht jaar veroordeeld voor of als verdachte in aanraking geweest met politie of justitie in verband met (poging tot) de volgende delicten:
diefstal, (…) rijontzegging(en) (…)?
: Verzekeringnemer ? Ja ¦ Nee
(…)
Zo ja, voor welke van de genoemde delict(en) :
Is hiervoor een veroordeling uitgesproken : ? Ja ¦ Nee
Zo ja, waar en wanneer :
(…)
8. Slotverklaring
Ondergetekende verklaart;
• Vorenstaande vragen en opgaven naar beste weten, juist en overeenkomstig de waarheid te hebben beantwoord en geen bijzonderheden met betrekking tot deze diefstalschade of andere voor de verzekeraar belangrijke informatie te hebben verzwegen, dan wel anderszins te hebben voorgesteld;
• Ervan op de hoogte te zijn dat dit vragenformulier en de eventueel nog aan de maatschappij nader te overleggen gegevens, dienen tot vaststelling van de schade en de bepaling van het recht op uitkering;
• Van de inhoud van dit vragenformulier kennis te hebben genomen en deze te begrijpen;
• (…)
• Dat hij/ zij de maatschappij en/ of Achmea Schadeservice machtigt om informatie in te winnen bij politie/ justitie/ (…) over zijn/ haar strafrechtelijk verleden (…).
• (…)
Aldus naar waarheid opgemaakt:
(…) Datum: 24-09-2010
Verzekeringsnemer:(…) [eiser] Handtekening: (handtekening) (…) ”
2.9. Naar aanleiding van de melding heeft Centraal Beheer Achmea een schadeonderzoek laten verrichten. Op 3 december 2010 heeft [naam 1] (hierna [naam 1]), toedrachtonderzoeker van Achmea Schadeservice, rapport uitgebracht. Hierin staat onder meer:
“Schade Verleden Pas
In dit register is de auto drie keer geregistreerd.
• schadedatum 9 maart 2[nummer] bij tellerstand 259884 (…)
• schadedatum 5 maart 2007 bij tellerstand 445722 (…)
• schadedatum 27 augustus 2009 bij tellerstand 216166 (…)
Nationale Auto Pas
In dit register zijn voor de auto diverse onregelmatigheden geconstateerd in de kilometerhistorie. Uit (…) blijkt de werkelijke tellerstand ongeveer 500.000 km te zijn.
(…)
Onderzoek
(…) [naam 3] verklaarde desgevraagd dat hij ongeveer € 30.000,00 had betaald.
(…)verklaarde de heer [eiser] als volgt:
Ik heb deze Mercedes op 9 april 2010 gekocht van, naar ik toen dacht, de heer [naam 2]. (…) Ik heb me wel georiënteerd op de prijzen van vergelijkbare auto’s. Ik vond de aankoopprijs (…) wel redelijk. (…) Toen u de vorige keer bij me was vertelde u mij dat de auto op naam van mijn huisgenoot en zakenpartner, de heer [naam 3], had gestaan en dat ik de auto eigenlijk dus van hem gekocht had. Ik wist dat niet, ik wist niet dat hij de Mercedes gekocht had. Ook wist ik niet dat de tellerstand niet klopte daar heeft [naam 2] niet over gesproken.
Ik zal u ook vertellen wat er op de dag van de diefstal gebeurd is. Ik was toen samen met mijn zus aan het eten in een restaurant [eetcafé A] in Rotterdam. (…)Ik heb mijn auto geparkeerd in een parkeervak langs de Gelderskade op ca. 5 minuten lopen van het Restaurant. Ik kon vanuit het restaurant mijn auto niet zien staan. Ik heb mijn auto om ongeveer half zeven geparkeerd. (…) In het restaurant heb ik samen met mijn zus wat eten besteld. Wij zaten buiten op het terras (…) Voordat het eten kwam ben ik naar het toilet gegaan en heb mijn Eastpack rugzak (…) bij mijn stoel laten staan. (…) Mijn zus is met mij mee naar het toilet gelopen. (…) Toen wij terugkwamen bij onze tafel is ons (…) niets opgevallen. Wij hebben gegeten en ik heb het eten betaald. (…) Toen ik klaar was met eten zag ik dat mijn rugzak weg was. In de rugzak zaten (…) ook de sleutelbos met daaraan de sleutel van de Mercedes (…) Ik ben naar het personeel gelopen en gevraagd of men wat gezien had. Diverse personeelsleden is gevraagd of men iets gezien had. Niemand had iets gehoord of gezien. Hierna ben ik naar de auto gelopen en zag dat deze weg was. (…) Ik ben met mijn zus meegereden naar mijn huis in Oud Beijerland. Daar heb ik mijn andere auto (…) gepakt en ben teruggereden naar Rotterdam om aangifte te doen. (…)
Ik weet dat [naam 3] voordat hij de Mercedes kocht een BMW 1 serie heeft gehad. Ik weet niet meer precies wat er met die auto gebeurd. U zegt dat deze auto total loss is gegaan. [naam 3] heeft mij nooit verteld wat er met de auto gebeurd is. (…) Ik ben nooit failliet gegaan. Ik heb wel een doorlopend krediet van mijzelf. Zakelijk heb ik geen schulden (…) Ik ben één keer veroordeeld voor het rijden onder invloed. Ik heb toen een boete gekregen van € 300,00 en een rijverbod. Ik ben toen ook voor de rechtbank verschenen en heb toen een voorwaardelijke rijontzegging opgelegd gekregen. Deze voorwaardelijke rij- ontzegging loopt nog steeds. Dit is in 2009 geweest. Ik ben of eind 2009 of begin 2010 veroordeeld. (…) U vraagt mij hoe aan de € 26.450,00 kwam voor de aankoop van de auto. Ik heb zelf wat gespaard en heb een doorlopend krediet ervoor afgesloten. Ik heb (…) een ander bedrijf gehad genaamd [bedrijf A] (…) Ik heb daar wat spaargeld aan overgehouden. (…)
Bezoek aan de heer [naam 3] (…)
Ik sprak hier met de heer [naam 3], de vorige eigenaar van de Mercedes en zakenpartner van de heer [eiser]. Bovendien hebben beide personen samen geruime op hetzelfde adres aan de Pleinweg 203 gewoond.
De heer [naam 3] verklaarde mij als volgt:
“(…) Ik heb de Mercedes op 2 april 2010 gekocht. (…) Ik heb er destijds volgens mij ongeveer € 14.000,00 voor betaald. (…) Het was mij niet bekend dat de kilometerstand niet correct was (…)Ik heb de auto samen met [naam 2] opgehaald. (…) De kilometerstand was bij aankoop ongeveer 185000. Toen ik naar huis reed (…) Ik woonde destijds, samen met [naam 4] en [eiser], aan de [adres in plaats]. Ik weet niet zeker meer of mijn huisgenoten wel wisten dat ik de Mercedes gekocht had. Dezelfde dag of de dag erna reed de auto niet goed meer (…) [naam 2] is monteur geweest. (…) Hij heeft de versnellingsbak weer gemaakt. (…) Nadat de auto weer hersteld was heb ik met [naam 2] overlegd (…) We hebben besloten om de tellerstand nog wat terug te draaien (…) [naam 2] is een gezamenlijke kennis van mij en [eiser]. Toen de auto weer klaar was, kwam [eiser] te weten dat de Mercedes te koop was. [naam 2] heeft voor mij de verkoop geregeld. Volgens mij heeft [naam 2] aan [eiser] wel verteld dat tellerstand niet helemaal klopte. (…) De auto is uiteindelijk voor € 26.450,00 verkocht aan [eiser] [eiser]. (…) U vraagt mij naar het ongeval van 22 februari 2010. Ik heb toen een ongeluk gehad met een BMW 1 serie. Ik ben toen te water geraakt (…) Ik had BMW kort voor het ongeluk gekocht bij een garage waarvan ik de naam niet meer weet. De BMW is na het ongeluk total loss verklaard en verkocht. (…)
Bezoek aan [eetcafé B] (…)
Ik sprak hier met de bedrijfsleider. Ik vroeg hem of hij of één van zijn medewerkers zich kon herinneren dat er op 12 september 2010 iemand zich gemeld had die een tas was kwijtgeraakt op het terras waarna de auto gestolen was. Navraag leerde dat er bij niemand iets bekend was van de diefstal van de tas of de auto.
Contact [autobedrijf A]
(…) De heer [naam 5] verklaarde dat hij de auto zonder garantie verkocht had aan de heer [naam 3]. Hij heeft de aankoopnota doorgefaxt. Het was de heer [naam 5] bekend dat de tellerstand niet klopt, de prijs, € 13.000,00 incl. BTW, was daar ook naar. Volgens de heer [naam 5] was de tellerstand bij verkoop ongeveer 230000 km. (…)
Overig onderzoek
Uit het dossieronderzoek kwam ook een schade naar voren waarbij de heer [naam 3] betrokken is. Destijds is kort na aankoop de BMW [kenteken] van de heer [naam 3] total loss gegaan (…) De schade aan de BMW is destijds op aanschafwaarde afgehandeld. Zie Dispatchnummer (…)
Samenvatting
• Op 2 april 2010 wordt de Mercedes gekocht door de heer [naam 3] voor € 13.000,00 [autobedrijf A]] In eerste instantie verklaart de heer [naam 3] er ongeveer € 30.000.00 voor betaald te hebben.
• Op 9 april 2010 wordt de auto voor € 26.450,00 verkocht aan de heer [eiser], die verklaart niet te hebben geweten dat de heer [naam 3] de eigenaar was van de auto. Hij dacht de auto gekocht te hebben van de heer [naam 2]. Dit is in een standaardkoopcontract vermeld.
• De Heer [naam 3] en de heer [eiser] woonden ten tijde van de verkoop van de auto in hetzelfde huis aan de [adres te plaats].
• De heer [eiser] verklaart niet te hebben geweten dat de tellerstand bij aankoop enorm afweek van de werkelijke tellerstand.
• De heer [eiser] verklaart geen problemen met de auto te hebben gehad.
• De heer [eiser] en de heer [naam 3] hebben samen een onderneming in scooters genaamd [onderneming] in [plaats].
• Op 12 september 2010 gaat de heer [eiser] samen met zijn zus een hapje eten bij [eetcafé B] in Rotterdam.
• Op een moment gaan beiden naar het toilet waarbij de tas van de heer [eiser] onbeheerd achtergelaten wordt.
• Bij vertrek wordt de vermissing van de tas en de verdwijning van de auto bemerkt.
• De heer [eiser] verklaart eerst naar huis gebracht te zijn door zijn zus, daar een andere auto opgehaald te hebben en teruggereden te zijn naar Rotterdam waarna er aangifte van diefstal gedaan is.
• De heer [eiser] verklaart er niet aan gedacht te hebben om na ontdekking de diefstal de politie te bellen.
• Navraag bij [eetcafé B] leerde dat er geen melding van vermissing van een tas bekend is.
• De heer [eiser] verklaart in 2009 veroordeeld te zijn wegens het rijden onder invloed. Dit is bij het aangaan van de verzekering van de Mercedes niet gemeld.
• De heer [naam 3] verklaart mondeling ook veroordelingen te hebben maar wenst dit niet schriftelijk te bevestigen.
• De heer [naam 3] verklaart dat de Mercedes na aankoop diverse mankementen vertoonde en dat deze zijn hersteld door de heer [naam 2]. (…) De heer [naam 3] stelde ook niet meer over de aankoopnota van de Mercedes te beschikken.”
2.10. In een akkoordverklaring, op 28 oktober 2010 ondertekend door [eiser], staat onder meer:
“Verzekeringsnemer verklaart:
• Dat hij/zij, akkoord gaat met de dagwaarde van € 12.000,- incl. BTW, voor het (…) object. (…)”
2.11. [eetcafé B] (hierna [eetcafé B]) ligt naast eetcafé [eetcafé A] (hierna [eetcafé A]) aan het water van de Oudehaven in Rotterdam. Aan de overzijde van dat water ligt de Geldersekade.
2.12. [eiser] is op 11 april 2009 door de politie aangehouden op verdenking van rijden onder invloed van alcohol. De politie heeft hem toen een rijverbod voor de duur van een aantal uren opgelegd.
2.13. In een rekening van [autobedrijf A], ondertekend op 2 april 2010, staat onder meer:
“Naam Koper: [naam 3] (…)
AAN U GELEVERD :
(…) Kenteken: [kenteken] (…)
Prijs: € 13.000,= (…)”
2.14. Op een “Koopovereenkomst gebruikt motorvoertuig”, ondertekend op 9 april 2010 staat onder meer:
“(…) Verkoper (…) [naam 2] (…)
Koper [eiser] (…)
Kenteken [kenteken] (…)
Kilometerstand 136246 km
De kilometerstand wordt (…) niet gegarandeerd (…)
Totale koopprijs € 26.450
(…) Betalingwijze (…) in (…) Contanten (…)”
2.15. [eiser] is op 15 april 2010 door de politierechter in de rechtbank Rotterdam veroordeeld voor overtreding van artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeersweg 1994 (als beginnend bestuurder rijden onder invloed van alcohol), gepleegd op 11 april 2009 te Schiedam. De politierechter heeft hem als straf opgelegd een geldboete van € 350,00 en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier maanden. De proeftijd daarvan is op 30 april 2010 ingegaan. [eiser] was aanwezig tijdens de zitting van de politierechter. Hij heeft een schriftelijke mededeling van de veroordeling gekregen die is gedateerd op 12 mei 2010.
2.16. In een uitdraai met gegevens van betaalrekening [nummer] staat onder meer:
“(…) [naam]>ROTTERDAM (…) AF 35,50
PASVOLGR [nummer] 12-09-2010 20:04 (…)”
2.17. Op een kopie van een bankpas met rekeningnummer [nummer] staat onder meer: “[ondernemening] [eiser]” .
3. De vordering
3.1. [eiser] vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis
1. voor recht zal verklaren dat Centraal Beheer Achmea tekort is geschoten in haar verplichtingen voortvloeiend uit de verzekering door na te laten tot betaling van het schadebedrag over te gaan;
2. Centraal Beheer Achmea te veroordelen in de schade, nader op te maken bij staat, in verband met de diefstal van de auto;
3. Centraal Beheer Achmea te veroordelen in de proceskosten.
3.2. [eiser] legt aan zijn vorderingen, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de navolgende stellingen ten grondslag.
[eiser] heeft een autoverzekering afgesloten bij Centraal Beheer Achmea. Deze dekt onder meer diefstal. De auto [eiser] is gestolen. [eiser] maakt aanspraak op een schade-uitkering van Centraal Beheer Achmea. Centraal Beheer Achmea weigert ten onrechte uitbetaling van het verzekeringsgeld. Die weigering is gebaseerd op een aantal punten, die [eiser] als volgt weerspreekt.
Op 12 september 2010 is [eiser] met zijn zus uit eten gegaan bij een eetcafé in Rotterdam. Op het moment dat [eiser] de rekening wilde betalen, ontdekte hij dat zijn tas niet meer naast zijn stoel lag. Hij vermoedt dat de tas is weggenomen toen hij naar de wc is geweest. In de tas zaten zijn autosleutels. De auto was niet meer op de parkeerplaats aanwezig. Centraal Beheer Achmea dient tot vergoeding van de schade over te gaan. Zij weigert dit ten onrechte.
[eiser] weet niet dat de kilometerstand van de auto is teruggedraaid.
[eiser] heeft de aanschafprijs van de auto, € 26.450,00, betaald uit spaargeld en een voor de aankoop afgesloten doorlopend krediet. [eiser] wijst op stortingen die hij heeft gedaan op zijn bankrekening, een van € 4.100,00 en een van € 4.325,70 nadat zijn auto door toedoen van een derde total loss is verklaard. [eiser] bezat samen met [naam 3] (hierna [naam 3]), zijn voormalig compagnon, een BMW. Voor de aanschaf hiervan is een financial lease afgesloten. De BMW is total loss verklaard door een ongeluk waarna de verzekering heeft uitgekeerd op de rekening van [naam 3]. [naam 3] heeft de helft hiervan, € 10.000,00 aan [eiser] uitgekeerd.
[eiser] heeft zijn auto gekocht van [naam 2] (hierna [naam 2]). [eiser] wist niet dat de auto op dat moment op naam stond van [naam 3].
[eiser] heeft niet op het terras van [eetcafé B] gezeten maar op het terras van [eetcafé A]. Geen van de medewerkers van het café heeft iets gezien van het wegnemen van de tas.
[eiser] heeft zijn strafrechtelijk verleden niet verzwegen. Bij het aangaan van de verzekering had hij geen strafrechtelijk verleden zodat Centraal Beheer Achmea de aanvraag op de juiste feiten heeft beoordeeld. Op het DAF heeft [eiser] niet bewust nagelaten aan te geven dat hij een rijontzegging heeft gekregen. Hij heeft er toen niet aan gedacht. Nu een rijontzegging niets te maken heeft met de onderhavige verzekering was Centraal Beheer Achmea wel een verzekering met [eiser] aangegaan als dit verleden bekend was.
4. Het verweer
4.1. Centraal Beheer Achmea concludeert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de vorderingen [eiser] zal afwijzen en hem zal veroordelen in de kosten van het geding.
4.2. Centraal Beheer Achmea voert de navolgende verweren aan.
[eiser] heeft geen recht op een uitkering op grond van de verzekeringsovereenkomst omdat hij niet heeft voldaan aan zijn mededelingsplicht ex artikel 7:928 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna BW) en omdat hij opzettelijk onjuiste of onvolledige opgave als bedoeld in artikel 16.1 sub f van de polisvoorwaarden heeft gedaan. [eiser] heeft bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst op 9 april 2010 zijn strafrechtelijk verleden verzwegen. Als Centraal Beheer Achmea hiervan had geweten dan had zij de verzekeringsovereenkomst niet gesloten.
[eiser] heeft op het DAF onware opgave gedaan over zijn strafrechtelijk verleden omdat hij vraag 7.2 met ‘nee’ heeft beantwoord ondanks de veroordeling tot een rijontzegging.
Er is sprake van feiten en omstandigheden die twijfel oproepen over de aannemelijkheid van de gestelde diefstal zodat Centraal Beheer Achmea de diefstal betwist. [eiser] heeft tegen de politie verklaard dat hij het personeel van [eetcafé B] heeft gevraagd of zij hebben gezien dat zijn tas is weggenomen. Nadat [naam 1] [eiser] confronteerde met zijn onderzoek bij [eetcafé B] dat het personeel er niet van op de hoogte was, heeft hij verklaard dat hij bij [eetcafé A] gegeten heeft. Het is vreemd dat [eiser] naar de wc gaat en dat zijn zus met hem meeloopt terwijl de tas en jas [eiser] onbeheerd zijn achtergebleven op het terras. Het is een feit van algemene bekendheid dat er vaak gestolen wordt op terrassen. Zeker in een grote stad als Rotterdam moet men heel erg oppassen. Het is dan ook zeer ongebruikelijk dat men jassen en tassen onbeheerd achterlaat.
[eiser] heeft een onware opgave gedaan van het aantal kilometers dat de auto had gereden. In het DAF verklaart [eiser] dat de auto op het moment van diefstal 145.000 km had gereden. In de Schade Verleden Pas staat dat de auto bij een schade op 5 maart 2007 al een kilometerstand van 445.722 km had.
Door een lagere kilometerstand op te geven heeft [eiser] geprobeerd een hogere uitkering te verkrijgen. Het is ongeloofwaardig dat hij niet op de hoogte zou zijn geweest van de teruggedraaide kilometerstand. Het is niet geloofwaardig dat [eiser] niet wist dat de auto van zijn huisgenoot was.
Het is niet geloofwaardig dat [eiser] € 26.450,00 heeft betaald voor de auto, zelfs als de door [eiser] opgegeven kilometerstand zou kloppen. Het is ongeloofwaardig dat [eiser] zich op deze wijze zou laten oplichten door een vriend terwijl hij al twee eigen zaken heeft gehad. Het is niet geloofwaardig dat [eiser] niet gecheckt heeft of de koopprijs reëel was. [naam 3] had de auto volgens de koopovereenkomst gekocht voor € 13.000,00. Hij heeft op 28 september 2010 verklaard dat hij er € 30.000,00 voor had betaald en op 12 november 2010 dat hij er € 14.000,00 voor had betaald. Centraal Beheer Achmea heeft de indruk dat er sprake is van fraude en dat [naam 3] en [eiser] onder één hoedje spelen.
[eiser] kon jegens [naam 1] niet aantonen dat hij in het bezit was van € 26.450,00. In de dagvaarding komt hij opeens met een bedrag van € 10.000,00 dat hij van een verzekeringsmaatschappij zou hebben gekregen. Dit wordt niet met bewijs ondersteund. Centraal Beheer Achmea betwist dat verzekeringspenningen bij verloren gaan van een auto aan de lessee zouden toekomen nu de juridische eigendom van een door financial lease gefinancierde auto bij de geldverstrekker blijft.
Centraal Beheer Achmea betwist dat de auto eigendom was [eiser] en dat [eiser] schade heeft geleden dan wel een verzekerbaar belang heeft.
5. De beoordeling
Schending mededelingsplicht bij aangaan verzekering
5.1. Het meest vergaande verweer betreft het beroep van Centraal Beheer Achmea op de mededelingsplicht [eiser] ex artikel 7:928 lid 1 BW. Vast staat dat [eiser] ten tijde van de aanvraag van de verzekering op 9 april 2010 niet strafrechtelijk veroordeeld was. Wel had hij een jaar eerder, op 11 april 2009, een rijverbod van een aantal uren gekregen in verband met rijden onder invloed. Kort na de aanvraag, namelijk op 15 april 2010, is [eiser] ter zake veroordeeld. Partijen zijn het met elkaar eens dat bij de aanvraag van de verzekering gevraagd wordt naar het strafrechtelijk verleden en dat [eiser] die vraag met ‘nee’ beantwoord heeft. Zonder informatie over de aanvraag, hetzij middels het aanvraagformulier, dat niet in het geding is gebracht, hetzij middels een verslag van hetgeen bij telefonische aanvraag is gevraagd en geantwoord, kan de rechtbank echter niet beoordelen of de door Centraal Beheer Achmea over het strafrechtelijk verleden gestelde vraag, in niet voor misverstand vatbare termen, als bedoeld in artikel 7:928 lid 5 BW, gesteld is zodat het niet vermelden van het rijverbod van 11 april 2009 een schending van de mededelingsplicht zou opleveren. De rechtbank zal Centraal Beheer Achmea derhalve in de gelegenheid stellen informatie daarover bij akte in het geding te brengen.
Onware opgave
5.2. Centraal Beheer Achmea heeft een beroep gedaan op artikel 16 lid 1 sub f van de algemene voorwaarden, waarin is bepaald dat van dekking is uitgesloten een schade of gebeurtenis waarover de verzekerde met opzet feiten verzwijgt, omstandigheden bewust niet vermeldt, dan wel valse opgave doet met betrekking tot de geleden schade. Zij heeft dit toegespitst op de onware opgave door [eiser] over zijn strafrechtelijk verleden op het DAF (a), de onware opgave over het aantal kilometers dat de auto had gereden (b) en de onware opgave over het terras waarop [eiser] zat toen zijn tas gestolen zou zijn (c).
Strafrechtelijk verleden (a)
5.3. Vast staat dat [eiser] op het DAF niet heeft vermeld dat hij een half jaar eerder veroordeeld was tot een voorwaardelijke rijontzegging.
De rechtbank acht het zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, onwaarschijnlijk dat [eiser] bij het lezen van de expliciete vraag van Centraal Beheer Achmea op het DAF niet gedacht heeft aan de voorwaardelijke rijontzegging die de politierechter hem een half jaar eerder had opgelegd. Derhalve staat vast dat [eiser] deze omstandigheid bewust niet heeft vermeld zodat het beroep van Centraal Beheer Achmea op de uitsluiting van artikel 16 lid 1 van de algemene voorwaarden doel treft.
Echter, op grond van artikel 7:941 lid 4 BW kan een verzekeraar het vervallen van het recht op uitkering wegens niet-nakoming van een verplichting als bedoeld in artikel 7:941 lid 2 BW om de verzekeraar alle inlichtingen te verschaffen die voor haar van belang zijn om haar uitkeringsplicht te beoordelen, slechts bedingen voor het geval zij daardoor in een redelijk belang is geschaad. Centraal Beheer Achmea heeft in dit verband slechts gesteld dat dat de betrouwbaarheid [eiser] niet ten goede komt. Zij heeft echter niet toegelicht in welk belang zij geschaad is doordat zij door toedoen [eiser] niet wist dat hij veroordeeld was tot een rijontzegging. De rechtbank komt derhalve niet toe aan de vraag of sprake is van een redelijk belang en passeert dit verweer.
Het aantal kilometers (b)
5.4. Tussen partijen staat vast dat de auto aanmerkelijk meer kilometers had gereden op het moment van diefstal dan door [eiser] is opgegeven. [eiser] heeft echter aangevoerd dat hij niet wist dat de teller was teruggedraaid.
Uit het DAF en het aankoopbewijs volgt dat [eiser] in de loop van de vijf maanden dat hij de auto heeft gehad ongeveer 9.000 km met de auto zou hebben gereden. De informatie over de teruggedraaide kilometerstand kwam tijdens het onderzoek door [naam 1] naar voren uit het register Schade Verleden Pas. Ook heeft [naam 3] er over verklaard. Uit die bronnen komt naar voren dat de tellerstand tussen 2007 en 2009 is teruggedraaid, dat zulks opnieuw is gebeurd voor de aankoop door [naam 3] en dat [naam 3] nadat hij de auto kocht samen met [naam 2] de tellerstand nog wat heeft teruggedraaid. Elk van die momenten lag voor de aankoop van de auto door [eiser]. [naam 3] denkt weliswaar dat [naam 2] aan [eiser] heeft verteld dat de tellerstand niet helemaal klopte maar dat zulks daadwerkelijk verteld is, blijkt niet, terwijl [eiser] dat ontkent. Het had op de weg van Centraal Beheer Achmea gelegen haar stelling nader te onderbouwen. Nu zij dit heeft nagelaten, komt de rechtbank niet toe aan bewijslevering zodat zij dit verweer passeert.
Het terras (c)
5.5. Uit een foto die bij het proces-verbaal van de zitting is gevoegd, blijkt dat [eetcafé B] en [eetcafé A] direct naast elkaar liggen. Op het terras direct voor de gevel worden de terrassen gescheiden door een middenpad. Ter zitting heeft [eiser] een toelichting gegeven over de ligging van de terrassen van beide cafés: “Café [eetcafé B] en café [eetcafé A] zitten naast elkaar. Daarvoor, aan de overkant van de weg, ligt een los terras. Op dat terras is niet duidelijk bij welk restaurant je eigenlijk zit. Er is geen straat of hek dat de twee delen van het terras van elkaar scheidt.” Dit is door Centraal Beheer Achmea niet betwist zodat zulks vaststaat. Verder heeft [eiser] daarbij een afschrift van zijn bankrekening in het geding gebracht waaruit een betaling bij [eetcafé B] op 12 september 2010 om 20:04 uur blijkt.
Aldus heeft [eiser] de stelling dat hij een onware opgave heeft gedaan over het terras voldoende gemotiveerd betwist. Nu Centraal Beheer Achmea haar stelling niet nader heeft onderbouwd, komt de rechtbank niet toe aan bewijslevering.
De diefstal
5.6. De verzekerde die onder een motorrijtuigverzekering wegens diefstal aanspraak maakt op uitkering, dient te stellen, en bij voldoende gemotiveerde betwisting door de verzekeraar ook te bewijzen dat de verzekerde auto is gestolen. Aan het bewijs van de gestelde diefstal mogen evenwel in een geval als het onderhavige, waarin het gaat om diefstal van een geparkeerde auto, geen al te zware eisen worden gesteld. De verzekerde zal kunnen volstaan met het leveren van bewijs van feiten en/of omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat de gestelde diefstal heeft plaatsgevonden. Daarbij kan onder omstandigheden de enkele aangifte van diefstal in een door de politie opgemaakt proces-verbaal als voldoende bewijs worden aanvaard.
5.7. In dit geval heeft [eiser] de diefstal gesteld en die onderbouwd met de aangifte van diefstal. Centraal Beheer Achmea heeft de diefstal gemotiveerd betwist door een groot aantal omstandigheden aan te voeren die doen vermoeden dat er geen sprake was van diefstal.
5.8. [eiser] heeft de navolgende door Centraal Beheer Achmea gestelde omstandigheden niet (voldoende gemotiveerd) betwist zodat deze vast staan:
a. het is vreemd en ongebruikelijk dat [eiser] naar de wc gaat en dat zijn zus met hem meeloopt terwijl hij zijn tas en jas onbeheerd achter laat op het terras;
b. het personeel van [eetcafé B] was niet op de hoogte van de diefstal;
c. [eiser] heeft in het DAF onware opgave gedaan over zijn strafrechtelijk verleden.
5.9. Over een aantal door Centraal Beheer Achmea gestelde omstandigheden hebben partijen gedebatteerd. De rechtbank zal hierna voor elk van die omstandigheden het debat en haar overwegingen met betrekking tot het al dan niet vaststaan weergeven.
d. [eiser] is er onduidelijk over op welk terras hij zat toen zijn tas gestolen werd. Bij de politie heeft hij verklaard dat hij bij [eetcafé B] zat, tegen [naam 1] dat hij bij [eetcafé A] zat en ter zitting dat er sprake is van een onduidelijke situatie op het terras. Daarbij heeft hij een betaalbewijs overgelegd van betaling bij [eetcafé B]. Derhalve staat vast dat Centraal Beheer Achmea op 12 september 2012 bij [eetcafé B] zat, maar ook dat [eiser] daarover onduidelijk heeft verklaard.
e. er is gerommeld met de kilometerstand van de auto. Dit staat tussen partijen vast. Relevant is of [eiser] er van wist. Anders dan bij de vraag of [eiser] onwaar verklaard heeft over de kilometerstand is voor de betwisting van de diefstal op dit punt niet nodig dat komt vast te staan dat [eiser] daarvan wist. De mogelijkheid dat hij daarvan wist, is voldoende en die mogelijkheid volgt uit de verklaring van [naam 3] dat hij denkt dat [naam 2] het aan [eiser] heeft verteld.
f. de auto was oorspronkelijk van [naam 3] maar [eiser] kocht de auto van [naam 2] en wist niet dat die van [naam 3] was, terwijl [naam 3] een vriend, compagnon en huisgenoot was. Hoewel het op de weg [eiser] had gelegen om nader toe te lichten hoe het kan dat hij hiervan niets heeft gemerkt, laat de rechtbank deze omstandigheid toch buiten beschouwing nu niet uitgesloten kan worden dat [eiser] daadwerkelijk niet heeft geweten dat de auto van [naam 3] was. Hierbij speelt voor de rechtbank een belangrijke rol dat de auto slechts een week in het bezit van [naam 3] is geweest, in welke week er bovendien sprake was van uitvoering van een reparatie.
g. het is niet geloofwaardig dat [eiser] € 26.450,00 heeft betaald voor de auto, zelfs als de door [eiser] opgegeven kilometerstand zou kloppen. Centraal Beheer Achmea onderbouwt dit met de verklaring van [naam 3] dat hij de onderhavige auto, die gebouwd is in 2004, gekocht heeft voor € 14.000,00 met een kilometerstand van ongeveer 185.000 km en de verklaring van Van Deursen, die deels wordt ondersteund door de kopie van een koopcontract, dat hij [naam 3] de auto verkocht heeft met een tellerstand van ongeveer 230.000 voor € 13.000,00. Volgens het koopcontract [eiser] heeft [eiser] de auto gekocht met een niet gegarandeerde tellerstand van 136.246 km. Centraal Beheer Achmea heeft een uitdraai overgelegd waaruit de vraagprijs in juli 2012 voor een Mercedes- Benz E-klasse 220 CDI blijkt. Het gaat om een auto uit oktober 2005 met 155.500 km op de teller en een vraagprijs van € 18.950,00. [eiser] heeft deze gegevens weersproken met een uitdraai uit juni 2012 van een Mercedes- Benz E-klasse 220 CDI uit november 2004 met 215.686 km op de teller en een vraagprijs van € 11.950,00. Verder heeft hij aangevoerd dat zijn auto veel opties had. Dat geldt echter ook voor voormelde auto’s. Gezien ook de overige gegevens heeft [eiser] de stelling van Centraal Beheer Achmea onvoldoende gemotiveerd betwist zodat deze vast staat.
h. het is ongeloofwaardig dat [eiser] zich op deze wijze zou laten oplichten door een vriend terwijl hij al twee eigen zaken heeft gehad. Zoals [eiser] terecht opmerkt “Oplichters doen niet in emoties dus ze lichten ook gewoon een huisgenoot op.” Dat [eiser] twee eigen bedrijven heeft gehad, betekent niet dat hij niet kan worden opgelicht. De rechtbank laat deze omstandigheid buiten beschouwing.
i. het is niet geloofwaardig dat [eiser] niet gecheckt heeft of de koopprijs reëel was. Dit verweer stemt niet overeen met het rapport van [naam 1], nu daarin staat dat [eiser] tegen hem heeft verklaard: “Ik heb me wel georiënteerd op de prijzen van vergelijkbare auto’s. Ik vond de aankoopprijs (…) wel redelijk.” De rechtbank laat deze omstandigheid buiten beschouwing.”
j. [eiser] kon niet beschikken over de aankoopprijs van € 26.450,00. [eiser] heeft jegens [naam 1] verklaard over de BMW van [naam 3] die total loss geraakt is en over zijn e-readerbedrijf. Over zijn financiën heeft hij verklaard: “Ik ben nooit failliet gegaan. Ik heb wel een doorlopend krediet van mijzelf. Zakelijk heb ik geen schulden. Op de vraag hoe hij de auto betaald heeft, heeft hij [naam 1] verteld “Ik heb zelf wat gespaard en heb een doorlopend krediet ervoor afgesloten. Ik heb (…) een ander bedrijf gehad genaamd [bedrijf A] (…) ik heb daar wat spaargeld aan overgehouden.” In het DAF heeft hij verklaard “Is het voertuig gefinancierd (…) Nee (…)”. In de dagvaarding heeft hij zich beroepen op diverse stortingen op zijn privérekening. Voor een bedrag van € 4.100,00 gaat het om betalingen vanuit zijn bedrijf in de periode februari en maart 2010. Voor een bedrag van € 4.325,70 gaat het om een uitkering in december 2009 na een total loss van een eerdere auto. Verder stelt [eiser] dat hij van [naam 3] een bedrag van € 10.000,00 contant zou hebben ontvangen uit een verzekeringsvergoeding na een total loss van een gezamenlijke BMW die door een financial lease was gefinancierd. Opmerkelijk is dat [naam 3] en [eiser] beide over die BMW en het verlies daarvan (d.d. 22 februari 2010) verklaard hebben maar dat geen van beiden iets opmerkt over deze verzekeringsuitkering en een onderlinge vergoeding. Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat hij flink geld had verdiend met het e-readerbedrijf en dat hij een doorlopend krediet had dat hij al had voordat hij het e-readerbedrijf had. Verder heeft hij de financial lease genoemd. Centraal Beheer Achmea heeft gemotiveerd betwist dat de gebruiker van de auto bij een financial lease de verzekeringsvergoeding krijgt. [eiser] heeft dat niet, althans niet voldoende gemotiveerd, betwist. De rechtbank constateert dat [eiser] elke keer weer met nieuwe bronnen van inkomsten komt waarmee hij de auto betaald zou hebben en dat er discrepanties in zijn verklaringen zitten, bijvoorbeeld dat de kredietovereenkomst is gesloten om de auto te financieren dan wel dat hij al eerder een kredietovereenkomst had maar ook dat hij [naam 1] wel vertelt over de BMW maar niet over het daaruit verkregen geld. Hetzelfde geldt met betrekking tot het e readerbedrijf. Hij noemt tegen [naam 1] niet maar op zitting wel dat hij daarmee een zeer aanzienlijke omzet genereerde. Verder constateert de rechtbank dat [eiser] na de betwisting van de financial lease geen nadere onderbouwing daarvan geeft. Derhalve heeft [eiser] de stelling van Centraal Beheer Achmea onvoldoende gemotiveerd betwist en staat deze omstandigheid vast.
k. [eiser] heeft bij de verzekeringsaanvraag onware opgave gedaan over zijn strafrechtelijk verleden. Zoals in 5.1. overwogen staat dit vooralsnog niet vast zodat de rechtbank dit buiten beschouwing laat.
5.10. Naast voormelde omstandigheden merkt de rechtbank het navolgende op:
l. de verklaring [eiser] over het moment waarop hij naar de wc is gegaan en zijn tas onbewaakt heeft gelaten, is inconsistent. Bij [naam 1] verklaart hij dat hij voor het eten naar de wc is gegaan, ter zitting heeft hij verklaard dat hij na het eten naar de wc is gegaan;
m. in zijn aangifte en het DAF heeft [eiser] verklaard dat de auto tussen 18.30 en 19.30 uur is gestolen. Tegen [naam 1] heeft hij verklaard dat hij betaald heeft en dat hij vervolgens merkte dat zijn tas weg was. Blijkens het bankafschrift was de betaling om 20.04 uur zodat hij niet om 19.30 geconstateerd kan hebben dat zijn auto gestolen was.
n. [eiser] heeft tegen [naam 1] verklaard dat hij betaald heeft en dat hij vervolgens merkte dat zijn tas weg was. Daarna heeft hij bij het personeel geïnformeerd en toen is hij naar de plek gegaan waar hij geparkeerd had, op circa 5 minuten lopen van het restaurant. Daar merkte hij dat zijn auto weg was. Toen is hij met zijn zus naar zijn huis in Oud Beijerland gereden. Daar heeft hij zijn andere auto gepakt. Vervolgens is hij teruggereden om aangifte te doen. Volgens het proces-verbaal van aangifte heeft hij omstreeks 20.40 uur aangifte gedaan aan de Doelwater in Rotterdam. De rechtbank constateert dat het niet mogelijk is alle handelingen die [eiser] tussen 20.04 en 20.40 uur zou hebben verricht in 36 minuten te verrichten.
Nu [eiser] niet de kans heeft gehad zich uit te laten over hetgeen de rechtbank is opgevallen als onder m. en n. weergegeven, laat de rechtbank dit vooralsnog buiten beschouwing. [eiser] kan zich daarover alsnog bij akte uitlaten waarna Centraal Beheer Achmea daarop kan reageren.
5.11. Gezien het vorenoverwogene heeft te gelden dat Centraal Beheer Achmea een groot aantal in onderling verband en samenhang te beschouwen omstandigheden naar voren heeft gebracht die samen het vermoeden opleveren dat geen sprake is van diefstal. Centraal Beheer Achmea heeft daarmee voldoende gemotiveerd verweer gevoerd zodat de enkele aangifte van diefstal onvoldoende bewijs daarvan vormt.
5.12. Nu ingevolge het bepaalde in artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering op [eiser] het bewijs rust van de stelling dat zijn auto gestolen is, wordt [eiser] toegelaten tot het leveren van dat bewijs, indien dit na aktewisseling nog aan de orde blijkt.
Schadeomvang
5.13. Als na bewijslevering komt vast te staan dat sprake is van diefstal dan dient de rechtbank de schade te begroten. Centraal Beheer Achmea heeft aangevoerd dat [eiser] zich akkoord heeft verklaard met de vaststelling van de dagwaarde door een expert op € 12.000,00. Daarop heeft [eiser] gesteld dat hij blijkens de brief van Centraal Beheer Achmea van 12 april 2010 recht heeft op uitkering van de aanschafwaarde van de auto, derhalve € 26.450,00. Hierop heeft Centraal Beheer Achmea aangevoerd dat de auto overduidelijk geen € 26.000,00 waard is en dat er om strijd met het indemniteitsbeginsel te voorkomen dus naar dagwaarde vergoed wordt. Volgens [eiser] hoefde hij er niet van uit te gaan dat de dagwaarde waarvoor hij getekend heeft de waarde is die vergoed zal worden. Centraal Beheer Achmea had bij het aangaan van de verzekering kunnen beoordelen wat de waarde van de auto was en had hem moeten waarschuwen dat hij teveel voor de auto betaald had. Zij mag zich er niet achteraf op beroepen dat de betaalde prijs en de reële aanschafwaarde verschillen.
5.14. De rechtbank constateert dat Centraal Beheer Achmea niet heeft betwist dat overeengekomen is dat de aanschafwaarde wordt uitgekeerd. In strijd met die voorwaarden en dus ten onrechte grijpt Centraal Beheer Achmea terug op de dagwaarde om strijd met het indemniteitsbeginsel te voorkomen.
5.15. ‘Dagwaarde en ‘aanschafwaarde’ zijn in de verzekeringsvoorwaarden niet gedefinieerd. De rechtbank begrijpt dat de dagwaarde de waarde van de gestolen auto is op de dag van de diefstal en dat Centraal Beheer Achmea als aanschafwaarde in dit geval de koopprijs van € 26.450,00 beschouwd zou hebben als die koopprijs een reële waarde zou hebben vertegenwoordigd. Centraal Beheer Achmea heeft echter aangevoerd dat de auto overduidelijk geen € 26.000,00 waard was, hetgeen [eiser] erkend heeft. Vast staat dat de kilometerstand onjuist is en de auto circa 500.000 km heeft gereden.
5.16. Anders dan Centraal Beheer Achmea, die vindt dat de dagwaarde vergoed moet worden, gaat de rechtbank uit van een gecorrigeerde aanschafwaarde waarbij rekening wordt gehouden met het aantal kilometers dat de auto gereden had, derhalve een koopprijs die reëel zou zijn geweest op 9 april 2010. Van de door [eiser] gestelde onderzoeksplicht van Centraal Beheer Achmea ten tijde van het aangaan van de overeenkomst kan geen sprake zijn. Het is aan een verzekerde om zich van de juistheid van de door hem verstrekte gegevens te vergewissen. De rechtbank schat de reële aanschafwaarde en derhalve de te vergoeden schade op grond van artikel 6:97 BW en de na te melden omstandigheden op € 13.000,00. Relevante omstandigheden zijn:
• De consumentenprijs van de auto was volgens het polisblad € 64.350,00 inclusief BTW. Het bouwjaar was 2004.
• De auto had circa 500.000 km gereden.
• [naam 3] heeft blijkens het koopcontract van 2 april 2010 € 13.000,00 voor de auto betaald.
• [eiser] heeft circa 9.000 km met de auto gereden tussen 9 april 2010 en 12 september 2010.
• [eiser] heeft op 28 oktober 2010 ingestemd met een dagwaarde van € 12.000,00.
• [eiser] heeft ter zitting verklaard: “Als ik had geweten dat de auto 500.000 kilometer had gereden dan had ik er 10 tot 15.000 Euro voor betaald.”
Ten slotte
5.17. Centraal Beheer Achmea moet een akte nemen met betrekking tot de schending van de mededelingsplicht. [eiser] moet zich uitlaten over de onder 5.10 sub m. en n. genoemde omstandigheden en bewijs leveren van diefstal. Wanneer de rechtbank tot het oordeel komt dat de mededelingsplicht geschonden is, kan dat tot gevolg hebben dat zij aan genoemde bewijslevering niet meer toekomt. Daarom zal de rechtbank bepalen dat Centraal Beheer Achmea allereerst genoemde akte moet nemen. Vervolgens kan [eiser] bij antwoordakte reageren. In deze antwoordakte moet hij zich tevens uitlaten over het onder 5.10 genoemde. Ook moet hij daarin aangeven of hij eventueel wil worden toegelaten tot bewijslevering en zo ja hoe hij dat bewijs wil leveren. Centraal Beheer Achmea kan daarop bij akte reageren. Vervolgens zal de rechtbank in een (tussen)vonnis allereerst oordelen over de mededelingsplicht. Wanneer bewijs wordt opgedragen, zal de rechtbank [eiser] daarmee belasten in het te wijzen vonnis.
5.18. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 22 augustus 2012 voor het nemen van een akte door Centraal Beheer Achmea over hetgeen is vermeld onder 5.1 waarna [eiser] op de rol van 2 weken daarna een antwoordakte kan nemen. Daarbij dient hij zich tevens uit te laten over hetgeen is vermeld onder 5.10. en 5.17., waarna Centraal Beheer Achmea op de rol van 2 weken daarna een antwoordakte kan nemen;
6.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.I. Spoor en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2012.