ECLI:NL:RBZUT:2012:BX4289
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verjaring van vordering uit geldlening en bewijs van ontvangst aangetekende brief
In deze zaak vorderden vijf eisers, wonende in verschillende plaatsen, betaling van een bedrag van € 48.315,61 van de gedaagde, die in Woold woont. De eisers baseerden hun vordering op een geldleningovereenkomst die in 2004 was aangegaan tussen de gedaagde en de vader van eiser B. De gedaagde had volgens de eisers zijn verplichtingen uit deze overeenkomst niet nagekomen, wat leidde tot de eis om het verschuldigde bedrag te betalen, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten.
De rechtbank heeft de procedure in eerste aanleg behandeld, waarbij onder andere een tussenvonnis van 21 december 2011 en een comparitie van 24 april 2012 aan de orde kwamen. De eisers stelden dat de gedaagde in gebreke was gebleven en dat de verjaring van de vordering was gestuit door een aangetekende brief van 25 november 2007. De gedaagde betwistte echter de ontvangst van deze brief en voerde aan dat de vordering inmiddels was verjaard.
De rechtbank oordeelde dat de eisers niet voldoende bewijs hadden geleverd dat de aangetekende brief daadwerkelijk was ontvangen door de gedaagde. Het track&trace formulier dat door de eisers was overgelegd, bood onvoldoende bewijs dat de gedaagde de brief had ontvangen. De rechtbank concludeerde dat de verjaring van de vordering niet rechtsgeldig was gestuit en wees de vorderingen van de eisers af. Tevens werden de eisers veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 1.859,00 werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken op 25 juli 2012 door mr. J.A.M. Strens-Meulemeester.