ECLI:NL:RBZUT:2012:BX6072

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
29 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 12/661
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vergunning voor hobbystoffenbeurs op Stadsplein Doetinchem

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 29 augustus 2012 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiseres, een organisatie die hobbystoffenbeurzen organiseert, en de burgemeester van Doetinchem. Eiseres had een vergunning aangevraagd voor het organiseren van een stoffenbeurs op het Stadsplein te Doetinchem op 29 oktober 2010. De burgemeester weigerde deze vergunning op 7 september 2010, met als argument dat de beurs de levensvatbaarheid van de wekelijkse markt zou aantasten. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar dit bezwaar werd op 18 juli 2011 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiseres niet alleen gericht was op de beurs op 29 oktober 2010, maar dat het de bedoeling was om twee keer per jaar een stoffenbeurs te organiseren. De rechtbank oordeelde dat eiseres nog steeds belang had bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de weigering, ondanks het verstrijken van de datum van de beurs.

De rechtbank heeft vervolgens de relevante artikelen van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Doetinchem bekeken. Artikel 1:8 van de APV stelt dat een vergunning kan worden geweigerd in het belang van de openbare orde en veiligheid, maar de rechtbank oordeelde dat de wens om de reguliere markt te beschermen niet onder deze begrippen valt. Er was geen bewijs dat de stoffenbeurs zou leiden tot ordeverstoringen.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en gelastte de burgemeester om opnieuw op het bezwaar te beslissen. Tevens werd de burgemeester veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 909,40 werden begroot. De rechtbank benadrukte dat de weigering van de vergunning niet op een deugdelijke motivering berustte en dat de burgemeester zich opnieuw diende uit te laten over de voorwaarden voor de te verlenen vergunning.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Nevenzittingsplaats Zwolle
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 12/661
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
(…),
wonende te Zaandam, eiseres,
gemachtigde: mr. H.A. Gooskens, juridisch adviseur te Tilburg,
en
de burgemeester van Doetinchem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 september 2010 heeft verweerder geweigerd om eiseres een vergunning te verlenen voor het organiseren van een hobbystoffenbeurs op het Stadsplein te Doetinchem, op 29 oktober 2010. Bij brief van 5 oktober 2010 heeft eiseres hiertegen bezwaar gemaakt.
Het bezwaar is bij besluit van 18 juli 2011 ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit bij brief van 12 augustus 2011 beroep ingesteld.
Het beroep is ter zitting van 25 juli 2012 behandeld. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Gooskens. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.M. Fuijk en A. Spekkink-Elburg.
Overwegingen
De rechtbank stelt voorop dat, ingevolge het bepaalde in artikel 8:7, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de rechtbank Zutphen bevoegd is om dit beroep te behandelen.
Artikel 8 van het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen bepaalt dat de Raad voor de Rechtspraak op het verzoek van het bestuur van een rechtbank, bij gebrek aan voldoende zittingscapaciteit of aan gespecialiseerde zittingscapaciteit in het arrondissement waarvan de rechtbank bevoegd is, tijdelijk een of meer nevenzittingsplaatsen buiten het arrondissement kan aanwijzen. Van deze bevoegdheid is gebruik gemaakt bij het Aanwijzingsbesluit bestuursrecht Oost-Nederland (St.crt. 2012, nr. 6079), hierna te noemen het Aanwijzings¬besluit. Op grond van het bepaalde in artikel 1, aanhef en onder d, van het Aanwijzings¬besluit is Zwolle aangewezen als nevenzittingsplaats van de rechtbanken Almelo, Arnhem en Zutphen.
Eiseres organiseert onder de naam ‘De Stoffenbeurs’ hobbystoffenbeurzen voor zelfmaakmode op verschillende plaatsen in Nederland. Eiseres wil twee maal per jaar een stoffenbeurs organiseren in Doetinchem. Eiseres beoogde om op 29 oktober 2010 voor de eerste maal een dergelijke beurs in Doetinchem te organiseren. Eiseres verwacht dat op de stoffenbeurzen die zij in Doetinchem wil organiseren sprake zal zijn van ongeveer 40 deelnemers en van tussen de 1000 en 1500 bezoekers.
De rechtbank stelt vast dat de datum waarvoor eiseres een vergunning heeft aangevraagd, namelijk voor 29 oktober 2010, inmiddels verstreken is. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij niet verzoekt om schadevergoeding vanwege de inkomsten die zij, ten gevolge van het niet kunnen organiseren van een stoffenbeurs op die dag, heeft gemist. Evenmin is gebleken dat sprake is van enig ander belang bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de weigering van een vergunning voor die dag.
Naar het oordeel van de rechtbank staat evenwel voldoende vast dat de aanvraag niet slechts gericht was op de verlening van een vergunning enkel voor 29 oktober 2010, maar dat de insteek van de aanvraag is geweest om twee maal per jaar in Doetinchem een stoffenbeurs te organiseren, te beginnen op 29 oktober 2010. Verweerder heeft de aanvraag ook consequent als zodanig beoordeeld. Gelet op de intentie van de aanvraag, die tussen partijen ook nooit in geschil is geweest, is de rechtbank van oordeel dat eiseres nog wel degelijk belang heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
Artikel 2:24, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening van Doetinchem (hierna: de APV) bepaalt dat onder een middelgroot evenement wordt verstaan: elke voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak met een verwacht bezoekers/deelnemers aantal van 200-2000.
Ingevolge het bepaalde in artikel 2:25, eerste lid, van de APV is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:4, eerste lid, van de APV kunnen aan een vergunning of ontheffing voorschriften of beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
Artikel 1:8 van de APV bepaalt dat de vergunning of ontheffing door het daartoe bevoegde gezag kan worden geweigerd in het belang van:
a. de openbare orde;
b. de openbare veiligheid;
c. de volksgezondheid;
d. de bescherming van het milieu.
Verweerder heeft de aangevraagde vergunning geweigerd op grond van het bepaalde in artikel 1:8, onder a en b, van de APV. Verweerder vreest dat de stoffenbeurs zal leiden tot aantasting van de levensvatbaarheid van de weekmarkt in Doetinchem, waar ook stoffen worden verkocht.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een evenement als bedoeld in artikel 2:24, tweede lid, van de APV. Geen van de in de APV genoemde uitzonderingen op de in artikel 2:25, eerste lid, van de APV neergelegde vergunningplicht doet zich in dit geval voor.
Weigering van een vergunning of ontheffing is slechts mogelijk op een van de in artikel 1:8 van de APV genoemde gronden. Weigering van een vergunning of ontheffing op grond van een ander algemeen gemeentelijk belang is, gelet op de tekst van artikel 1:8 van de APV, niet mogelijk. De in artikel 1:8 van de APV gebruikte begrippen ‘openbare orde’ en ‘openbare veiligheid’ hebben weliswaar een ruime reikwijdte, maar het is niet zo dat elk gemeentelijk belang onder deze begrippen valt. Daarmee zou immers iedere zelfstandige betekenis aan deze begrippen komen te ontvallen.
De rechtbank overweegt dat de wens om de reguliere wekelijkse markt te beschermen weliswaar een algemeen gemeentelijk belang is, maar dat deze wens niet valt te herleiden tot de bescherming van de openbare orde en de bescherming van de openbare veiligheid binnen de gemeente Doetinchem. Ter zitting is gebleken dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat de organisatie van de stoffenbeurs zal leiden tot ordeverstoringen of iets dergelijks. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gevraagde vergunning niet op grond van het bepaalde in artikel 1:8, onder a en b, van de APV mocht worden geweigerd.
Aan de vraag of verweerder de betrokken belangen op zorgvuldige wijze tegen elkaar heeft afgewogen komt de rechtbank niet toe, nu een wettelijke grondslag voor weigering van de aangevraagde vergunning ontbreekt.
Het bestreden besluit berust, gelet hierop, in strijd met het bepaalde in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb, niet op een deugdelijke motivering.
Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit dient, wegens strijd met artikel 1:8 van de APV en met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb, te worden vernietigd.
Verweerder dient, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, opnieuw op het bezwaar te beslissen. Daarbij dient verweerder zich uit te laten over de vraag wanneer eiseres een stoffenbeurs mag organiseren op het Stadsplein te Doetinchem en welke voorschriften en beperkingen aan de te verlenen vergunning dienen te worden verbonden.
De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn, op basis van toekenning van 1 punt voor het beroep, 1 punt voor de behandeling ter zitting en € 35,40 aan gemaakte reiskosten (dagretour, 2e klas, vol tarief), begroot op € 909,40, als kosten van verleende rechtsbijstand.
Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het bestreden besluit;
-gelast verweerder om, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, opnieuw op het bezwaar te beslissen;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten in beroep, welke begroot wordt op € 909,40, te betalen aan eiseres;
-gelast dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht, ten bedrage van € 152,-- , vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, rechter, en door hem en mr. A. van der Weij als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk op www.raadvanstate.nl voor meer informatie over het indienen van digitaal beroep