ECLI:NL:RBZUT:2012:BW6473

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/92009-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingfraude en valsheid in geschrift door 58-jarige man uit Curaçao

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 23 mei 2012 uitspraak gedaan tegen een 58-jarige man uit Curaçao, die werd beschuldigd van belastingfraude en valsheid in geschrift. De verdachte had opzettelijk onjuiste belastingaangiften ingediend over de jaren 2008, 2009 en 2010, waarbij hij gebruik maakte van DigiD-gegevens van andere personen. Hierdoor ontving hij ten onrechte belastingteruggaven, wat leidde tot een aanzienlijke benadeling van de fiscus en de maatschappij, met een geschat benadelingsbedrag van ongeveer € 275.000,--. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging duidelijk was en voldeed aan de eisen van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte had in vereniging met anderen een groot aantal valse aangiften ingediend, waarbij hij ook betrokken was bij het opmaken van valse verzoeken om voorlopige teruggaaf. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het medeplegen van valsheid in geschrift, opzettelijk onjuiste aangiften doen en het maken van een gewoonte van witwassen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden gesteld, waaronder het zich houden aan aanwijzingen van de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/92009-11
Uitspraak d.d. 23 mei 2012
Tegenspraak / dip - oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op [1953],
thans gedetineerd in PI Arnhem "De Berg", Arnhem Noord, Arnhem.
Raadsman: mr. A.C. Huisman advocaat te Deventer.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 mei 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op één of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 augustus 2009 tot en met 30 juni 2011, te Apeldoorn en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer andere(n), althans alleen, een groot aantal,althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n)/ aangiftebiljet(ten) voor een groot aantal, althans één of meer(dere) perso(o)n(en), te weten onder meer [naam A] en/of [naam B] en/of [naam C] en/of [naam D] en/of [naam E] en/of [naam F] en/of anderen
- (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders (telkens) valselijk onder meer op voormelde aangiftebiljetten:
# een handtekening gezet en/of
# loongegevens en/of
# een bankrekeningnummer vermeld die die niet toebehoort aan degene op wie de aangifte betrekking heeft en/of
# aftrekposten vermeld waar degene op wie de aangifte betrekking heeft geen aanspraak op kan maken zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij, op of omstreeks 10 augustus 2009 en/of 17 maart 2010 en/of 1 maart 2011 en/of
3 maart 2011, te Apeldoorn en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer andere(n), althans alleen (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n)/aangiftebiljet(ten) voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ten name van [verdachte]
over de/het ja(a)r(en) 2008 en/of 2009 en/of 2010 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan bij de Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekt(en) dat te weinig belasting wordt geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
3.
hij, op of omstreeks 21 maart 2011, te Apeldoorn en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, een verzoek voorlopige teruggaaf ten name van [verdachte], over het jaar 2011,
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders (telkens) valselijk onder meer op genoemd verzoek voorlopige teruggaaf:
# loongegevens vermeld die die niet toebehoren aan verdachte en/of diens mededaders
en/of
# aftrekposten vermeld waar verdachte en/of diens mededaders geen aanspraak op kunnen maken zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij, op één of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 augustus 2009 tot en met 01 november 2011, te Apeldoorn en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer andere(n), althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen en daar krachtens
die gewoonte, (telkens) van een of meer geldbedragen (in totaal ongeveer E. 270.000,--),
althans enig voorwerp, de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld
wie de rechthebbende(n) was/waren op die/dat voorwerp(en) en/of verborgen en/of verhuld wie die/dat geldbedrag(en) voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl verdachte en zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
en/of
die/dat geldbedrag(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet of van genoemd(e) geldbedrag(en) gebruik gemaakt, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte (telkens), al dan niet in vereniging met één of meer anderen, opdracht heeft gegeven, dan wel aan welk(e) bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Geldigheid van de dagvaarding
De raadsman heeft aangevoerd dat in het onder 2 tenlastegelegde feit onvoldoende feitelijk is omschreven waaruit blijkt wat verdachte wordt verweten. In de visie van de raadsman dient de dagvaarding op dit punt nietig te worden verklaard nu daarmee de informatiefunctie niet is nageleefd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer van de raadsman dient te worden verworpen. Hij heeft naar voren gebracht dat er geen onduidelijkheid kan bestaan over wat verdachte wordt verweten. Naast de dagvaarding is er eveneens een dossier voorhanden waaruit duidelijk blijkt waar de tenlastelegging op ziet.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
De wijze waarop het Openbaar Ministerie de tenlastelegging heeft opgebouwd is een door de Hoge Raad toegelaten wijze van tenlasteleggen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewoordingen van de tenlastelegging, bezien in samenhang met het onderliggende dossier, duidelijk blijkt welk verwijt verdachte wordt gemaakt. Bovendien heeft verdachte er ter terechtzitting voldoende blijk van gegeven dat het hem duidelijk is wat hem wordt verweten.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de tenlastelegging voldoet aan het bepaalde in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, zodat het verweer wordt verworpen.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
De aanleiding van het onderzoek is een melding door de Belastingdienst B/CA bij de Belastingdienst/Randmeren van mogelijke systeemfraude. Het bankrekeningnummer [rekeningnummer A] was gekoppeld aan 15 verschillende BSN-nummers. Dit rekeningnummer stond op naam van [naam G]. Door de Belastingdienst is vervolgens vastgesteld dat door de overige 14 personen vermoedelijk in totaal 58 onjuiste aangiften inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen zijn ingediend.
Op 30 maart 2011 werd door de Belastingdienst B/CA opnieuw een melding gedaan van een systeemfraude. Er waren 133 aangiften op papier ingediend door 48 verschillende personen, die allen waren gekoppeld aan bankrekeningnummer [rekeningnummer B]. Ook dit rekeningnummer was op naam gesteld van [naam G]. Vastgesteld werd dat vermoedelijk 21 beoordeelde aangiften onjuist zijn ingediend.
Een derde melding van de Belastingdienst B/CA van een mogelijke systeemfraude betrof de koppeling van 12 verschillende BSN-nummers aan een bankrekeningnummer [rekeningnummer C] op naam van [naam H], wonende te Apeldoorn.
Door de Belastingdienst is verder vastgesteld dat de aangiften over de jaren 2008 tot en met 2010 die [naam G] ten behoeve van zichzelf heeft gedaan vermoedelijk opzettelijk onjuist zijn ingediend. Ook het verzoek voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van [verdachte] is vermoedelijk opzettelijk onjuist ingediend.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. Hij heeft de bewijsmiddelen daartoe ter terechtzitting opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat de dagvaarding nietig dient te worden verklaard. De raadsman heeft voor het geval dat het verweer wordt gepasseerd zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor van [naam H]2;
- het proces-verbaal van verhoor van [naam I]3;
- de aangifte inkomstenbelasting 2009 van [naam A]4;
- de aangifte inkomstenbelasting 2009 van [naam B]5;
- de aangifte inkomstenbelasting 2009 van [naam C]6;
- de aangifte inkomstenbelasting 2009 van [naam D]7;
- de aangifte inkomstenbelasting 2010 van [naam E]8;
- de aangifte inkomstenbelasting 2010 van [naam F] (p. 2310 - 2317)9;
- mutatieoverzichten bankrekeningnummer [rekeningnummer A];
- het proces-verbaal documenten aangiften genummerd D125-8 - D125-2711;
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie12, die hij ter terechtzitting heeft bevestigd.
De verdachte heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat hij het onder 1 tenlastegelegde alleen heeft gepleegd nu [naam J] en [naam I] geen vrienden van hem zijn. Naar de rechtbank begrijpt, heeft verdachte een verweer willen voeren tegen het onderdeel medeplegen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het medeplegen van valsheid in geschrift kan worden bewezen verklaard. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de DigiD en/of BSN-nummers en/of (bank)gegevens verstrekt heeft gekregen van [naam J] en [naam I], terwijl uit de verklaring van [naam I] blijkt dat hij op de hoogte was van de bedoeling van verdachte. Door op die wijze te handelen, hebben verdachte en [naam I] en [naam J] het onder 1 tenlastegelegde tezamen en in vereniging gepleegd.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal documenten aangiften genummerd D107-D11113;
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie14, die hij ter terechtzitting heeft bevestigd.
Feit 3
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal documenten aangiften genummerd D11215;
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie16, die hij ter terechtzitting heeft bevestigd.
Feit 4
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal documenten aangiften genummerd D125-8 - D125-2717;
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie18, die hij ter terechtzitting heeft bevestigd.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij, op tijdstippen, in de periode van 1 augustus 2009 tot en met 30 juni 2011, te Apeldoorn en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen een groot aantal (elektronische) aangiften/ aangiftebiljetten voor een groot aantal personen, te weten onder meer [naam A] en [naam B] en [naam C] en [naam D] en [naam E] en [naam F] en anderen
- (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte (telkens) valselijk onder meer op voormelde aangiften/aangiftebiljetten:
# een handtekening gezet en/of
# loongegevens en/of
# een bankrekeningnummer vermeld die niet toebehoort aan degene op wie de aangifte betrekking heeft en/of
# aftrekposten vermeld waar degene op wie de aangifte betrekking heeft geen aanspraak op kan maken zulks (telkens) met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.
hij, op 10 augustus 2009 en/of 17 maart 2010 en/of 1 maart 2011 en/of
3 maart 2011, te Apeldoorn en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ten name van [verdachte] over de jaren 2008 en 2009 en 2010 onjuist heeft gedaan bij de Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven;
3.
hij, op 21 maart 2011, te Apeldoorn een verzoek voorlopige teruggaaf ten name van
[verdachte], over het jaar 2011,
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte (telkens) valselijk onder meer op genoemd verzoek voorlopige teruggaaf:
# loongegevens vermeld die niet toebehoren aan verdachte en/of
# aftrekposten vermeld waar verdachte geen aanspraak op kan maken zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken;
4.
hij, op tijdstippen, in de periode van 1 augustus 2009 tot en met 01 november 2011, te Apeldoorn en/of elders in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft verdachte toen en daar krachtens die gewoonte, (telkens) van geldbedragen, de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was op die voorwerpen, terwijl verdachte wist dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1: Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
Feit 2: Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
Feit 3: Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
Feit 4: Een gewoonte maken van witwassen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. De officier van justitie heeft bij zijn strafeis rekening gehouden met de omstandigheden dat verdachte misbruik heeft gemaakt van het belastingsysteem, dat dit extra werk voor de medewerkers van de belastingdienst heeft opgeleverd en dat hij identiteitsfraude heeft gepleegd. Verdachtes handelen heeft ook financiële gevolgen voor de gemeenschap als geheel. Daarnaast heeft de officier van justitie rekening gehouden met de hoogte van het nadeel alsmede met de justitiële documentatie van verdachte.
De raadsman heeft betoogd dat een lagere gevangenisstraf passend is dan door de officier van justitie is geëist. Hij heeft voorgesteld om een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden op te leggen, waarvan een deel voorwaardelijk. De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk onjuist invullen van aangiften over de jaren 2008, 2009 en 2010 door gebruik te maken van DigiD gegevens van andere personen. Door deze onjuiste opgaven heeft verdachte ten onrechte teruggave van belastingen ontvangen waardoor de verdachte de fiscus in het bijzonder en daarmee de maatschappij in het algemeen voor een aanzienlijk bedrag heeft benadeeld. Het benadelingsbedrag bedraagt ongeveer € 275.000,--. Bovendien heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Hij lijkt het kwalijke daarvan nauwelijks in te zien en schuift de verantwoordelijkheid daarvan af op anderen. Tekenend daarvoor zijn uitspraken van de verdachte tegenover de Belastingdienst / FIOD als "Ik wilde 1 keer in mijn leven genieten" en "Als ik eindelijk een keer geld van Nederland kan pakken, dan haal ik het waar het is". Feiten als de bewezen geachte belastingfraude en valsheid in geschrift kunnen de samenleving in hoge mate schade toebrengen, niet alleen door het ontstane financiële en fiscale nadeel, maar ook doordat zij de belastingmoraal en het vertrouwen in zakelijke geschriften ondermijnen. Desondanks heeft verdachte op deze wijze gewerkt en daarvan privé de vruchten geplukt.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan op eigen voordeel gerichte witwaspraktijken. Hij heeft de door de belastingfraude en valsheid in geschrift verkregen bedragen gebruikt voor uitgaven die hij voor zichzelf en zijn familie heeft gedaan. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Opbrengsten van misdrijven worden hierdoor bovendien aan het zicht van justitie onttrokken, waardoor witwassen ook het plegen van misdrijven aantrekkelijk kan maken
Verdachte heeft zich bij zijn handelen kennelijk slechts laten leiden door financieel gewin en geen oog gehad voor de schadelijke gevolgen hiervan voor de samenleving.
De aard en ernst van de feiten rechtvaardigen dat aan verdachte een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Uitgangspunt vormen de door de gerechtshoven ontwikkelde oriëntatiepunten voor straftoemeting in fraudezaken19 die als richtsnoer aangeven dat gelet op de hoogte van het benadelingsbedrag in deze zaak in beginsel een gevangenisstraf tussen de 12 tot 18 maanden passend en geboden zou zijn. De rechtbank houdt in dat kader rekening met het gegeven dat de verdachte de fraude niet uit eigen beweging heeft beëindigd; sterker nog, hij heeft verklaard dat hij door zou zijn gegaan met de fraude als de Belastingdienst de regels niet zou hebben aangescherpt. Strafverzwarend is voorts dat verdachte de valsheid in geschrifte heeft gepleegd in vereniging met anderen. Voorts houdt de rechtbank in het nadeel van verdachte rekening met het strafblad van verdachte, terwijl zij in het voordeel van verdachte rekening houdt met het feit dat hij direct na confrontatie met de hem tenlastegelegde feiten openheid van zaken heeft gegeven.
De rechtbank houdt voorts bij de strafoplegging rekening met het reclasseringsadvies.
De reclassering heeft op 23 december 2011 een reclasseringsadvies over verdachte afgegeven. Daarin is opgenomen dat verdachte enerzijds weinig verantwoordelijkheid lijkt te nemen voor zijn problemen zodat wordt getwijfeld aan zijn wil om nu opnieuw hulp te aanvaarden en dat verdachte anderzijds het plan heeft om naar Curaçao te vertrekken, redenen waarom de reclassering geen mogelijkheden ziet voor reclasseringsbemoeienis vanuit een verplicht kader. Geadviseerd wordt dan ook door de reclassering om de zaak verder strafrechtelijk af te handelen zonder oplegging van bijzondere voorwaarden.
Ter terechtzitting heeft verdachte een andere kant van zichzelf laten zien. Zo heeft hij spijt betuigd, heeft hij, gevraagd naar hoe hij zijn toekomst ziet, verklaard dat hij in Nederland een kamer en werk wil gaan zoeken om met de dan te verwerven inkomsten zijn schulden af te kunnen lossen en heeft hij verklaard met name hulp te willen hebben bij het in de hand houden van de financiën. Niet uitgesloten moet worden geacht dat wanneer een nieuw reclasseringsrapport over verdachte kort voor de terechtzitting zou zijn uitgebracht, daarin juist wel zou zijn geadviseerd om als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf een meldingsgebod op te leggen, gelet op zijn verklaringen gedaan ter zitting.
De rechtbank acht een toezicht door de reclassering met het oog op de zorgelijke financiële positie van verdachte en de ter zitting met hem besproken mogelijkheid van het aanstellen van een bewindvoerder in dat kader van groot belang. Daartoe is redengevend enerzijds de eerdere veroordelingen wegens valsheid in geschrifte en anderzijds de door de reclassering geschetste ernstige schuldenlast, in combinatie met het door de reclassering als hoog gemiddeld ingeschatte recidiverisico. Met name is zorgelijk de opmerking van de reclassering dat verdachte niet in staat is om met geld om te gaan, welke opmerking wordt gestaafd door het feit dat verdachte het ten onrechte van de Belastingdienst ontvangen bedrag van ongeveer € 275.000,-- volgens zijn eigen verklaring in zijn geheel heeft uitgegeven.
De rechtbank zal dan ook in het kader van de deels voorwaardelijke gevangenisstraf waaraan een proeftijd van twee jaar wordt gekoppeld, als bijzondere voorwaarde stellen dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat ten behoeve van hem een bewindvoerder zal worden aangesteld.
Alles overwegende komt de rechtbank tot de oplegging van een gevangenisstraf van 18 maanden. De rechtbank zal hiervan 6 maanden voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te doordringen dat hij in de toekomst geen strafbare feiten meer pleegt. De proeftijd zal worden gesteld op twee jaren. De rechtbank houdt ook rekening met de tijd die door verdachte reeds in voorarrest is doorgebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op:
- de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 91, 420bis, 420ter van het Wetboek van Strafrecht en
- de artikelen 68, 69 en 72 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
zoals deze golden ten tijde van de bewezenverklaarde feiten.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1: Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
Feit 2: Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
Feit 3: Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
Feit 4: Een gewoonte maken van witwassen.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat ten behoeve van hem een bewindvoerder zal worden aangesteld;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde op verzoek van de reclassering ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Aldus gewezen door mrs. Heenk, voorzitter, De Jong en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 mei 2012.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer 48604, Belastingdienst FIOD-ECS, kantoor Groningen, gesloten en ondertekend op 23 februari 2012.
2 Het proces-verbaal van verhoor van [naam H], p. 2405.
3 Het proces-verbaal van verhoor van [naam I], p. 2427-2431.
4 De aangifte inkomstenbelasting 2009 van [naam A], p. 2270-2277.
5 De aangifte inkomstenbelasting 2009 van [naam B], p. 2278, 2279-2285.
6 De aangifte inkomstenbelasting 2009 van [naam C], p. 2286-2293.
7 De aangifte inkomstenbelasting 2009 van [naam D], p. 2294-2301.
8 De aangifte inkomstenbelasting 2010 van [naam E], p. 2302-2309.
9 De aangifte inkomstenbelasting 2010 van [naam F], p. 2310-2317.
10 Mutatie Overzicht 95.55.18.946, genummerd D-116, p. 2330-2332.
11 het proces-verbaal documenten aangiften genummerd D125-8 - D125-27, p. 1502 -1521.
12 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 2354, 2355, 2358, 2368 en 2369.
13 Het proces-verbaal documenten aangiften genummerd D107-D111, p. 1458-1471.
14 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 2363, 2364, 2372 en 2373.
15 Het proces-verbaal documenten aangiften genummerd D112, p. 1472-1474.
16 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 2364.
17 het proces-verbaal documenten aangiften genummerd D125-8 - D125-27, p. 1502 -1521.
18 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 2374 en 2375.
19 Oriëntatiepunten voor straftoemeting in fraudezaken[0], Trema Straftoemetingsbulletin, nr.1, 2012, p. 23-26.