ECLI:NL:RBZUT:2012:BW6458

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-940059-12
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor meerdere winkeldiefstallen met geweld in Didam, Doetinchem en Velp

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 23 mei 2012 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 47-jarige vrouw uit Renkum, die samen met twee medeverdachten meerdere winkeldiefstallen heeft gepleegd in de gemeenten Didam, Doetinchem en Velp. De vrouw werd beschuldigd van het stelen van goederen, waaronder koffie, wasmiddelen en andere huishoudelijke artikelen, waarbij geweld werd gebruikt tegen winkelmedewerkers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 februari 2012 in Didam, samen met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, een aantal goederen heeft weggenomen uit de Albert Heijn. Tijdens de aanhouding door het winkelpersoneel heeft de verdachte zich verzet en geweld gebruikt, wat resulteerde in verwondingen bij de medewerkers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de impact van haar daden op de slachtoffers. De uitspraak benadrukt de maatschappelijke schade die voortvloeit uit winkeldiefstallen, vooral wanneer deze gepaard gaan met geweld.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940059-12
Uitspraak d.d. 23 mei 2012
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte A],
geboren te [plaats, 1964],
wonende te [adres]
thans gedetineerd in PI Overijssel, PIV Zwolle te Zwolle.
Raadsman: mr. S.F.W. van 't Hullenaar advocaat te Arnhem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 mei 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 1 februari 2012 te Didam, gemeente Montferland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen drie USB-sticks en/of een (grote) hoeveelheid koffie, althans genot- / voedingsmiddelen en/of een (grote) hoeveelheid wasmiddelen, althans
schoonmaakartikelen en/of (andere) huishoudelijke artikelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn (vestiging Leliestraat), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s)
aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
- verdachte en/of haar mededader(s) tegen/aan het lichaam van die [slachtoffer A] hebben geduwd
en/of getrokken en/of die [slachtoffer A] hebben vastgepakt en/of die [slachtoffer A] aan de haren hebben
getrokken en/of met een blikje in de hand / bovenhands tegen die [slachtoffer A] hebben gezegd:
"Ik gooi een blikje door je hoofd heen, en/of
- verdachte en/of haar mededader(s) (een) slaande beweging(en) in de richting van het gezicht, althans het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer B] hebben gemaakt, en/of
- verdachte en/of haar mededader(s) die [slachtoffer B] een zogenaamde kopstoot tegen het hoofd
hebben gegeven;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
zij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 1 februari 2012 in de gemeente Doetinchem,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een (grote) hoeveelheid koffie, althans genot- / voedingsmiddelen en/of een (grote) hoeveelheid wasmiddelen, althans schoonmaak- / reinigingsmiddelen en/of zes, althans een of meer tube(s) tandpasta, althans verzorgingsprodukt(en) en/of een hoeveelheid shampoo en/of (haar)conditioners, althans haarverzorgingsprodukten, althans (andere)
huishoudelijke artikelen en/of (fris)drank(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn (filiaal De Bongerd te Doetinchem), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en/of
- een (grote) hoeveelheid koffie, althans genot- / voedingsmiddelen en/of een (grote)
hoeveelheid wasmiddelen, althans schoonmaak- / reinigingsmiddelen en/of een
hoeveelheid shampoo en/of (haar)conditioners en/of een fles Gliss Kur, althans
haarverzorgingsprodukten, althans (andere) huishoudelijke artikelen en/of (fris)drank(en),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn (filiaal de Rozengaardseweg), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar
mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
3.
zij op of omstreeks 27 oktober 2011 te Velp, gemeente Rheden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een winkel) heeft weggenomen zes, althans een of meer fles(sen) / flacon(s) shampoo en/of een fles/flacon Conditioner en/of een fles/flacon Cincitioner, althans (een) haarverzorgingsprodukt(en) en/of deodorant, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn (vestiging/filiaal Hoofdstraat nr. 232), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(parketnummer 06.850256/12)
art 310 Wetboek van Strafrecht
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 1 februari 2012 kreeg de politie de melding om naar de supermarkt Albert Heijn in Didam te gaan. Daar had men een vrouw aangehouden in verband met winkeldiefstal. Deze vrouw zou in het gezelschap zijn geweest van meerdere vrouwen. Verdachte en medeverdachten [verdachte B en verdachte C] werden door de politie aangehouden.
Namens twee Albert Heijn vestigingen in Doetinchem werd tevens aangifte gedaan van winkeldiefstal op 1 februari 2012.
Namens de Albert Heijn vestiging in Velp werd aangifte gedaan van winkeldiefstal op 27 oktober 2011.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Hij heeft de bewijsmiddelen daartoe ter terechtzitting opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde bepleit dat verdachte dient te worden gesproken van de geweldshandelingen.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van diefstal met geweld. Ten aanzien van het geweld heeft de officier van justitie verwezen naar de verklaringen van aangevers [slachtoffer A] en [slachtoffer B] die over het toegepaste geweld hebben verklaard. Bovendien hebben medeverdachten [verdachte B en verdachte C] verklaard over een worsteling. De officier van justitie acht niet bewezen de onderdelen, "en/of die [slachtoffer A] aan de haren hebben getrokken en/of met een blikje in de hand / bovenhands tegen die [slachtoffer A] hebben gezegd: "Ik gooi een blikje door je hoofd heen"," en "die [slachtoffer B] een zogenaamde kopstoot tegen het hoofd hebben gegeven". Voor die onderdelen heeft hij vrijspraak verzocht.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat het medeplegen van diefstal kan worden bewezenverklaard, maar dat verdachte dient te worden gesproken van de geweldshandelingen. Niet kan worden bewezen dat verdachte opzet op het geweld heeft gehad. Verdachte heeft verklaard dat er slechts een schermutseling heeft plaatsgevonden en dat zij haar jas heeft uitgetrokken. Van een nauwe en bewuste samenwerking aangaande het gebruikte geweld door de medeverdachten nadien is geen sprake geweest. De raadsman heeft aangevoerd dat uit het dossier niet is gebleken dat verdachte wist van het geweld dat door anderen is gepleegd. Nergens blijkt dat verdachte een bijdrage aan het geweld heeft geleverd. De verklaringen van aangevers [slachtoffer A] en [slachtoffer B] komen op onderdelen niet overeen. [slachtoffer A] heeft verklaard dat [slachtoffer B] niets deed, terwijl [slachtoffer B] heeft verklaard dat hij [slachtoffer A] te hulp schoot. Uit de camerabeelden en uit de verklaringen van [slachtoffer A] en [slachtoffer B] is af te leiden dat [slachtoffer A] iemand buiten de winkel naar binnen heeft getrokken. Het is mogelijk dat aangever [slachtoffer B] met iemand anders dan verdachte heeft gevochten.
De rechtbank overweegt het volgende.
Aangever [slachtoffer A] heeft in zijn aangifte onder meer, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij werkzaam is als assistent bedrijfsmanager bij de Albert Heijn aan de Leliestraat 47 te Didam. Op 1 februari 2012 heeft hij tot 18.00 uur gewerkt. Toen hij naar huis wilde gaan, zag hij dat er twee vrouwen in het gangpad stonden. Een van de vrouwen had een grote zwarte handtas bij zich en de andere hield een blauwe winkelmand vast.2 [slachtoffer A] zag dat één van de vrouwen een pak koffie onder haar kleding stopte. Een vrouw van wie hij zeker wist dat zij goederen onder haar kleding had gestopt was een dikke c.q. forse vrouw. Bij de uitgang zag hij de vrouwen bij de kassa staan. Een vrouw die een grote zwarte handtas droeg, liep de kassa voorbij en verliet de winkel. Die vrouw bleef buiten de winkel staan. De forse vrouw liep in de richting van de uitgang. [slachtoffer A] vroeg aan haar of zij met hem wilde meelopen. Hij hoorde dat de vrouw hierop tegen hem zei: "Nee, ik ga niet mee". [slachtoffer A] zag dat de vrouw doorliep in de richting van de uitgang en hij voelde dat zij hem half omver duwde. Hij vroeg de vrouw nogmaals of zij met hem wilde meelopen. [slachtoffer A] pakte de vrouw vervolgens met twee handen bij haar beide armen vast. [slachtoffer A] zag vervolgens dat er een vrouw vanuit de winkel naar hen toe kwam lopen. Deze vrouw had een licht gekleurde handtas bij zich. Deze vrouw hoorde ook bij de forse vrouw. Vanuit zijn ooghoeken zag [slachtoffer A] de vrouw met de grote zwarte handtas de winkel weer in komen lopen. [slachtoffer A] had de forse vrouw nog steeds met zijn beide armen vast. Hij zag dat de twee andere vrouwen de forse vrouw van hem en zijn collega wilde wegtrekken. Er ontstond een schermutseling. Op enig moment kwam de forse vrouw los, omdat haar jas uitging. Hij zag dat haar jas op de grond viel. Hij zag toen ook uit de winkel afkomstige pakken koffie en wasmiddelen vallen.
Vervolgens richtte [slachtoffer A] zich op de vrouw met de grote zwarte tas. Hij pakte haar vast en legde haar op de grond, omdat zij niet meewerkte. [slachtoffer A] zag dat collega's [slachtoffer B] en
[getuige A] de andere twee vrouwen wilden tegenhouden. De vrouw die hij vasthield was nog steeds erg agressief en ging flink tekeer.3 Dit was zowel lichamelijk als verbaal.4
Aangever [slachtoffer B] heeft in zijn aangifte onder meer, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij werkzaam is als teamleider bij de Albert Heijn aan de Leliestraat in Didam. Op 1 februari 2012 omstreeks 18.00 uur stond hij vlak bij de uitgang van de winkel.5 [slachtoffer B] droeg een Albert Heijn blouse. Hij zag een jongere vrouw van begin twintig met donkere, lange, gladde haren tot over haar schouders. Zij droeg een zwarte lederen handtas, ongeveer 35/40 centimeter breed en 30/35 centimeter hoog. [slachtoffer B] zag dat de jongere vrouw als eerste de kassa passeerde. Zij had de zwarte handtas aan haar linker onderarm hangen. Zij liep door naar buiten. Direct daarop zag [slachtoffer B] nog een andere vrouw langs de kassa lopen. Hij zag dat aangever [slachtoffer A] tussen deze vrouw en de uitgang van de winkel ging staan. [slachtoffer B] en [slachtoffer A] stonden bij de deur van de uitgang van de winkel. Hij zag dat aangever [slachtoffer A] voor de vrouw ging staan. Hij zag dat de vrouw met haar lichaam naar voren kwam. Hij zag dat zij [slachtoffer A] met de borst aan de kant wilde duwen, zodat zij er langs kon om naar buiten te kunnen. Toen de vrouw kennelijk doorkreeg dat zij er niet langs werd gelaten, gebruikte zij meer geweld. Hij zag dat zij [slachtoffer A] aan de kant probeerde te duwen. Hij zag dat de vrouw [slachtoffer A] met haar handen aan de kant duwde om zo een doorgang naar buiten te creëren. [slachtoffer A] en [slachtoffer B] hadden de vrouw samen vast. Op dat moment begon de vrouw die buiten stond te wachten zich ermee te bemoeien. De jonge vrouw liep naar [slachtoffer A] toe. [slachtoffer B] begreep dat [slachtoffer A] de vrouw los had gelaten en dat hij aan het worstelen was met de jongere vrouw. [slachtoffer B] had de andere vrouw nog steeds vast en hij merkte dat die vrouw met haar armen aan het zwaaien was. Op een gegeven moment maakte die vrouw een slaande beweging naar het gezicht van [slachtoffer B].6 Hij heeft haar vervolgens gepakt en naar de grond gewerkt. Op de grond bleef de vrouw worstelen om los te komen. [slachtoffer B] zag dat [slachtoffer A] met de andere vrouw aan het worstelen was. [slachtoffer B] kon de vrouw die hij vasthad niet meer houden en hij zag dat zij hard wegrende in richting van de parkeerplaats. Halverwege de parkeerplaats had [slachtoffer B] de vrouw van achteren bij haar beide armen beetgepakt en deze achter haar rug beetgehouden. De vrouw boog naar voren. Vervolgens zag [slachtoffer B] dat de vrouw met kracht haar hoofd opzettelijk naar achteren bracht. Hierdoor raakte de vrouw met haar achterhoofd hem tegen zijn mond. [slachtoffer B] voelde direct pijn aan zijn boven- en onderlip en tand. Hij voelde en zag dat zijn lippen bloedden.
In de aangifte is opgenomen dat de verbalisant heeft geconstateerd dat de binnenzijde van de lippen van [slachtoffer B] was opgezet en dat er een klein wondje aanwezig was.7
Getuige [getuige A] heeft onder meer, zakelijk weergegeven, verklaard dat zij werkzaam is bij de Albert Heijn aan de Leliestraat in Didam. Op 1 februari 2012 was zij omstreeks 18.00 uur daar werkzaam.8 Zij zag dat er een zwarte tas op de grond lag bij een vrouw die op de grond lag. Zij zag dat er een paar pakken Douwe Egberts snelfilter koffie in de tas lagen en een paar buiten de tas op de grond.9 [getuige A] heeft gezien dat [slachtoffer B] bloedde aan zijn lip.10
De beelden van de beveiligingscamera van de Albert Heijn werden door verbalisant bekeken. Op de beelden werd een vrouw gezien, te weten dame 1, een 40/ 50 jarige vrouw, met haar haar in een staart en met aan de voorzijde een pony en een mollig/gezet postuur. Dame 1 stopte achter haar broeksband een rood-/wit kleurig pak. Daarna deed zij dit nog een paar keer.11 Vervolgens zagen verbalisanten dat er drie jongere vrouwen in de richting van dame 1 liepen.12
Dame 1 begaf zich richting de uitgang. Verbalisant zag dat dame 1 werd aangesproken door een medewerker van de Albert Heijn, die in burgerkleding was. Hij zag dat dame 1 deze medewerker probeerde te ontwijken. Hij zag dat er een schermutseling ontstond tussen dame 1 en de medewerker van Albert Heijn. Een andere medewerker van Albert Heijn, die was gekleed in bedrijfskleding, schoot zijn collega te hulp.13
Verdachte heeft onder meer, zakelijk weergegeven, bij de politie verklaard dat zij op 1 februari 201214 naar de Albert Heijn in Didam is geweest. [naam A], [verdachten B en C] en verdachte gingen naar binnen. Verdachte heeft in de winkel zes pakken Douwe Egberts koffie gepakt en achter haar broeksband gestopt. Zij liep zonder af te rekenen de kassa voorbij. Zij werd bij de ingang aangesproken door een man. Hij had geen Albert Heijn kleding aan. Deze man vroeg aan haar of zij mee naar achteren ging. Zij voelde dat de man haar vastpakte samen met een andere jongen. Zij wilde wegkomen en deed haar jas uit. Terwijl zij de jas uit deed, vielen de pakken koffie. Zij wist zich uiteindelijk los te rukken. Het zou best kunnen dat zij wild om zich heen heeft gezwaaid met haar armen en daarbij iemand had geraakt.15
Medeverdachte [verdachte B] heeft bij de politie onder meer, zakelijk weergegeven, verklaard dat zij op 1 februari 2012 met verdachte, [naam A] en [verdachte C] naar de Albert Heijn in Didam is geweest. Zij hadden de bedoeling om spullen weg te halen. [verdachte B] liep de winkel uit. Zij zag dat verdachte en [verdachte C] aan het worstelen waren met de winkelmanager. Dat was bij de uitgang van de Albert Heijn. Zij zag dat er pakken koffie op de grond vielen. [verdachte B] liep terug naar [verdachte C] en verdachte. Vervolgens werd [verdachte B] door de manager vastgepakt. Zij duwde en trok om los te komen. Zij werd door de manager op de grond gegooid.16
Medeverdachte [verdachte C] heeft onder meer, zakelijk weergegeven, bij de politie verklaard dat zij op 1 februari 2012 met [verdachte B] en [naam A] en verdachte naar winkels zouden gaan om daar spullen te stelen.17 Bij de Albert Heijn in Didam zag zij dat verdachte en [verdachte B] werden aangehouden door het winkelpersoneel. Zij zag dat [verdachte B] en verdachte aan het trekken en duwen waren met het personeel.18 [verdachte C] liep naar verdachte, [verdachte B] en het personeel van de Albert Heijn. Zij begon te duwen en te trekken aan het winkelpersoneel. Zij wilde ervoor zorgen dat verdachte en [verdachte B] de winkel konden verlaten.19
De rechtbank merkt in de eerste plaats op dat alleen al op grond van de verklaring van verdachte zelf de in het hiervoor genoemde proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het uitkijken van beelden als dame 1 aangeduide persoon verdachte moet betreffen.
Anders dan door de raadsman is betoogd blijkt voorts uit de diverse verklaringen dat verdachte zelf geweld als tenlastegelegd heeft gebruikt.
De rechtbank verwerpt ook het verweer van de raadsman dat er geen sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking aangaande het door haar en haar medeverdachten gebruikte geweld.
Voor medeplegen is een nauwe en bewuste samenwerking vereist. Hiervoor is niet nodig dat alle medeplegers de uitvoeringshandelingen mede verrichten. Wel moet er sprake zijn van intensieve samenwerking.
Verdachte heeft op 1 februari 2012 samen met medeverdachten [verdachte B en verdachte C] het plan gemaakt om winkeldiefstallen (met name van koffie en wasmiddelen) te plegen. Zoals ook door verdachte zelf is aangegeven, was zij de persoon die door [slachtoffer A] werd aangesproken en werd verzocht om mee te gaan. Daarop heeft zij ter voorkoming van de aanhouding zich ontdaan van haar jas en met haar armen gezwaaid, waarbij zij door haar bewegingen mogelijk één van de medewerkers van de winkel heeft geraakt. Uit de verklaringen van [verdachte B en verdachte C] is gebleken dat zij verdachte wilden ontzetten. Zij verklaren in die zin overeenstemmend. Op grond van de verklaringen van verdachte en haar medeverdachten, alsmede die van aangevers [slachtoffer A] en [slachtoffer B] moet het ervoor gehouden worden dat op een gegeven moment verdachte en haar medeverdachten in elkaars directe nabijheid bezig waren om ervoor te zorgen dat zij alle drie konden vluchten en is daarbij door alle drie (onder meer) geduwd en getrokken aan het winkelpersoneel.
Hoewel verdachte en haar medeverdachten wellicht niet uitdrukkelijk voorafgaand hebben gesproken over het gebruik van geweld, heeft verdachte door haar handelen wel bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er bij de winkeldiefstal geweld zou worden gebruikt. De kans dat er bij een diefstal in een winkel met beveiligingscamera's een aanhouding door het personeel plaatsvindt, is aanmerkelijk. Nadat verdachte zich verzette bij de aanhouding door het winkelpersoneel, wilden de medeverdachten verdachte helpen bij het ontzetten van verdachte. Verdachte heeft zelf wezenlijk bijgedragen aan het gebruikte geweld en heeft zich op geen enkele wijze gedistantieerd van het door anderen gebruikte geweld. Dat verdachte, zoals zij ter terechtzitting heeft verklaard en door haar raadsman betoogd, niet heeft meegekregen dat haar medeverdachten haar tehulp zijn geschoten en daarbij tevens geduwd en getrokken hebben aan het winkelpersoneel is ongeloofwaardig gelet op de hiervoor weergegeven verklaringen van aangevers [slachtoffer A] en [slachtoffer B] en die van haar medeverdachten [verdachte B en verdachte C].
Op grond van het voorgaande kan worden afgeleid dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten en de twee medeverdachten met betrekking tot de winkeldiefstal en het daarbij gebruikte geweld als hierna bewezenverklaard.
De rechtbank acht derhalve de diefstal gevolgd van geweld door twee of meer verenigde personen wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat verdachte zal worden vrijgesproken van de onderdelen "en/of die [slachtoffer A] aan de haren hebben
getrokken" en "en/of met een blikje in de hand / bovenhands tegen die [slachtoffer A] hebben gezegd: "Ik gooi een blikje door je hoofd heen"" en daarmee van bedreiging met geweld. De rechtbank heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte en/of haar medeverdachten ook dit onderdeel van het tenlastegelegde heeft/hebben gepleegd, nu zij dit ten stelligste heeft ontkend en daartegenover alleen de verklaring van aangever [slachtoffer A] omtrent deze bedreiging met geweld staat en er op dit punt onvoldoende steun is voor de verklaring van [slachtoffer A] in de overige zich in het dossier bevindende verklaringen.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte door [aangever A]20;
- het proces-verbaal van aangifte door [aangever B]21;
- het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte B]22;
- het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte C]23;
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie24, die zij ter terechtzitting heeft bevestigd.
Feit 325
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte door [aangever C]26;
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie27, die zij ter terechtzitting heeft bevestigd.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
zij op 1 februari 2012 te Didam, gemeente Montferland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid koffie en een hoeveelheid wasmiddelen, toebehorende aan Albert Heijn (vestiging Leliestraat), welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer A] en/of
[slachtoffer B], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat
- verdachte en haar mededaders tegen/aan het lichaam van die [slachtoffer A] hebben geduwd
en getrokken, en
- verdachte en/of haar mededader(s) een slaande beweging in de richting van het gezicht, van die [slachtoffer B] hebben gemaakt, en
- verdachte en/of haar mededader(s) die [slachtoffer B] een zogenaamde kopstoot tegen het hoofd
hebben gegeven;
2.
zij op 1 februari 2012 in de gemeente Doetinchem, tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een hoeveelheid koffie en een hoeveelheid wasmiddelen en tubes tandpasta, en een hoeveelheid shampoo en (haar)conditioner en (fris)dranken, toebehorende aan Albert Heijn (filiaal De Bongerd te Doetinchem), en
- een hoeveelheid koffie en een hoeveelheid wasmiddelen en een fles Gliss Kur en
(fris)dranken, toebehorende aan Albert Heijn (filiaal de Rozengaardseweg);
3.
zij op 27 oktober 2011 te Velp, gemeente Rheden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een winkel) heeft weggenomen zes, flessen shampoo en een fles/flacon Conditioner en een fles/flacon Conditioner, en deodorant, toebehorende aan Albert Heijn (vestiging/filiaal Hoofdstraat nr. 232).
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1: Diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan een ander hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt
gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2: Diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 3: Diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Bij de voorwaardelijke straf heeft de officier van justitie de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht gevorderd. Bij de strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van de feiten en de forse justitiële documentatie.
De raadsman heeft bepleit een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Hij heeft daartoe verwezen naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals haar zwakbegaafdheid en de bereidheid om hulp te aanvaarden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere winkeldiefstallen. Verdachte weet dat zij door haar gedrag de maatschappij schade toebrengt, maar lijkt enkel oog te hebben voor haar eigen geldelijk gewin. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder veroorzaken voor de gedupeerde bedrijven en/of personen. Dit klemt temeer nu een van deze winkeldiefstallen gepaard is gegaan met geweld. Twee winkelmedewerkers zijn hiervan het slachtoffer geworden.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte eerder meermalen is veroordeeld voor winkeldiefstal.
Gelet op het voorgaande kan niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf. Ter zake houdt de rechtbank ook rekening met de oriëntatiepunten van het LOVS betreffende winkeldiefstal en winkeldiefstal met geweld.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het over verdachte opgemaakte rapport van de reclassering van 23 april 2012. Uit dit rapport komt naar voren dat er op verschillende leefgebieden problemen zijn geconstateerd. Betrokkene en haar partner hebben geen vaste woon- of verblijfplaats, geen dagbesteding, geen inkomen, schulden en waarschijnlijk is er sprake van beperkte verstandelijke vermogens en psychische problematiek. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog gemiddeld. Naar verwachting zal de kans op recidive kleiner worden, zodra er sprake is van psychosociale en praktische hulp en er structuur in het leven van betrokkene en haar partner wordt aangebracht. Eigen huisvesting staat voorop en dat is nog niet gerealiseerd. Ter overbrugging zou betrokkene met haar partner per 19 april 2012 tijdelijk kunnen wonen in de begeleide woonvorm "Scivias Zorg" te Kerkrade.
De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven dat haar partner inmiddels in Kerkrade verblijft en dat zij na haar detentie zich bij hem kan en zal voegen.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk opleggen met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt een reclasseringscontact gekoppeld met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarde van een meldingsgebod.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van de bewezenverklaarde feiten.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1: Diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan een ander hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl
het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2: Diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 3: Diefstal.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 2 (twee) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die
veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze
instelling dit noodzakelijk oordeelt;
- zich na haar invrijheidsstelling op uitnodiging zal melden bij de reclassering, unit
Maastricht, en daarna zo frequent als deze instelling dat nodig acht;
- op verzoek van de reclassering ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit
medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een
identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage
aanbieden;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf;
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, De Jong en Heenk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 mei 2012.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0640 2012015964-93, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, team recherche Achterhoek, gesloten en ondertekend op 20 februari 2012.
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p. 172/173.
3 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p. 173.
4 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p. 174.
5 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 270.
6 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 271.
7 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 272.
8 Proces-verbaal van aangifte door [getuige A], p. 180.
9 Proces-verbaal van aangifte door [getuige A], p. 181.
10 Proces-verbaal van aangifte door [getuige A], p. 184.
11 Proces-verbaal van bevindingen, p. 163-164.
12 Proces-verbaal van bevindingen, p. 164.
13 Proces-verbaal van bevindingen, p. 165.
14 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 219.
15 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 221.
16 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte B], p. 212.
17 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte C], p. 215.
18 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte C], p. 216.
19 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte C], p. 217.
20 Proces-verbaal van aangifte door [aangever A], p. 238-242.
21 Proces-verbaal van aangifte door [aangever B], p. 256-261.
22 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte B], p. 212.
23 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte C], p. 215 en 216.
24 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 220 en 221.
25 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlage220 en 221.(stam)proces-verbaal, nummer PL078H 2011123875, politie Gelderland-Midden, AVZ/Unit IJsselwaarden, gesloten en ondertekend op 2 november 2011.
26 Proces-verbaal van aangifte door [aangever C] van 27 oktober 2011, ongenummerde dossierpagina, blad 1 tot en met 4.
27 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, ongenummerde dossierpagina, blad 3 en 4.