ECLI:NL:RBZUT:2012:BX3016

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
29 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
129578 KGRK 12/208
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening

In deze zaak heeft de rechtbank Zutphen op 29 mei 2012 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker, die zich niet kon vinden in de behandeling van zijn beroepszaken en vreesde voor een eerlijk proces. Het wrakingsverzoek was ingediend op 10 april 2012, terwijl de feiten en omstandigheden die aan het verzoek ten grondslag lagen, al eerder bekend waren geworden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek te laat is ingediend, aangezien de verzoeker vijf weken na de zitting en bijna drie weken na de uitspraken in de beroepszaken van zijn zonen het wrakingsverzoek heeft ingediend. Hierdoor kon de rechtbank niet toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek. De rechtbank heeft de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking van mr. R.P. van Baaren. De uitspraak is gedaan zonder kennisname van een brief van de verzoeker die op dezelfde dag was ontvangen, omdat deze te laat was ingediend. De rechtbank benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor tijdige indiening van verzoeken bij de verzoeker ligt.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige wrakingskamer
Rekestnummer: 129578 KGRK 12/208
Beslissing van 29 mei 2012 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. R.P. van Baaren,
rechter in deze rechtbank.
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de wrakingsprocedure blijkt uit:
- het verzoekschrift tot wraking, ingekomen op 10 april 2012 bij de griffie van deze rechtbank;
- de schriftelijke reactie van mr. R.P. van Baaren van 1 mei 2012, strekkende tot het afwijzen van het verzoek tot wraking;
- de brief met verzoek tot aanhouding van de wrakingszitting van 28 mei 2012 van [verzoeker];
- de notitie van het telefoongesprek tussen de griffier en [verzoeker] van 29 mei 2012;
- het proces-verbaal van de wrakingszitting van 29 mei 2012, waarbij [verzoeker] niet is verschenen;
- de brief van [verzoeker] van 29 mei 2012.
Voorts bevindt zich het proces-verbaal van de zitting van 7 maart 2012, waarbij [verzoeker] niet is verschenen en is vertegenwoordigd door [zoon B verzoeker], in het dossier.
2. Het wrakingsverzoek
[verzoeker] heeft aan zijn wrakingsverzoek, voor zover relevant, het volgende ten grondslag gelegd.
2.1. Ter zitting d.d. 7 maart 2012 zijn de beroepszaken van verzoeker (10/1597 WOZ 213) en van zijn twee zonen [zoon A verzoeker] (10/1598WOZ213) en [zoon B verzoeker] (10/1599 WOZ213) gelijktijdig behandeld. De beroepszaak van verzoeker is aangehouden, terwijl in de beroepszaken van [zonen A en B verzoeker] volledig in hun nadeel is beslist, bij uitspraak van 21 maart 2012. In deze uitspraken is de rechter volgens verzoeker volledig voorbij gegaan aan een essentieel aspect van beide beroepschriften, zijn ter zitting relativerende opmerkingen gemaakt over de roekenoverlast en is in het oordeel het taxatierapport betrokken dat objectief juridisch onvoldoende gewicht toekomt om als onbetwiste waardebepaling te kunnen fungeren.
Genoemde redenen geven verzoeker aanleiding om te veronderstellen en te vrezen dat hij in dit geval geen eerlijk proces zal krijgen. Dat een of meerdere redenen ook grond tot hoger beroep in de beroepszaken van [zonen A en [zoon A verzoeker] kunnen vormen, doet niet af aan het gerechtvaardigde vermoeden en de vrees dat de beslissing en houding van de rechter ook de beroepszaak van verzoeker negatief zullen beïnvloeden.
3. Standpunt van mr. R.P. van Baaren
Mr. R.P. van Baaren heeft in zijn verweerschrift het verzoek tot wraking gemotiveerd weersproken. Op hetgeen hij heeft aangevoerd zal hierna, indien van belang, nader worden teruggekomen.
4. Beoordeling door de rechtbank
4.1. De griffier heeft verzoeker telefonisch laten weten dat de brief van 28 mei 2012, waarin verzoeker onder andere om aanhouding vraagt, ter zitting van 29 mei 2012 zou worden besproken en dat het wrakingsverzoek mogelijk (toch) inhoudelijk zou worden behandeld. De rechtbank zal verzoekers brief van 28 mei 2012 hier verder niet bespreken. Verzoeker is niet op de zitting verschenen en de volgende (mondelinge) uitspraak is gedaan.
4.2. De wrakingskamer ziet zich voor de vraag gesteld of [verzoeker] in zijn verzoek tot wraking kan worden ontvangen.
4.3. Ingevolge artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht dient het verzoek tot wraking te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden (die aan het verzoek ten grondslag worden gelegd) aan de verzoeker bekend zijn geworden.
4.4. De mondelinge behandeling van de onder r.o. 2.1 vermelde beroepszaken is gehouden op 7 maart 2012. De uitspraken in de beroepszaken van [zonen A en B verzoeker] dateren van 21 maart 2012. Met name gezien de familierelatie tussen verzoeker en genoemde zoons, moet naar het oordeel van de wrakingskamer worden aangenomen dat verzoeker kort na de zitting en kort na de datum van de uitspraken bekend is geworden met de feiten en omstandigheden die hij aan het wrakingsverzoek ten grondslag legt. Door verzoeker is echter pas op 10 april 2012, vijf weken na de zitting en bijna drie weken na de uitspraken, een wrakingsverzoek ingediend. Bijgevolg heeft verzoeker het wrakingsverzoek niet gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan hem bekend zijn geworden.
4.5. Het wrakingsverzoek is – gelet op het vorenstaande – te laat ingediend. [verzoeker] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek tot wraking. De rechtbank komt derhalve niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het wrakingsverzoek.
4.6 Ambtshalve wordt aan het voorgaande toegevoegd dat bovenstaande uitspraak op de zitting van 29 mei 2012 om ongeveer 16:00 uur is gedaan en dat hierop niet kan worden teruggekomen. De uitspraak is gedaan zonder kennisneming van verzoekers brief van 29 mei 2012, die per fax diezelfde dag om 15:26 uur is ontvangen. De omstandigheid dat het verzoek in deze brief de rechters van de wrakingskamer te laat heeft bereikt, doordat geen urgentievermelding, bij voorbeeld door vermelding van datum en tijdstip van de zitting, op de brief stond, komt voor risico van verzoeker.
5. Beslissing
De rechtbank:
5.1 verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van mr. R.P. van Baaren.
Deze beslissing is gegeven door mr. O. Nijhuis, voorzitter, mrs. S.A.M. Vrendenbarg en N.C. van Lookeren Campagne, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2012 in aanwezigheid van mr. M.S. Bos, griffier.