Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 128053 / HA ZA 12-76
[eiseres],
wonende te Apeldoorn,
eiseres,
advocaat mr. M.L.J. Wekking te Apeldoorn,
[gedaagde],
wonende te Wenum-Wiesel, gemeente Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. S.W.F. Rouwette te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 april 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 21 mei 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn op 21 september 2001 gehuwd in gemeenschap van goederen. Zij zijn op 13 juni 2010 feitelijk uiteengegaan. Bij beschikking van 28 september 2011 heeft de rechtbank Zutphen de echtscheiding uitgesproken. Deze is op 14 oktober 2011 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2. De te verdelen ontbonden huwelijksgoederengemeenschap bestaat uit de voormalige echtelijke woning aan de [adres] ([postcode]) te Apeldoorn (hierna de woning) met twee hypothecaire leningen bij de Rabobank met de rekeningnummers [nummer] en [nummer] ad respectievelijk € 172.400,00 en € 6.872,61, derhalve in totaal € 179.272,61 en een overlijdensrisicoverzekering alsmede uit bankrekeningen, polissen en een studieschuld.
2.3. De vrouw heeft op 17 november 1999 een schenking van (ƒ 35.000,00 =) € 15.882,31 van haar ouders ontvangen. Dit bedrag is aan de woning van partijen besteed.
2.4. Sinds het uiteengaan van partijen woont de vrouw in de woning.
2.5. Partijen hebben drie gezamenlijke kinderen. Sinds september 2011 hebben de kinderen hun hoofdverblijf bij de man. Over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken had de rechtbank op het moment van de comparitie in de onderhavige procedure (hierna: de comparitie) nog geen beslissing genomen.
2.6. De man heeft van oktober 2008 tot september 2011 een driejarige voltijds opleiding tot piloot gevolgd. Hij heeft die in september 2011 met succes afgerond. De man werkt niet als piloot en heeft ook niet geprobeerd als piloot werk te vinden.
2.7. Partijen hebben in 2008 voor de studie van de man een lening met een looptijd van 25 jaar afgesloten bij de ABN AMRO bank voor een bedrag van € 132.675,00 (hierna: de lening). De lening bestaat uit twee delen, een bedrag van € 26.500,00 voor rente, huur en levensonderhoudskosten en een bedrag van € 106.175,00 voor de studiekosten. De gehele kredietfaciliteit is gebruikt. Er wordt niet op afgelost. De man betaalt de verschuldigde rente.
3. De vordering en het verweer
3.1. De vrouw vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. een makelaar zal benoemen, niet zijnde Van Vliet Makelaardij O.G. B.V., Wensink Makelaardij of Rhebergen Makelaardij (allen te Apeldoorn) die de woning van partijen staande en gelegen aan de [adres] ([postcode]) te Apeldoorn bindend taxeert;
b. zal bepalen dat de vrouw in de gelegenheid wordt gesteld aan de hand van de taxatie van de woning te onderzoeken of zij in staat is de woning toegedeeld te krijgen onder uitkering van de helft van de overwaarde aan de man, welke overwaarde berekend moet worden door op de taxatiewaarde in mindering te brengen de restanthypotheek van € 179.272,61 en de schenking van € 15.882,31;
c. de man zal veroordelen om de op zijn naam staande polissen bij Reaal Verzekeringen onder respectievelijk polisnummer [nummer], polisnummer [nummer] en polisnummer [nummer] qua begunstiging te wijzigen aldus dat op iedere polis een kind onherroepelijk als begunstigde voor de uitkering op de desbetreffende polis wordt aangewezen, alsmede de man zal veroordelen om zorg te dragen voor stipte en tijdige betaling van de verschuldigde inleg op iedere polis;
d. De polis bij Aegon onder polisnummer [nummer] toe zal delen aan de man onder verrekening van de helft van de waarde van deze polis met de vrouw;
e. De polis bij Aegon onder polisnummer [nummer] toe zal delen aan de man onder verrekening van de helft van de waarde van deze polis met de vrouw;
f. De polis bij de Goudse onder nummer UL [nummer] toe zal delen aan de vrouw onder verrekening van de helft van de waarde van deze polis met de man;
g. Aan de vrouw zal toedelen de saldi op de op haar naam staande bankrekeningen, zoals bedoeld in de dagvaarding in de alinea genummerd 5.3, onder verrekening van de helft van de saldi per 13 juni 2010 met de man;
h. Aan de man zal toedelen de saldi op de op zijn naam staande bankrekeningen, zoals bedoeld in de dagvaarding in de alinea genummerd 5.4, onder verrekening van de helft van de saldi per 13 juni 2010 met de vrouw;
i. Aan ieder van partijen zal toedelen de helft van de aandelen bij Hollands Bezit, bij Robeco en Chinese Eq;
j. Aan de man zal toedelen de studieschuld bij de ABN AMRO bank ten bedrage van € 132.675,00, zonder nadere verrekening met de vrouw;
k. De man zal veroordelen in de proceskosten.
3.2. De man concludeert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de vorderingen van de vrouw onder f en i toe zal wijzen en haar voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen, althans deze zal afwijzen met haar veroordeling in de kosten van het geding, alsmede om
A. te bepalen dat de woning wordt toegedeeld aan de vrouw onder verplichting van de vrouw om de daarop rustende hypothecaire lening voor haar rekening te nemen en als haar eigen schuld te voldoen onder de voorwaarde dat de man uit de aansprakelijkheid wordt ontslagen met veroordeling van de vrouw om aan de man wegens overbedeling te voldoen een bedrag van € 32.863,70 dan wel € 24.922,54 als de vrouw haar stellingen omtrent het privévermogen bewijst;
B. te bepalen ten aanzien van de vorderingen van de vrouw aangaande de polissen bij Aegon dat deze afhankelijk van de nog te ontvangen gegevens van de verzekeringsmaatschappij hetzij worden afgekocht dan wel worden toegedeeld aan de man onder verrekening van de helft van de waarde van de polis met de vrouw;
C. aan de vrouw toe te delen de saldi van de op haar naam staande bankrekeningen en aan de man toe te delen de saldi van de op zijn naam staande bankrekeningen onder verrekening van de helft van de saldi per datum ontbinding van het huwelijk;
D. de vrouw te veroordelen de gevraagde informatie over te leggen aangaande de spaarrekening met saldi onder nummer [nummer] alsmede de gevraagde informatie aangaande de bankrekeningnummers bij de Rabobank [nummer], Roparco [nummer], Roparco [nummer] en de spaarloonrekening bij de Rabobank [nummer];
E. te bepalen dat de studieschuld bij ABN Amro aan een ieder wordt toegedeeld voor de helft en dat ieder der partijen deze voortaan als zijn/haar eigen schuld voldoet;
F. de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure;
dan wel de ontbonden gemeenschap van partijen te verdelen zoals de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
3.3. De rechtbank zal op de stellingen van de vrouw en de verweren van de man voor zover relevant bij de beoordeling ingaan.
4. De beoordeling
Peildatum voor de waardebepaling
4.1. Uitgangspunt is dat de waarde bepaald wordt naar de datum van verdeling tenzij uit de eisen van redelijkheid en billijkheid of een afspraak tussen partijen iets anders voortvloeit.
4.2. De vrouw stelt dat voor de woning als peildatum gehanteerd moet worden de datum van de nog uit te voeren taxatie, voor de privé bankrekeningen de datum van feitelijk uiteengaan en voor de overige vermogensbestanddelen de datum van ontbinding.
4.3. De man stelt dat voor de woning als peildatum gehanteerd moet worden de datum van de reeds verrichte taxatie, voor de bankrekeningen de datum van ontbinding en voor de overige vermogensbestanddelen het moment van verdeling.
4.4. In het proces-verbaal van de comparitie staat onder meer:
“Partijen komen overeen binnen twee weken na heden ieder twee makelaars te benaderen voor een offerte voor het in de verkoop nemen van de woning dan wel voor enkel een waarde bepaling van het huis.”
4.5. Nu de man met die getroffen regeling ter comparitie feitelijk heeft ingestemd met de door de vrouw voorgestane peildatum voor de woning zal de rechtbank bepalen dat voor de woning als peildatum gehanteerd moet worden de datum van de na de comparitie uitgevoerde of nog uit te voeren taxatie, dan wel bij verkoop aan een derde de datum van overdracht (en derhalve de feitelijk gerealiseerde verkoopwaarde). Voor de aan de woning gekoppelde levensverzekering/ overlijdensrisicoverzekering zal rekening worden gehouden met de verbondenheid aan (de overdracht van) de woning, als na te melden.
4.6. Voor de bankrekeningen zal de rechtbank bepalen dat als peildatum gehanteerd moet worden de datum van ontbinding van het huwelijk omdat partijen tot de datum van de ontbinding van hun huwelijk op grond van artikel 1:81 Burgerlijk Wetboek (hierna BW) verplicht waren elkaar het nodige te verschaffen en de man tot de ontbindingsdatum geen eigen inkomen had doordat hij (tot kort daarvoor) een opleiding volgde. Nu de studie de gezamenlijke keuze van partijen was moeten zij in principe ook beiden de gevolgen daarvan dragen, allereerst waar het de gevolgen voor het gebrek aan inkomen tijdens de studie betreft.
4.7. Voor de overige vermogensbestanddelen, te weten de polissen en de lening, zal de rechtbank de peildatum bepalen op de datum van verdeling nu de vrouw geen gronden van redelijkheid en billijkheid heeft aangevoerd waarom daarvan zou moeten afgeweken.
Schenking
4.8. De vrouw stelt dat zij € 15.882,31 van haar ouders onder uitsluiting geschonken heeft gekregen. Zij heeft dit onderbouwd door een kopie van een bankafschrift in het geding te brengen waarop de bijschrijving van bedoeld bedrag is vermeld en de vermelding“schenking voorwaarde clausule”. De man heeft aangevoerd dat het bankafschrift geen bewijs vormt. Hij wil de bijbehorende schenkingsakte zien. De vrouw heeft aangevoerd dat er geen officiële schenkingsakte is en dat de vermelding op het bankafschrift van de schenking conform het advies van de notaris is.
De rechtbank constateert dat de schenking onder voorwaarde van uitsluiting op grond van het bankafschrift tussen de vrouw en haar ouders vast staat en dat zij dit derhalve ook aan de man kan tegenwerpen. Een notariële schenkingsakte is op grond van het BW niet vereist om de uitsluiting te bewerkstelligen.
Nu de man geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waarom het hier niet om een schenking onder uitsluitingsclausule zou gaan, heeft hij de stelling van de vrouw onvoldoende betwist zodat op grond van artikel 149 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vaststaat dat het betreffende bedrag onder uitsluiting aan de vrouw is geschonken.
4.9. Nu voormeld bedrag aan de woning is besteed moet de vrouw bij toedeling dan wel verkoop van de woning conform haar verzoek bij vooruitneming € 15.882,31 uit de opbrengst toegedeeld krijgen.
De woning
4.10. Partijen hebben ter comparitie een schikking bereikt over de waardebepaling van de woning. De rechtbank begrijpt dat beide partijen daarmee hun oorspronkelijke standpunt hebben verlaten. Deze schikking houdt in:
“Partijen komen overeen binnen twee weken na heden ieder twee makelaars te benaderen voor een offerte voor het in de verkoop nemen van de woning dan wel voor enkel een waarde bepaling van het huis.
Partijen komen overeen dat de man binnen één maand na heden laat weten of hij de woning toegedeeld wil krijgen. Als de man dat niet wil dan zullen partijen de woning zo spoedig mogelijk daarna in de verkoop zetten.”
4.11. Nu de rechtbank niet bekend is wat de uitkomst is van deze schikking zal de rechtbank ter zake na te melden voorzieningen treffen, die beogen recht te doen aan de ter comparitie geuite wil van partijen.
4.12. De woning aan de [adres], [postcode] Apeldoorn wordt als de man dat wil toegedeeld aan de man tegen een in onderling overleg te bepalen waarde dan wel de waarde die is bepaald door de - door partijen conform hun op de comparitie gemaakte afspraak benaderde - makelaars dan wel het gemiddelde daarvan.
4.12.1. De man moet de op de woning rustende hypothecaire leningen bij de Rabobank met rekeningnummers [nummer] en [nummer] voor zijn rekening nemen en als zijn eigen schuld voldoen en ervoor zorgen dat de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van die hypotheken wordt ontslagen.
4.12.2. De man moet aan de vrouw wegens overbedeling een bedrag voldoen.
4.12.3. Dit bedrag wordt als volgt bepaald: de onder 4.12. vermelde waarde wordt verminderd met de waarde van de hypotheekschulden en de kosten van taxatie en overdracht. Vervolgens krijgt de vrouw bij vooruitneming € 15.882,31 ter zake de in 4.8 en 4.9 besproken schenking. Hetgeen resteert (positief of negatief) moet bij helfte verdeeld worden.
4.13. Als de man de woning niet conform het in 4.12. tot en met 4.12.3. bepaalde wenst te krijgen toegedeeld, moet hij dit binnen vier weken na de datum van dit vonnis aan de vrouw meedelen. Partijen moeten in dat geval de woning binnen acht weken na de datum van dit vonnis te koop zetten tegen de waarde zoals in 4.12. bepaald.
4.13.1. Na verkoop van de woning wordt de netto opbrengst verdeeld zoals onder 4.12.3. vermeld.
4.13.2. Zolang de woning niet is verkocht moet degene die in de woning verblijft de daaruit voortvloeiende woonlasten dragen. Als geen van partijen in de woning verblijft moeten zij de kosten bij helfte dragen.
4.14. De waarde van de levensverzekering/overlijdensrisicoverzekering bij Interpolis met rekeningnummer [nummer] moet worden verdeeld naar de waarde op het moment van overdracht van de woning aan de man dan wel aan een derde.
De lening
4.15. De lening is tijdens huwelijk aangegaan en is een gezamenlijke schuld tenzij er reden is om te oordelen dat het gaat om een schuld die aan de man verknocht is. Verknochte schulden vallen slechts in de gemeenschap voor zover die verknochtheid zich er niet tegen verzet, hetgeen is bepaald in artikel 1:94 lid 3 BW. Nu partijen de schuld samen zijn aangegaan en de bedoeling van de lening was dat de man een opleiding zou volgen waarmee hij later, voor het gezin, een hoger inkomen zou kunnen verwerven, is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van verknochtheid aan de man.
4.16. Bij de verdeling van de schuld is het uitgangspunt dat 50% aan elk van de gewezen echtelieden wordt toegedeeld tenzij zulks op grond van de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.17. De lening bestaat uit twee delen. Het deel van € 26.500,00 was voor rente, huur en levensonderhoudskosten. Deze kosten vallen onder de verplichting uit artikel 1:81 BW om elkaar het nodige te verschaffen en dienen alleen al om die reden voor rekening van beiden te blijven.
4.18. Het tweede deel, van € 106.175,00, was voor de kosten van de opleiding. De man heeft onbetwist gesteld dat het merendeel van die kosten in het begin van de opleiding is gemaakt, toen partijen nog samenwoonden.
4.19. De vrouw heeft een aantal omstandigheden aangevoerd ter onderbouwing van het standpunt dat de schuld op grond van de redelijkheid en billijkheid voor rekening van de man moet komen.
Het afmaken van de studie
4.20. De vrouw stelt dat de man de omvang van het krediet had kunnen beperken door te stoppen met de opleiding toen partijen uiteengingen. De man heeft aangevoerd dat hij de studie heeft afgemaakt omdat voortijdig stoppen slecht zou staan op zijn curriculum vitae en omdat de opleiding niet alleen voor werk als piloot maar ook voor andere werkzaamheden nuttig is. Verder heeft hij aangevoerd dat op het moment dat partijen uiteengingen het grootste deel van de kredietfaciliteit al benut was omdat het merendeel van de kosten in de beginfase van de studie gemaakt wordt. Daardoor heeft, aldus de man, de keuze om de studie niet voortijdig te beëindigen maar deze af te ronden, slechts geringe invloed op de totale omvang van het krediet gehad. De vrouw heeft dit niet betwist.
4.21. Uitgangspunt bij de beslissing om met de studie te beginnen was om die af te maken. Nu het afmaken ook van belang was voor de kansen van de man op de arbeidsmarkt, ook voor werk anders dan als piloot, was zijn keuze om deze af te maken, ook in de situatie van beëindiging van de relatie, begrijpelijk. De man heeft daarmee, ook als niet-piloot, immers een hogere toekomstige verdiencapaciteit om de studieschuld mee af te betalen.
4.22. De rechtbank zal dan ook geen consequenties verbinden aan de keuze van de man om de studie af te maken.
De keuze om geen piloot te worden
4.23. Verder stelt de vrouw dat het de keus van de man is om niet als piloot te werken, waardoor de man in zijn verdienvermogen en daarmee in zijn aflossingscapaciteit wordt beperkt. Op die keuze kan zij geen invloed uitoefenen terwijl de man daarin wel vrij is.
De man voert aan dat hij tot die keuze is gedwongen door de echtscheiding en de noodzakelijke zorg voor de kinderen. De vrouw heeft dat betwist. Vast staat echter dat de kinderen sinds september 2011, dus vanaf het moment dat de man zijn studie heeft afgerond, hun hoofdverblijfplaats bij de man hebben en dat partijen inmiddels een 50-50% verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voorstaan. Ook staat vast dat beide situaties niet mogelijk zouden zijn als de man als piloot zou werken zodat in het midden kan blijven in hoeverre deze feitelijke (zorg)situatie is veroorzaakt door de vrije wil van de man.
4.24. Als onbetwist staat verder vast dat de man nu niet meer als piloot aan het werk wil en dit ook niet meer (eenvoudig) kan omdat hij zijn vliegbevoegdheid niet in stand gehouden heeft en nadere kosten zou moeten maken om weer te mogen vliegen. Dat is een omstandigheid die naar het oordeel van de rechtbank voor rekening van de man dient te blijven.
4.25. De rechtbank constateert dat partijen samen een omvangrijke lening zijn aangegaan met het doel de verdiencapaciteit van de man te vergroten. De terugbetalingsverplichting van de lening strekt zich uit over een langere termijn, te weten 25 jaar.
Uit hetgeen de man heeft aangevoerd volgt dat zijn verdiencapaciteit inderdaad is vergroot. De man heeft goede perspectieven in zijn huidige werk. Ook is hij in staat het aantal uren dat hij werkt uit te breiden.
In het geval partijen getrouwd gebleven waren, zou de terugbetalingsverplichting ten laste gekomen zijn van het gezamenlijke inkomen van de man en de vrouw, van welk inkomen het inkomen van de man - zeker op termijn - (ruim) meer dan 50% zou hebben uitgemaakt. De man zou derhalve in de onderlinge inkomensverhouding gedurende voormelde lange periode een groter deel van de terugbetaling voor zijn rekening hebben genomen dan de vrouw.
Wanneer de schuld, zoals het uitgangspunt is bij de verdeling, aan elk van de gewezen echtelieden voor de helft wordt toegedeeld, betekent dat dat de man door de echtscheiding in een gunstiger positie komt te verkeren dan wanneer partijen niet uiteengegaan zouden zijn terwijl de gevolgen van de lening door de echtscheiding voor de vrouw veel zwaarder wegen dan voor de man.
Dit terwijl de vrouw gedurende drie jaar ook al grotendeels de kosten van het levensonderhoud van partijen heeft gedragen en aldus de man in staat heeft gesteld te studeren en de studie af te ronden.
De rechtbank acht die bevoordeling van de man naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zodat zij zal bepalen dat van het tweede deel van de schuld, het deel van € 106.175,00, 75 % voor rekening van de man en 25% voor rekening van de vrouw komt.
4.26. Onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank in 4.17. heeft beslist, betekent dit dat van de gehele schuld € 92.881,25 voor rekening van de man en € 39.793,75 voor rekening van de vrouw komt.
Polissen kinderen
4.27. Tussen partijen is niet in geschil dat de polissen bij Reaal die op naam staan van de man zijn afgesloten ten behoeve van de kinderen en niet verdeeld worden. Partijen hebben ter comparitie aangegeven welke polis voor welk kind bestemd is terwijl de persoonsgegevens van de kinderen blijken uit de echtscheidingsbeschikking en de waarde van elk van de polissen blijkt uit de overgelegde bescheiden.
Derhalve zal de rechtbank beslissen dat de man binnen zes weken na de datum van dit vonnis zal zorgen dat de begunstiging van de polissen wordt aangepast in die zin dat voor elk van de polissen het in het dictum onder ´1e begunstigde´ vermelde kind begunstigde wordt. Wie als tweede en volgende begunstigden worden benoemd, kunnen partijen in onderling overleg bepalen. Als zij daarover niet binnen vier weken na de datum van dit vonnis tot overeenstemming komen, moeten de in het dictum vermelde kinderen tot tweede en derde begunstigde worden benoemd.
4.27.1. Partijen hebben aangegeven dat de polissen bedoeld zijn voor studie. De man heeft gesteld dat de begunstiging moet worden aangepast zodat de uitkering wordt aangewend uitsluitend ten gunste van de studie van de kinderen. De vrouw heeft ter comparitie verzocht de polis voor dat doel aan te wijzen. Nu partijen het hierover eens zijn zal de rechtbank zulks bevelen.
4.27.2. De vrouw heeft ook verzocht de man te verplichten tot maandelijkse inleg in de polissen. De man heeft aangegeven daartoe niet in staat te zijn, hetgeen gezien de financiële positie van partijen niet onwaarschijnlijk voorkomt, en de vrouw heeft niet (voldoende) bij haar standpunt gepersisteerd, zodat de rechtbank dat verzoek zal afwijzen.
Overige polissen
4.28. Voor de overige hierna te melden polissen geldt dat de waarde bij helfte moet worden verdeeld naar de waarde daarvan op de datum van het vonnis, waarbij bij toedeling de contante waarde en bij afkoop de afkoopwaarde moet worden gehanteerd. Afkoop moet worden geregeld door degene op wiens naam de polis staat binnen vier weken na de datum van dit vonnis. De afdracht van het bedrag dat de wederpartij toekomt dient binnen zes weken na de datum van dit vonnis te geschieden onder gelijktijdige afgifte van een bewijsstuk op basis waarvan de wederpartij de juistheid van die afdracht kan beoordelen.
4.28.1. Partijen zijn het er over eens de Aegon polis met nummer [nummer] op naam van de man af te kopen en te verdelen zodat zal worden beslist dat deze bij helfte wordt verdeeld naar de afkoopwaarde op de datum van verdeling. Voor het overige moet worden gehandeld als vermeld in 4.28.
4.28.2. De Aegon polis met polisnummer [nummer] op naam van de man is premievrij gemaakt. Beide partijen vinden dat deze moet worden afgekocht of toegedeeld aan de man onder verrekening van de waarde maar de man stelt dat zijn keuze afhankelijk is van de gegevens van de verzekeringsmaatschappij. De rechtbank zal beslissen dat de man binnen vier weken na de datum van dit vonnis zijn keuze aan de vrouw moet meedelen. Voor het overige moet worden gehandeld als vermeld in 4.28.
4.28.3. De polis bij de Goudse met polisnummer UL[nummer] op naam van de vrouw wordt, conform de wens van partijen, toegedeeld aan de vrouw, onder verrekening bij helfte van de waarde. Voor het overige moet worden gehandeld als vermeld in 4.28.
Bankrekeningen
4.29. Partijen hebben ter comparitie afgesproken de gezamenlijke bankrekeningen met rekeningnummers [nummer] en [nummer] direct na de comparitie op te heffen terwijl zij het er al over eens waren het saldo op het moment van opheffen bij helfte te delen zodat zij geen belang meer hebben bij een beslissing van de rechtbank over deze rekeningen.
4.30. Zoals bepaald in 4.6. zal de rechtbank voor de niet op te heffen bankrekeningen bepalen dat als peildatum gehanteerd moet worden de datum van ontbinding van het huwelijk, 14 oktober 2011. Dit betreft:
- de Rabobankrekening met nummer [nummer] t.n.v. de vrouw;
- de Rabobank spaarloonrekening met nummer [nummer] t.n.v. de vrouw;
- de ABN Amrorekening met nummer [nummer] t.n.v. de man;
- de ABN Amrorekening met nummer [nummer] t.n.v. de man;
- de Rabo InternetSparenrekening met nummer [nummer] t.n.v. de vrouw met als saldo op 14 oktober 2011 € 404,47;
De rekeninghouder moet op eerste vordering aan de wederpartij een afschrift verstrekken waaruit het saldo op 14 oktober 2011 blijkt.
4.31. De aandelen op Roparcorekening [nummer] in Hollands Bezit en op Roparcorekening [nummer] in Robeco en in Chinese Eq, welke rekeningen op naam van de vrouw staan, zullen voor de helft aan de man en voor de helft aan de vrouw worden toegedeeld, nu de man akkoord is met het voorstel van de vrouw voor toedeling van de helft van de aandelen aan elk van partijen en de bank volgens de vrouw hieraan meewerkt.
De vrouw zal de bank hiertoe binnen vier weken na de datum van dit vonnis opdracht geven.
4.32. De proceskosten zullen, nu partijen voormalige echtelieden zijn, aldus worden gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.1. bepaalt dat de woning aan de [adres], [postcode] Apeldoorn op eerste verzoek van de man aan hem wordt toegedeeld tegen een binnen vier weken na de datum van dit vonnis in onderling overleg te bepalen waarde dan wel, bij gebreke daarvan, de waarde van de na de comparitie uitgevoerde of nog uit te voeren taxatie door de - door partijen conform hun op de comparitie gemaakte afspraak benaderde - makelaars dan wel het gemiddelde daarvan.
5.1.2. bepaalt dat de man de op de woning rustende hypothecaire leningen bij de Rabobank met rekeningnummers [nummer] en [nummer] voor zijn rekening moet nemen en als zijn eigen schulden moet voldoen en dat de man ervoor moet zorgen dat de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van die hypotheekschulden wordt ontslagen.
5.1.3. bepaalt dat de man aan de vrouw wegens overbedeling een bedrag moet voldoen dat als volgt wordt bepaald: de onder 5.1.1. vermelde waarde wordt verminderd met de waarde van de hypotheekschulden en de kosten van overdracht en taxatie. Uit dit netto bedrag krijgt de vrouw bij vooruitneming € 15.882,31. Hetgeen resteert (positief of negatief) wordt tussen de man en de vrouw bij helfte verdeeld.
5.1.4. bepaalt dat als de man de woning niet conform het in 5.1.1. tot en met 5.1.3. bepaalde wenst te krijgen toegedeeld, hij dit binnen vier weken na de datum van dit vonnis aan de vrouw moet meedelen. In dat geval moeten partijen de woning binnen acht weken na de datum van dit vonnis te koop te zetten tegen de waarde zoals in 5.1.1. bepaald.
5.1.5. bepaalt dat na verkoop van de woning de netto opbrengst wordt verdeeld zoals onder 5.1.3. vermeld.
5.1.6. bepaalt dat zolang de woning niet is verkocht degene die in de woning verblijft de daaruit voortvloeiende woonlasten draagt. Als geen van partijen in de woning verblijft moeten partijen de kosten bij helfte dragen.
5.2. bepaalt dat de waarde van de levensverzekering/overlijdensrisicoverzekering bij Interpolis met rekeningnummer [nummer] bij helfte wordt verdeeld naar de waarde op het moment van overdracht van de woning aan de man dan wel aan een derde.
5.3. bepaalt dat de lening bij de ABN AMRO bank inzake de studie aan de Stella Aviation Academy voor een bedrag van € 39.793,75 voor rekening komt van de vrouw en voor € 92.881,25 voor rekening van de man.
5.4. veroordeelt partijen om binnen zes weken na de datum van dit vonnis de begunstiging van de polissen bij Reaal aan te passen in die zin dat voor elk van de polissen het hierna onder ´1e begunstigde´ vermelde kind begunstigde wordt. Partijen kunnen in onderling overleg bepalen wie als tweede en volgende begunstigden worden benoemd. De rechtbank beveelt partijen om, als zij daarover niet binnen vier weken na de datum van dit vonnis tot overeenstemming komen, de hierna vermelde kinderen in die volgorde tot tweede en derde begunstigde te laten aanwijzen:
a. nummer [nummer], 1e begunstigde [naam A], geboren op [2004], 2e begunstigde [naam C], geboren op [2007], 3e begunstigde [naam B], geboren op [2005];
b. nummer [nummer], 1e begunstigde [naam B], geboren op [2005], 2e begunstigde [naam A], geboren op [2004], 3e begunstigde [naam C], geboren op [2007];
c. nummer [nummer] 1e begunstigde [naam C], geboren op [2007], 2e begunstigde [naam B], geboren op [2005], 3e begunstigde [naam A], geboren op [2004].
5.5. beveelt partijen binnen zes weken na de datum van dit vonnis de begunstiging van de onder 5.4. vermelde polissen aan te passen zodat de uitkering wordt aangewend uitsluitend ten gunste van de studie van de begunstigden;
5.6. beveelt partijen de overige, hierna te melden, polissen bij helfte te verdelen naar de waarde daarvan op de datum van het vonnis, waarbij bij toedeling de contante waarde en bij afkoop de afkoopwaarde moet worden gehanteerd.
De rechtbank bepaalt dat de afkoop moet worden geregeld door degene op wiens naam de polis staat binnen vier weken na de datum van dit vonnis. De andere partij moet daaraan zo nodig op eerste verzoek zijn/ haar medewerking verlenen.
De rechtbank beveelt degene op wiens naam de polis staat om binnen zes weken na de datum van dit vonnis het bedrag dat de wederpartij toekomt aan die partij af te dragen alsmede om gelijktijdig een bewijsstuk af te geven op basis waarvan de wederpartij de juistheid van die afdracht kan beoordelen.
- bepaalt dat de Aegon polis met nummer [nummer] op naam van de man wordt afgekocht;
- bepaalt dat de man binnen vier weken na de datum van dit vonnis aan de vrouw moet meedelen of hij de Aegon polis met polisnummer [nummer] toegedeeld wil krijgen of dat de polis moet worden afgekocht;
- bepaalt dat de polis bij de Goudse met polisnummer UL[nummer] op naam van de vrouw wordt toegedeeld aan de vrouw;
5.7. deelt aan de vrouw toe:
- de Rabobank rekening met nummer [nummer]
- de Rabobank spaarloonrekening met nummer [nummer]
- de Rabo InternetSparen rekening met nummer [nummer]
en bepaalt dat de vrouw de helft van de saldi per 14 oktober 2011 aan de man moet voldoen;
deelt aan de man toe:
- de ABN Amro rekening met nummer [nummer]
- de ABN Amro rekening met nummer [nummer]
en bepaalt dat de man de helft van de saldi per 14 oktober 2011 aan de vrouw moet voldoen;
bepaalt dat de rekeninghouder op eerste vordering aan de wederpartij een afschrift moet verstrekken waaruit het saldo op 14 oktober 2011 blijkt;
5.8. bepaalt dat de vrouw de bank binnen vier weken na de datum van dit vonnis opdracht moet geven om de helft van de aandelen op Roparcorekening [nummer] in Hollands Bezit en op Roparcorekening [nummer] in Robeco en in Chinese Eq op naam van de man te stellen;
5.9. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.10. compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.11. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.I. Spoor en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2012.