RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940064-12
Uitspraak d.d.: 6 juni 2012
Tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [plaats, 1993],
wonende te [adres]
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Doetinchem.
Raadsman: mr. Poppe, advocaat te Epe.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 mei 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 05 december 2011 te Vaassen, gemeente Epe, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een
ontploffing teweeg heeft gebracht en/of brand heeft gesticht in een
leegstaande (rijtjes)woning (gelegen aan de [adres A]), immers heeft
verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een fles met
benzine, althans een brandbare vloeistof, met daaraan vastgeplakt/getaped een
hoeveelheid nitraat (of een soortgelijke stof) met een aansteker aangestoken
en/of (vervolgens) door een (kapotte) ruit van voornoemde woning naar binnen
gegooid, tengevolge waarvan een ontploffing en/of brand is ontstaan, in elk
geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een of meer brandbare
stof(fen)), ten gevolge waarvan voornoemde woning en/of de zich in die woning
bevindende goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval
brand is ontstaan, terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor de personen, te weten de bewoners van de aangrenzende
woning(en) [woningen naast adres A], en/of gemeen gevaar voor
voornoemde woning [adres A] en/of de aangrenzende woning(en) [woningen naast adres A] (en/of de zich in die woning(en) bevindende goederen), in elk geval
gemeen gevaar voor goederen, te duchten was (incident 3, vanaf blz. 232);
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 12 januari 2012 te Vaassen, gemeente Epe, op/aan de
Veenweg aldaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een schaftkeet ([ adres B]), immers
heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar
opzettelijk een gasfles in die schaftkeet gebracht en/of (vervolgens) die
gasfles opengedraaid en/of (vervolgens) een hoeveelheid (plastic) bekertjes
en/of ander brandbaar materiaal opgestapeld en/of (vervolgens) die bekertjes
en/of dat materiaal aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in
aanraking gebracht met die bekertjes en/of dat materiaal, althans met (een)
brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die schaftkeer en/of de zich in die
schaftkeet bevindende goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk
geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schaftkeet
en/of de zich in die schaftkeet bevindende goederen, in elk geval gemeen
gevaar voor goederen, te duchten was (incident 5, vanaf blz. 277);
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 12 januari 2012 te Vaassen, gemeente Epe, op/aan de
Veenweg aldaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een schaftkeet ([ adres B]), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar schaftkeet] B.V., in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door een gasfles in
die schaftkeet te brengen en/of (vervolgens) die gasfles open te draaien en/of
(vervolgens) een hoeveelheid (plastic) bekertjes en/of ander brandbaar
materiaal op te stapelen en/of (vervolgens) die bekertjes en/of dat materiaal
aan te steken, ten gevolge waarvan die schaftkeer en/of de zich in die
schaftkeet bevindende goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 12 januari 2012 te Vaassen, gemeente Epe, opzettelijk en
wederrechtelijk een (straat-)klinker tegen de voorruit van een (opvallende)
politieauto (Volkswagen Touran) heeft gegooid, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan de politie Noord en Oost Gelderland, in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt (incident 6, vanaf blz. 303);
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 15 januari 2012 te Vaassen, gemeente Epe, opzettelijk
brand heeft gesticht door een of meer coniferen bij de woning [adres C]
aldaar in brand te steken, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met
een aansteker die coniferen aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur
in aanraking gebracht met die coniferen, althans met (een) brandbare
stof(fen), ten gevolge waarvan een of meer van die coniferen geheel of
gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor die woning [adres C] en/of een in de directe nabijheid van
die coniferen staand elektriciteitshuisje, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen, te duchten was (incident 9, vanaf blz. 347);
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 15 januari 2012 te Vaassen, gemeente Epe, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en
wederrechtelijk een of meer coniferen in brand heeft gestoken, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
In Vaassen werden sinds juni 2010 meerdere brandstichtingen gepleegd. Het ging om grote en kleine branden van onder meer coniferen, schuren, een kraakpand en een schaftkeet. Er is onderzoek gestart. Nadat een aantal getuigen en mogelijke verdachten zijn gehoord is verdachte op 6 februari 2012 aangehouden en sindsdien verblijft hij in voorlopige hechtenis.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 primair, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten.
Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Namens verdachte is aangevoerd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 1 ten laste gelegde feit. De brandstichting is door een ander dan verdachte gepleegd. Van medeplegen is geen sprake, daar er geen nauwe en bewuste samenwerking was. Verdachte heeft geen rol gespeeld in de voorbereiding en bij de uitvoering. Het enige verwijt dat hem gemaakt zou kunnen worden is dat hij niet actief heeft ingegrepen om de dader, [naam A], ervan te weerhouden brand te stichten.
Ook ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde brandstichting heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte zelf niets heeft aangestoken. Verdachte heeft een buiten aangetroffen gasfles in de schaftkeet gezet en deze vervolgens opengedraaid. Er is onvoldoende bewijs voor plegen of medeplegen. De handelingen van verdachte leveren niet meer op dan het tezamen en in vereniging vernielen van de schaftkeet in kwestie.
Ten aanzien van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank aangezien verdachte hierover bekennende verklaringen heeft afgelegd.
Van de ad informandum gevoegde feiten 1 en 2 heeft verdachte bekend dat hij die feiten heeft gepleegd.
Beoordeling door de rechtbank
Er is namens Woningstichting [naam woningstichting] aangifte2 gedaan van brandstichting, gepleegd op 5 december 2011 te Vaassen. Dit betrof een leegstaande woning op het adres [adres A]. Deze woning is onderdeel van een blok rijtjeshuizen. De woningen op het adres [woningen naast adres A] waren op dat moment nog bewoond.
De dienstdoende bevelvoerder van de brandweer te Vaassen heeft verklaard3 dat er op 5 december 2011 brand was in de woning [adres A]. Er was een behoorlijke rookontwikkeling die zich via het dakbeschot verspreidde naar de overige woningen. Dit was een indicatie dat er geen goede brandafscheiding was tussen de woningen onderling, waardoor de brand zich gemakkelijk kon verspreiden. Daarnaast was er een open verbinding vanaf de brandhaard naar de bovengelegen verdiepingen. In de naastliggende woningen nummers [woningen naast adres A] is een verhoogde CO waarde gemeten. Uit verdere inspectie is gebleken dat er ook een zolderluik openstond. Dit had voor een versnelde branduitbreiding kunnen zorgen.
Er is een brandonderzoek4 verricht. Gebleken is dat de woning [adres A] de middelste woning is van een woonblok. De keuken van de woning was uitgebrand. Bij de brandhaard is een geur waargenomen van motorbenzine. Door de brand was er gemeen gevaar voor goederen te duchten. De naastgelegen woningen werden bedreigd door de brand. De bewoners daarvan moesten hun woningen verlaten door ontstane koolmonoxidegassen.
[naam A] heeft verklaard5 dat er brand is gesticht in de woning aan de [adres A] te Vaassen. Hij is samen met verdachte naar die woning gefietst. Zij hadden een fles benzine bij zich en nitraat. Het was de bedoeling om de fles door middel van dat nitraat te laten exploderen en zo een woning in de brand te steken. Zij zijn naar de woning gegaan waar het nitraat, dat aan de fles zat vastgeplakt, is aangestoken, waarna de fles in de woning is gegooid. Er was een doffe klap te horen en even later was er rook te zien en ook vlammen. Er woonden nog andere mensen in de rijtjeswoningen.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 23 mei 2012 verklaard dat hij en [naam A] onder invloed van alcohol op het idee kwamen om brand te gaan stichten. Er is een fles met benzine en een nitraat meegenomen.
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard6 dat zij een fles benzine bij zich hadden en dat zij beide nitraat bij zich hadden. De fles zou ergens afgestoken worden. Zij zijn gaan fietsen en zijn uiteindelijk in de buurt van de [adres/straat] te Vaassen een paadje ingefietst. In het paadje had [naam A] al gezegd dat hij die fles met benzine in een leegstaande woning wilde binnengooien. Hij wist dat er nog woningen bewoond waren. [naam A] zou de brand hebben gesticht en hij was er bij. Toen zij hoorden dat de brandweer arriveerde zijn zij nog teruggegaan om te gaan kijken.
Uit voornoemde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang beschouwd, kan worden opgemaakt dat verdachte en [naam A] op 5 december 2011 van plan waren om door middel van een fles benzine met daaraan vastgeplakt nitraat brand te gaan stichten. Zij zijn al fietsend op zoek gegaan naar een plek om de fles te laten exploderen, en zijn zo uitgekomen in een paadje achter rijtjeshuizen, waarvan er enkele nog bewoond werden.
Verdachte heeft verklaard dat [naam A] degene is geweest die uiteindelijk het nitraat heeft aangestoken en de fles in de woning heeft gegooid. [naam A] daarentegen heeft verklaard dat verdachte dit heeft gedaan. Hoewel niet duidelijk is geworden wie uiteindelijk daadwerkelijk de nitraat heeft aangestoken en de fles in de woning heeft gegooid, komt uit de verklaringen in onderling verband en samenhang beschouwd, naar voren dat verdachte als medepleger moet worden aangemerkt.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Er is namens [eigenaar schaftkeet] BV aangifte7 gedaan van brandstichting, gepleegd op 13 januari 2012 te Vaassen. Dit betrof een schafkeet die geplaatst was aan de [ adres B].
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij samen met [naam A] bij de schaftkeet was. Hij heeft de gasfles binnen geplaatst. Verder is het zo gegaan zoals hij bij de politie heeft verklaard.
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard8 dat hij de gasfles binnen heeft geplaatst. Hij heeft tegen [naam A] gezegd dat [naam A] bekertjes moest verzamelen en aansteken. Hijzelf heeft toen de gasfles opgedraaid. Hij hoorde het gas sissen. Daarna zijn zij weggegaan.
[naam A] heeft verklaard9 dat verdachte en hij tevoren al de afspraak hadden gemaakt om de schaftkeet in brand te gaan steken. Verdachte en hij hebben een aansteker bij in/om de schaftkeet verzamelde plastic bekertjes en papiertjes, welke in een kastje waren gedaan, gehouden. Verdachte had een gasfles in de schaftkeet gezet en deze vervolgens helemaal opengedraaid. Zij zagen even later dat de schaftkeet volledig in de fik stond.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte geen open vuur heeft gebruikt en niets heeft aangestoken, zodat er onvoldoende bewijs zou zijn voor plegen of medeplegen van brandstichting.
Uit voornoemde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang beschouwd komt evenwel naar voren dat verdachte en zijn mededader geheel volgens plan en in nauwe samenwerking brand hebben gesticht in de schaftkeet in kwestie, zodat verdachte als medepleger moet worden aangemerkt.
De rechtbank acht het onder 2 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 23 mei 2012 verklaard dat hij op 12 januari 2012 te Vaassen een straatklinker door de voorruit van een politieauto heeft gegooid.
Voorts is de bewezenverklaring gebaseerd op:
- het proces-verbaal van aangifte10 namens Politie Noord- en Oost Gelderland;
- het proces-verbaal van verhoor11 van getuige [naam A]
Aangezien verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, is volstaan met een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4:
[slachtoffer] heeft aangifte12 gedaan van brandstichting. Hij woont op het adres [adres C] te Vaassen. Er zijn op 15 januari 2012 coniferen in brand gestoken aan de achterzijde van zijn woning, ten gevolge waarvan drie coniferen en wat bomen en struiken eromheen zijn verbrand. Op korte afstand van de coniferen, zo'n driemeter, staat een elektriciteitshuisje. De coniferen staan op ongeveer 5 meter van het huis verwijderd.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 23 mei 2012 verklaard dat hij blijft bij de bekennende verklaring die hij over dit feit bij de politie heeft afgelegd.
De verdachte heeft tegenover de politie verklaard13 dat hij één conifeer in brand heeft gestoken aan [adres C] te Vaassen. Het was een conifeer van een meter of 4 of 5. [naam A] was er ook bij. Het was een grote conifeer die snel brandde.
[getuige] heeft verklaard14 dat hij op 15 januari 2012 een fietser voorbij zag komen en dat even later de coniferen in de achtertuin van [slachtoffer] in brand stonden. Direct naast de coniferen staat een elektriciteitshuisje. De woning van [slachtoffer] staat niet ver van de coniferen.
Hoewel de raadsman zich ten aanzien van dit feit heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, heeft verdachte betwist dat het woonhuis van [slachtoffer] in gevaar is geweest. Hij is het niet eens met de door aangever genoemde afstanden. Nu er geen brandrapport bij de stukken is, kan de rechtbank niet zelfstandig vaststellen dat het woonhuis daadwerkelijk gevaar heeft gelopen. Ten aanzien van het elektriciteitshuisje is de rechtbank van oordeel dat in dat geval wel sprake is geweest van gevaar. Verdachte heeft immers de door aangever gestelde afstand van 3 meter tot de coniferen niet betwist, welke afstand in zoverre bevestiging vindt in de verklaring van de getuige [getuige] dat deze heeft verklaard dat de coniferen naast het electriciteitshuisje stonden.
De rechtbank acht het onder 4 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 5 december 2011 te Vaassen, gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en brand heeft gesticht in een leegstaande rijtjeswoning gelegen aan de [adres A], immers heeft verdachte en/of zijn mededader toen aldaar opzettelijk een fles met benzine met daaraan vastgeplakt/getaped een nitraat met een aansteker aangestoken en vervolgens door een kapotte ruit van voornoemde woning naar binnen gegooid, tengevolge waarvan een ontploffing en brand is ontstaan, ten gevolge waarvan voornoemde woning en de zich in die woning bevindende goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor de personen, te weten de bewoners van de aangrenzende woningen [woningen naast adres A], en gemeen gevaar voor voornoemde woning [adres A] en de aangrenzende woningen [woningen naast adres A] en de zich in die woningen bevindende goederen te duchten was;
2. primair
hij op 12 januari 2012 te Vaassen, gemeente Epe, op/aan de Veenweg aldaar, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht in een schaftkeet ([ adres B]), immers hebben verdachte en zijn mededader toen aldaar opzettelijk een gasfles in die schaftkeet gebracht en vervolgens die gasfles opengedraaid en vervolgens een hoeveelheid plastic bekertjes en ander brandbaar materiaal opgestapeld en vervolgens die bekertjes
en dat materiaal aangestoken, ten gevolge waarvan die schaftkeer en de zich in die
schaftkeet bevindende goederen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schaftkeet en de zich in die schaftkeet bevindende goederen te duchten was
3.
hij op 12 januari 2012 te Vaassen, gemeente Epe, opzettelijk en wederrechtelijk een straatklinker tegen de voorruit van een opvallende politieauto (Volkswagen Touran) heeft gegooid, toebehorende aan de politie Noord en Oost Gelderland, waardoor deze is vernield;
4. primair
hij op 15 januari 2012 te Vaassen, gemeente Epe, opzettelijk brand heeft gesticht door coniferen bij de woning [adres C] aldaar in brand te steken, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met een aansteker die coniferen aangestoken, ten gevolge waarvan coniferen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan voor een in de directe nabijheid van die coniferen staand elektriciteitshuisje, te duchten was.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1. medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
2. primair: medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
3. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
4. primair: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een rapport van psychologisch onderzoek opgemaakt door H.E.W. Koornstra, psycholoog, d.d. 24 april 2012. De conclusie van het rapport is dat verdachte een licht verstandelijke beperking heeft, te weten zwakbegaafdheid. Hiernaast is er geen sprake van persoonlijkheidsproblematiek, afgezien van het misbruik van alcohol. Door de zwakbegaafdheid ontbreekt het verdachte aan de capaciteiten verbaal afdoende weerstand te bieden. Verdachte weet ook dat hij onder invloed van alcohol over nog minder remmingen beschikt. Op grond hiervan moet verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht.
Met de conclusie van deze rapportage kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk
met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact, wat mede zal inhouden dat verdachte zich moet houden aan het meldingsgebod, deelneemt aan een gedragsinterventie en zich verplicht ambulant zal laten behandelen.
Ter toelichting heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere brandstichtingen en een vernieling, waardoor veel onrust in Vaassen is ontstaan. Zij heeft daarbij de ad informandum gevoegde feiten 1 en 2 meegewogen.
De raadsman heeft verzocht verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijk strafdeel met de geadviseerde voorwaarden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze voor een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte diverse keren brand heeft gesticht, waaronder in een leegstaande woning die deel uit maakte van een rij woningen waarvan er nog een aantal werd bewoond. Met name bij die brandstichting lijkt hij volstrekt onverschillig te zijn geweest ten aanzien van het gevaar dat hij daarmee veroorzaakte voor goederen en voor de in de zich in de belendende woningen bevindende bewoners. Zij hadden bij de brand niet alleen al hun bezittingen kunnen verliezen, waarbij persoonlijke zaken vaak niet vervangbaar zijn, maar ook het leven kunnen laten.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van onverantwoord en bijzonder risicovol gedrag van verdachte en rekent dat verdachte aan. Zij rekent het verdachte aan dat hij de feiten heeft gepleegd in een periode dat er in Vaassen al veel onrust heerste en er gevoelens van angst leefden door eerdere brandstichtingen.
Ook houdt de rechtbank rekening met de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De feiten rechtvaardigen op zich oplegging van een lange onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
Over verdachte is een rapport van psychologisch onderzoek opgemaakt en ook een rapport door de reclassering. In het rapport van de psycholoog wordt geadviseerd om verdachte, naast een op te leggen onvoorwaardelijke straf, onder toezicht te stellen van de reclassering door middel van een voorwaardelijk strafdeel met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden. De reclassering heeft in haar rapport geadviseerd verdachte een meldingsgebod op te leggen, hem te verplichten om aan een gedragsinterventie deel te nemen door het volgen van een cognitieve vaardigheidstraining+ en het verplicht laten behandelen van zijn alcoholgebruik bij de forensische polikliniek JusTact. De rechtbank acht het van belang dat verdachte de voorgestelde verplichte behandeling zal volgen.
De rechtbank zal daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Zij acht het van belang dat verdachte op niet al te lange termijn aan de behandeling zal kunnen beginnen en zal daarom een lager onvoorwaardelijk strafdeel opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank ziet aanleiding om de proeftijd, te verbinden aan de voorwaardelijke gevangenisstraf, vast te stellen op drie jaren waar het de bijzondere voorwaarden betreft.
Om de ernst van de feiten te benadrukken zal zij daarnaast de maximale werkstraf aan verdachte opleggen.
Ad informandum gevoegde zaken
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaken, bekend onder parketnummer 06/940064-12, incidenten 4 en 7, namelijk:
- 12 januari 2012, vernieling van een damesfiets van [slachtoffer B] (incident 4);
- 13 januari 2012, vernieling in vereniging, aangever [slachtoffer C] (incident 7).
Verdachte heeft bekend die feiten te hebben begaan en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor dat feit geen verdere strafvervolging zal volgen.
Vorderingen tot schadevergoeding
De benadeelde partij [naam woningstichting] Woondiensten heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.054,15 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde. Ook wordt de wettelijke rente gevorderd met ingang van de schadedatum. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van verdachte heeft uitsluitend aangevoerd dat de vordering vanwege de bepleite vrijspraak afgewezen dient te worden.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden.
Nu verdachte de vordering inhoudelijk niet heeft weersproken en het gevorderde bedrag de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen. De verdachte is voor de schade -naar burgerlijk recht- aansprakelijk.
De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen met ingang van de pleegdatum van het feit, namelijk 5 december 2011.
De benadeelde partij [eigenaar schaftkeet] BV heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 875,-- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde. Ook wordt de wettelijke rente gevorderd met ingang van de schadedatum. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte bereid is deze schade te vergoeden en dat de vordering derhalve kan worden toegewezen.
Nu door verdachte niet is weersproken dat de benadeelde partij de door deze gestelde, als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen, schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag, zal deze vordering als onweersproken worden toegewezen. De verdachte is voor de schade -naar burgerlijk recht- aansprakelijk.
De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen met ingang van de pleegdatum van het feit, namelijk 12 januari 2012.
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.718,10 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde. Ook wordt de wettelijke rente gevorderd met ingang van de schadedatum. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij heeft op het voegingsformulier vermeld dat de schade ook is aangemeld bij de verzekering, maar dat nog niet bekend is of de schade zal worden vergoed.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat onvoldoende duidelijk is of [slachtoffer] daadwerkelijk schade heeft geleden nu de mogelijkheid bestaat dat de verzekeraar van [slachtoffer] alsnog tot uitkering overgaat, reden waarom de vordering afgewezen dient te worden.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden.
Nu het gevorderde bedrag de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, kan deze vordering worden toegewezen. De verdachte is voor de schade -naar burgerlijk recht- aansprakelijk. Aangezien thans nog niet duidelijk is of de benadeelde partij de schade daadwerkelijk vergoed zal krijgen van diens verzekeringsmaatschappij, zal de vordering voorwaardelijk worden toegewezen, in die zin dat verdachte het gevorderde bedrag dient te betalen indien en voorzover de verzekeraar van de benadeelde partij de schade niet heeft vergoed of slechts gedeeltelijk heeft vergoed.
De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen met ingang van de pleegdatum van het feit, namelijk 15 januari 2012.
De benadeelde partij [slachtoffer C] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.053,18 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 ad informandum gevoegde feit. De benadeelde partij heeft op het voegingsformulier vermeld dat de schade, na indiening bij de verzekeraar, door de verzekeraar is vergoed.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de vordering afgewezen dient te worden.
Naar het oordeel van de rechtbank dient de vordering, nu deze niet is ingetrokken en vast is komen te staan dat de benadeelde partij de schade van de verzekeraar vergoed heeft gekregen, afgewezen te worden.
De benadeelde partij [slachtoffer D] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.550,-- gevoegd in het strafproces ten aanzien van onder 3 ad informandum gevoegde feit.
Aangezien dit feit uiteindelijk niet is meegenomen in de beoordeling van de strafzaak, de officier van justitie zal verdachte hiervoor mogelijk op een later moment dagvaarden, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de door haar gehandhaafde vordering worden verklaard.
De benadeelde partij [slachtoffer E] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 197.449,-- gevoegd in het strafproces.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu deze vordering geen betrekking heeft op enig bewezen verklaard feit en aan de benadeelde partij derhalve geen rechtstreekse schade is toegebracht door een bewezen verklaard feit als bedoeld in artikel 361, tweede lid aanhef en sub b van het wetboek van Strafvordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht telkens de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van voornoemde benadeelde partijen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 47, 57, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3 en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
1. medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
2. primair: medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
3. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
4. primair: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 12 (twaalf) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of vóór het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die hem zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang als de reclassering zulks nodig oordeelt. Veroordeelde dient zich daartoe binnen vijf dagen volgend op zijn invrijheidstelling te melden bij Tactus Reclassering, Piet Heinstraat 26a te Zutphen. Hierna moet veroordeelde zich gedurende de door Tactus Reclassering bepaalde perioden zo frequent blijven melden, als Tactus Reclassering nodig acht;
- zal deelnemen aan een cognitieve vaardigheidstraining CoVA+;
- zich ambulant zal laten behandelen bij de forensische polikliniek JusTact of een soortgelijke instelling, voor zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van JusTact of een soortgelijke instelling zullen worden gegeven;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdenveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (éénhonderdentwintig) dagen;
* veroordeelt verdachte ter zake feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [naam woningstichting] Woondiensten van een bedrag van € 1.054,15, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 december 2011 en met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag geheel of gedeeltelijk is betaald, verdachte in zoverre daarvan zal zijn bevrijd;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam woningstichting] Woondienst voornoemd, een bedrag te betalen van € 1.054,15, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 20 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
* bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* veroordeelt verdachte ter zake feit 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [eigenaar schaftkeet] BV van een bedrag van € 875,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2012 en met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag geheel of gedeeltelijk is betaald, verdachte in zoverre daarvan zal zijn bevrijd;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [eigenaar schaftkeet] BV voornoemd, een bedrag te betalen van € 875,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 17 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
* bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* veroordeelt verdachte ter zake feit 4 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 2.718,10, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2012 en met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Deze veroordeling is voorwaardelijk in die zin, dat verdachte slechts dan behoeft te betalen indien en voor zover de verzekeraar van de benadeelde partij aan de benadeelde partij de schade niet heeft vergoed;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, een bedrag te betalen van € 2.718,10, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 17 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt. Deze verplichting is voorwaardelijk in die zin, dat veroordeelde slechts dan behoeft te betalen aan de Staat indien en voor zover de verzekeraar van de benadeelde partij aan de benadeelde partij de schade niet heeft vergoed;
* bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtof[slachtoffer C] af;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer E] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. Van Valderen, voorzitter, De Jong en Tas, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 juni 2012.
Mrs. De Jong en Tas zijn buiten staat mede te ondertekenen.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0618 2012028957, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noord-West Veluwe, team Heerde-Hattem, gesloten en ondertekend op 18 april 2012.
2 Proces-verbaal van aangifte door [aangever namens woningstichting], pag. 233-234
3 Verklaring van [brandweer Vaassen], pag. 251
4 Proces-verbaal van brandonderzoek, pag. 248-250
5 Proces-verbaal van verhoor van [naam A], pag. 242-244
6 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 23-241
7 Proces-verbaal van aangifte namens [eigenaar schaftkeet], pag. 278-279
8 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 300-302
9 Proces-verbaal van verhoor van [naam A], pag. 298- 299
10 Proces-verbaal van aangifte namens Politie Noord- en oost Gelderland, pag. 304-306
11 Proces-verbaal van verhoor van [naam A], pag. 316-317
12 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], pag. 348-349
13 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 355-357
14 Proces-verbaal van verhoor van [getuige], pag. 350-351