ECLI:NL:RBZUT:2012:BW6519

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/832 WOW44
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging onherroepelijke bouwvergunning voor het Vereniging Nationaal Jachtschietcentrum Berkenhorst in Elspeet

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 23 mei 2012 uitspraak gedaan in een geschil over de wijziging van een onherroepelijke bouwvergunning voor de Vereniging Nationaal Jachtschietcentrum Berkenhorst in Elspeet. De eiseres, Stichting Veluwe Bijzonder, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nunspeet, dat de wijziging van de bouwvergunning niet als een nieuwe bouwaanvraag beschouwde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voorgestelde wijzigingen van ondergeschikte aard zijn en dat er geen nieuwe bouwaanvraag vereist was. De rechtbank oordeelde dat de wijzigingen geen negatieve impact hadden op derden en dat de brief van 8 december 2010 van de gemeente niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt. Hierdoor was het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens is de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: 11/832 WOW44
Uitspraak in het geding tussen:
Stichting Veluwe Bijzonder
te Elspeet,
eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nunspeet
verweerder,
alsmede
Vereniging Nationaal Jachtschietcentrum Berkenhorst
te Elspeet,
derde-partij.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 oktober 2006 heeft verweerder aan de derde-partij een reguliere bouwvergunning eerste fase verleend voor het bouwen van een schietbunker, schietbioscoop, abri’s en het aanbrengen van geluidswerende maatregelen bij de buitenschietplaatsen op het perceel [adres] te Elspeet.
Op 21 september 2010 heeft de derde-partij bij verweerder een verzoek ingediend tot wijziging van het bouwplan. Deze wijziging betreft het verlagen van drie abri’s en het verhogen van drie houten schermen.
Bij brief van 8 december 2010 heeft verweerder aan de derde-partij bericht dat bouwvergunning is verleend voor het wijzigen van de bij besluit van 26 oktober 2006 verleende bouwvergunning eerste fase.
Bij besluit van 29 april 2011 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen door eiseres gemaakte bezwaar van 15 januari 2011 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 26 april 2012, waar eiseres zich heeft laten vertegenwoordigen door J.L. Kool. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
W. van Dijk en P.N. Kokkes. De derde-partij is met bericht van afwezigheid niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1 De rechtbank ziet aanleiding om ambtshalve te toetsen of verweerder het bezwaar van eiseres terecht ontvankelijk heeft verklaard. In dit kader overweegt de rechtbank als volgt.
2.1.1 Bij besluit van 14 november 2007 heeft verweerder het door eiseres tegen de bouwvergunning van 26 oktober 2006 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 13 november 2008 (zaaknummer 07/1740 WOW44) heeft deze rechtbank het tegen dit besluit van 14 november 2007 door eiseres ingestelde beroep ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 21 oktober 2009 (op www.rechtspraak.nl gepubliceerd onder LJN: BK0830) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) deze uitspraak van 21 oktober 2009, voor zover hier van belang, in stand gelaten. De op
26 oktober 2006 aan de derde-partij verleende bouwvergunning eerste fase is hiermee onherroepelijk geworden.
2.1.2 Met de brief van 21 september 2010 heeft de derde-partij het bouwplan willen wijzigen. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling dat voor een wijziging van een bouwplan geen nieuwe bouwaanvraag is vereist, indien de wijziging van ondergeschikte aard is (bijvoorbeeld de uitspraak van 22 februari 2012, LJN: BV6558). Uit de uitspraak van de Afdeling van 5 december 2007 (LJN: BB9436), in samenhang gelezen met de daarmee samenhangende uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem van
25 januari 2007 (LJN: AZ8532), blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat dit ook geldt indien het verzoek tot wijziging van het bouwplan geschiedt na het onherroepelijk worden van de ten behoeve van dit bouwplan verleende bouwvergunning eerste fase.
2.1.3 Het bouwplan waarvoor de onherroepelijk geworden bouwvergunning eerste fase is verleend ziet op het bouwen van een schietbunker, een schietbioscoop, meerdere abri’s en het aanbrengen van geluidswerende maatregelen bij de buitenschietplaatsen op het perceel [adres] te Elspeet. De door de derde-partij voorgestane wijziging van dit bouwplan heeft betrekking op enerzijds het verlagen van de goothoogte van drie te bouwen abri’s van 3 meter naar 2,5 meter en anderzijds het verhogen van de houten schermen aan de rechterzijde van de buitenschietbanen 3, 4 en 5 van 1,5 meter naar 3,5 meter.
Mede gelet op de omvang van het gehele bouwplan is de rechtbank van oordeel dat deze voorgestane wijzigingen van beperkte omvang en strekking zijn. Tevens hebben deze wijzigingen naar het oordeel van de rechtbank, gelet ook op de ongewijzigde functie van de bouwwerken en het positieve welstandsadvies van rayonarchitect T. Hilhorst van
1 november 2010, een geringe ruimtelijke uitstraling. Nu voorts niet valt in te zien dat derden door deze wijzigingen in hun belangen worden geschaad, is de rechtbank van oordeel dat de door de derde-partij voorgestane wijziging van het bouwplan van ondergeschikte aard is.
2.1.4 Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voor de wijziging van het bouwplan geen nieuwe bouwaanvraag vereist was en dat de bij de brief van
21 september 2010 gevoegde bouwtekening onderdeel uitmaakt van de onherroepelijk geworden bouwvergunning eerste fase van 26 oktober 2006. Dit betekent dat het verzoek van de derde-partij van 21 september 2010 niet is aan te merken als aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de brief van verweerder van 8 december 2010 niet is gericht op rechtsgevolg en geen besluit behelst in de zin van de Awb. Tegen deze brief kon daarom geen bezwaar in de zin van de Awb worden gemaakt, zodat verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk had moeten verklaren. Verweerder heeft dit miskend.
2.2 Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en zal het bestreden besluit worden vernietigd. De rechtbank zal vervolgens met toepassing van artikel 8:72, vierde lid onder c, van de Awb het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaren.
2.3 Er is aanleiding voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten van eiseres. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt ter zake van reis- en verblijfkosten een bedrag van € 19,15 toegekend, waarbij deze kosten zijn gebaseerd op de reiskosten met het openbaar vervoer. Anders dan eiseres ziet de rechtbank namelijk geen aanleiding voor het oordeel dat het niet (voldoende) mogelijk was voor de vertegenwoordiger van eiseres om op het tijdstip van de zitting met het openbaar vervoer het gerechtsgebouw van deze rechtbank te bereiken. Verder wordt ter zake van verletkosten een bedrag van € 212,36 toegekend, waarbij dit bedrag is gebaseerd op vier uren vermenigvuldigd met het maximum uurtarief van € 53,09.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 302,00 aan eiseres vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 231,31, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.J.P. Lambooij. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2012.