ECLI:NL:RBZUT:2012:BW5047

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
6 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940465-11 (BVH-nr. 2011134645 afgesplitst op 21 februari 2012)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Heenk
  • mr. Kleinrensink
  • mr. Van der Hooft
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere inbraken en diefstallen in Doetinchem

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 6 maart 2012 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen verdachte B, die werd beschuldigd van meerdere inbraken en diefstallen in de gemeente Doetinchem. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data, tussen mei en november 2011, samen met anderen of alleen, inbreuken heeft gepleegd in woningen en een kapsalon. De verdachte heeft onder andere laptops, sieraden, mobiele telefoons en een televisie gestolen. De rechtbank heeft de feiten grondig onderzocht, waarbij getuigenverklaringen en bewijsmateriaal zijn meegenomen. De verdachte werd op 8 november 2011 aangehouden na een huiszoeking, waarbij verschillende gestolen goederen zijn aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de beschuldigingen van gekwalificeerde diefstal en schuldheling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft hem verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij, slachtoffer K, ter hoogte van € 375,-. De rechtbank heeft ook de onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen bevolen, waaronder een breekijzer en een schroevendraaier, die als gereedschap voor de inbraken zijn aangemerkt. De vordering van andere benadeelde partijen werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet in verband konden worden gebracht met de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940465-11 (BVH-nr. 2011134645 afgesplitst op 21 februari 2012)
Uitspraak d.d.: 6 maart 2012
Tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte B]
geboren op [1969 te plaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Overijssel, HvB Karelskamp Almelo te Almelo.
Raadsman: mr. R.D.J. Visschers, advocaat te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
De zaak met bovenstaand parketnummer is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van
21 februari 2012. Op deze zitting van 21 februari 2012 is feit 7 gesplitst overeenkomstig artikel 285, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
(zaak 1)
hij op of omstreeks 25 mei 2011 te Doetinchem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (aan de [adres 10]) heeft weggenomen een laptop en/of laptoptas en/of een kentekenbewijs en/of een creditcard, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer J en slachtoffer K], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
(zaak 3)
hij in of omstreeks 23 tot en met 27 juli 2011 te Gaanderen, gemeente Doetinchem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen op het
perceel [adres 2]) heeft weggenomen een of meerdere (gouden) sierra(a)d(en) en/of een televisie (merk Grundig) een of een lade gevuld met centen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks 23 juli tot en met 08 november 2011 te Gaanderen, gemeente Doetinchem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meerdere (gouden) sierra(a)d(en) en/of een televisie (merk Grundig) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat sierra(a)d(en) en/of die televisie wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
(zaak 4)
hij in of omstreeks de periode 23 tot en met 24 augustus 2011 te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kapsalon (gelegen aan de [adres 3]) heeft weggenomen een of meerdere tondeuse(s) en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (het openbreken van een of meerdere ra(a)m(en));
ALTHANS, dat
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 augustus tot en met 08 november 2011 te Gaanderen, gemeente Doetinchem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meerdere tondeuse(s) en/of een mobiele telefoon heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die tondeuse(s) en/of die mobiele telefoon wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
(zaak 5)
hij in of omstreeks de periode van 04 tot en met 06 september 2011 te Doetinchem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen op het perceel [adres 4]) heeft weggenomen een of meerdere sierra(a)d(en) en/of horloge(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer D] en/of [slachtoffer E], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (het vernielen van een van de kelderramen);
ALTHANS, dat
hij op een of meerdere tijstip(pen) in of omstreeks de periode van 04 september tot en met 08 november 2011 te Gaanderen, gemeente Doetinchem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een horloge (merk Prisma) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat horloge wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
5.
(zaak 6)
hij in of omstreeks de periode van 27 tot en met 29 augustus 2011 te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen op het perceel [adres 5]) heeft weggenomen een of meerdere hengel(s) en/of mobiele telefoon(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer F] en/of [slachtoffer G], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (het verwijderen van het badkamerraam en/of het (vervolgens) naar
binnen klimmen door het geopende badkamerraam);
ALTHANS, dat
hij op een of meerdere tijstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 augustus tot en met 08 november 2011 te Gaanderen, gemeente Doetinchem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meerdere mobiele telefoon(s) en/of een of meerdere hengel(s) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die telefoon(s) en/of die hengel(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
6.
(zaak 7)
hij op of omstreeks 01 augustus 2011 te Gaanderen, gemeente Doetinchem, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen op het perceel [adres 6]) heeft weggenomen een kluis en/of een digitale camera (merk Medion) en/of een laptop en/of een horloge en/of een of meerdere sierra(a)d(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer H] en/of [slachtoffer I], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (het ingooien van een ruit en/of het forceren van de tuindeuren aan de achterzijde van de woning);
ALTHANS, dat
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 augustus tot en met 08 november 2011 te Gaanderen, gemeente Doetinchem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een digitale camera (merk Medion) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die camera wist(en), althans redelijker wijs moest(en) vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting - kort gezegd - bepleit dat er op het moment van de doorzoeking van de woning van de verdachte en de daarop volgende aanhouding geen sprake was van een verdenking ten aanzien van het thans onder 1 tenlastegelegde feit en dat de doorzoeking derhalve onrechtmatig is geweest. De raadsman beroept zich te dienaangaande - naar de rechtbank begrijpt - op een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, waardoor primair het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte en subsidiair alle zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen van het bewijs dienen te worden uitgesloten en de verdachte dient te worden vrijgesproken van de aan hem onder 1 tot en met 6 tenlastegelegde feiten.
De rechtbank overweegt hieromtrent het navolgende.
Blijkens het proces-verbaal 'aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming' van 4 november 2011 is de rechter-commissaris om een doorzoeking ter inbeslagneming in pand [locatie te plaats] verzocht. Uit deze aanvraag komt onder meer naar voren dat [medeverdachte A] en [verdachte B] (verdachte) een nauwe relatie en betrekkingen met elkaar onderhielden en dat het zeer aannemelijk en voor de hand liggend was dat van diefstal afkomstige goederen en/of persoonlijke eigendommen op elkaars kamer lagen en daar konden worden aangetroffen. Tevens bestond het sterke vermoeden dat voornoemde personen zich samen schuldig maakten aan diefstallen en/of inbraken en/of insluipingen in woningen en/of bedrijven in de omgeving van hun woon- en verblijfplaats. Bij de aanvraag is gevoegd een proces-verbaal van bevindingen van 2 november 2011 waaruit onder meer naar voren komt dat [medeverdachte A] en [verdachte B] vanaf oktober 2010 nagenoeg altijd samen werden aangetroffen. Daarnaast zijn processen-verbaal van verhoor van [getuige A] bij de aanvraag gevoegd, waaruit niet alleen naar voren komt dat verdachte veel met de aan de [locatie] wonende Duitse man genaamd [medeverdachte A] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte A]) omging, maar ook dat hij één of twee maanden eerder van de verdachte een bankpasje en een pincode had gekregen, waarmee hij op diens verzoek geld had gepind bij de Rabobank in Terborg.
Blijkens een e-mailbericht van 4 november 2011 van de rechter-commissaris aan de officier van justitie heeft de rechter-commissaris op basis van de hem ter beschikking gekomen verklaringen van [getuige A] (3 november) en van de vriendin van [getuige A] (4 november) op die dag reeds een beslissing genomen, die dinsdag zou worden getekend.
Op grond van bovengenoemde aanvraag heeft de officier van justitie op 7 november 2011 een vordering doorzoeking ter inbeslagneming (artikel 110 van het Wetboek van Strafvordering) ten aanzien van de verdachte ingediend, waaruit naar voren komt dat de verdachte er op dat moment van werd verdacht zich schuldig te hebben gemaakt aan de thans onder feit 1 tenlastegelegde (gekwalificeerde) diefstal van onder meer een creditcard met bijbehorende pincode.
De rechter-commissaris heeft op 8 november 2011, conform zijn hiervoor vermeld e-mailbericht, (formeel door middel van zijn reeds aangekondigde ondertekening) beslist op de vordering van de officier van justitie en bepaald doorzoeking te doen op het adres [adres 11 en/of 12 en/of 9 en/of 13 te plaats],althans een in dat perceel door de ter plaatse komende wijkagent aan te wijzen woning van [verdachte B].
Blijkens het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming/verslag binnentreden door de rechter-commissaris heeft op 8 november 2011 een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden op het adres van de verdachte, waarbij goederen buiten de zoekopdracht in beslag zijn genomen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovenomschreven gang van zaken de
rechter-commissaris in redelijkheid heeft kunnen komen tot zijn beslissing tot doorzoeking op het adres [adres 11 en/of 12 en/of 9 en/of 13 te plaats]. De rechtbank overweegt hierbij dat de beschikbare informatie voor wat betreft de verdenking van de verdachte ten aanzien van het thans onder 1 tenlastegelegde feit alleszins voldoende was om van een redelijk vermoeden van schuld in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering te spreken. Dat de verklaringen van [getuige A] en [getuige B] waarover de rechter-commissaris beschikte niet in alle opzichten gelijkluidend waren, doet daar niet aan af. Evenmin doet daaraan af dat de rechter-commissaris kennelijk niet over het proces-verbaal van de verhoren van [getuige A] op 7 november 2011 heeft beschikt, nu de rechtbank, gezien de inhoud daarvan, niet vermag in te zien dat dat zou hebben geleid tot alsnog (formele) afwijzing van het verzoek.
Bedoelde doorzoeking dient dan ook als rechtmatig te worden aangemerkt.
De rechtbank stelt dan ook vast dat er geen sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Derhalve is het openbaar ministerie ontvankelijk te achten in de vervolging van de verdachte.
Nu er geen sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, gaat de rechtbank voorbij aan het subsidiaire verzoek van de raadsman, te weten het verzoek tot bewijsuitsluiting.
Vrijspraak
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting, onvoldoende wettig en overtuigend is komen vast te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 5 en 6 tenlastegelegde feiten, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde feit overweegt de rechtbank nog dat niet kan worden uitgesloten dat de lezing van de verdachte dat een ander de aangetroffen hengels in de kamer van de verdachte heeft laten staan juist is, zoals ook door de verdediging is bepleit.
Naar het oordeel van de rechtbank is eveneens niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Sinds begin 2011 is er binnen het district Achterhoek sprake van een groot aantal woninginbraken. Hierop is een projectplan geschreven. Er is in diverse gevallen sprake van seriematigheid van woninginbraken, die aan één of meerdere daders zouden kunnen worden toegeschreven.
Op 14 september 2011 werd van de afdeling CIE een proces-verbaal ontvangen inhoudende de informatie dat de verdachte woninginbraken pleegt in Doetinchem en omgeving.
Uit onderzoek van de politie is, mede naar aanleiding van een aangifte van insluiping in een woning aan de [adres 1 te plaats], naar voren gekomen dat er sprake is van een nauwe relatie tussen de medeverdachte [medeverdachte A] en verdachte.
Op 8 november 2011 heeft een huiszoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte en van medeverdachte [medeverdachte A] aan de [locatie], inclusief de nummers [adres 8 en 9, te plaats] en zijn er diverse goederen in beslag genomen. Diezelfde dag zijn de verdachte en zijn medeverdachte aangehouden en in verzekering gesteld.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 (gekwalificeerde diefstal), 2 subsidiair (opzetheling), 3 primair (gekwalificeerde diefstal),
5 subsidiair (opzetheling) en 6 subsidiair (opzetheling) tenlastegelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen toegelicht en opgesomd.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft primair aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging en subsidiair dat de verdachte wegens bewijsuitsluiting van de hem tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Op 25 mei 2011 heeft [slachtoffer K] aangifte gedaan ter zake van een inbraak in de woning van haar en haar man, [slachtoffer J], gelegen aan de [adres 10 te plaats]. Daarbij zijn een laptop, een laptoptas, een kentekenbewijs en een creditcard met bijbehorende pincode weggenomen. Het dakraam van de slaapkamer, dat normaal op een heel klein kiertje stond, stond wagenwijd open. De deur van de kluis in de werkkamer van de man van aangeefster op de eerste verdieping stond open. De pincode van de creditcard werd ontvreemd uit de lade van een ladenkastje uit die werkkamer. De laptop is van de eettafel beneden in de woonkamer weggenomen.2 3 Vervolgens is er diezelfde dag een aantal malen gepind met de gestolen creditcard bij de Rabobank in Doetinchem.4 De politie heeft van deze transactie de camerabeelden bekeken waarop de pinner te zien is, welke later als [getuige A] is herkend. 5 6
[getuige A] heeft verklaard dat hij zichzelf op de camerabeelden herkent en dat hij die dag op verzoek van "[verdachte B]" geld heeft gepind. Hij had van [verdachte B] de bankpas en de pincode gekregen. Nadat hij geld had opgenomen heeft hij het geld, de bankpas en de pincode aan [verdachte B] teruggegeven.7 [getuige B] heeft verklaard dat [verdachte B] aan [getuige A] vertelde dat hij een pinpas had gestolen en aan hem, [getuige A], vroeg om daarmee te pinnen. [getuige B] heeft voorts verklaard dat het volgens haar een pas van de Rabobank was en dat [verdachte B] vertelde dat hij het hele huis had doorzocht en dat hij ook de code van de bankpas had. [getuige A] is vervolgens naar de bank gegaan en heeft geld voor [verdachte B] gepind.8 Uit onderzoek van politie blijkt dat de verdachte [verdachte B] genoemd wordt.9 De verdachte heeft dit ter terechtzitting bevestigd.
Feit 2 subsidiair
[slachtoffer B] heeft aangifte gedaan ter zake van inbraak in zijn woning aan de [adres 2 te plaats]. Bedoelde inbraak heeft plaatsgevonden in de periode van 23 juli 2011 tot en met 27 juli 2011. Daarbij zijn een Grundig flatscreen televisie en verschillende sieraden weggenomen.10 De verdachte heeft verklaard dat de Grundig flatscreen die bij de doorzoeking in zijn woning aan de [adres 11 te plaats] in beslag is genomen op zijn kamer stond en dat hij deze van zijn medeverdachte [medeverdachte A] had gekocht.11 Voornoemde [slachtoffer B] heeft de televisie herkend als de zijne.12 Naar de herkomst van enkele sieraden die bij de doorzoeking op 8 november 2011 in perceel [adres 9 te plaats] (de rechtbank begrijpt: de woning van de medeverdachte [medeverdachte A]) werden aangetroffen en die vermoedelijk van diefstal afkomstig waren, is een onderzoek ingesteld. Een aantal sieraden werd herkend door bewoner(s) van de [adres 2 te plaats].13
Feit 3 primair
Op 24 augustus 2011 heeft [slachtoffer C] aangifte gedaan van inbraak in zijn kapsalon gelegen aan de [adres 3 te plaats]. De ramen van het kantoor van de kapsalon waren opengebroken en een mobiele telefoon en meerdere tondeuses zijn weggenomen.14 15
Op 10 november 2011 is in de woning gelegen aan de [adres 8 te plaats] (de rechtbank begrijpt: de woning van de verdachte) een tondeuse in beslag genomen.16
[medeverdachte A] heeft verklaard dat hij samen met de verdachte aan de achterkant van de [kapsalon in plaats] is geweest. Verdachte is toen op het dak geklommen. Op een gegeven moment is [medeverdachte A] door de verdachte geroepen en is hij de trap opgelopen om de goederen van hem aan te pakken. Dit waren een aantal tondeuses en een mobiele telefoon.17 De verdachte heeft verklaard dat de bij hem aangetroffen tondeuse van [medeverdachte A] was.18
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige A] en medeverdachte [medeverdachte A]
Naar aanleiding van het desbetreffende verweren van de raadsman overweegt de rechtbank als volgt.
Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam komen vast te staan dat de door [getuige A] en medeverdachte [medeverdachte A] afgelegde verklaringen voldoende betrouwbaar zijn om voor het bewijs te kunnen worden gebezigd. De rechtbank overweegt hiertoe dat de door zowel [getuige A] als [medeverdachte A] afgelegde verklaringen kunnen worden aangemerkt als op hoofdlijnen consistent en op essentiële punten strokend met, dan wel ondersteund door, de overige zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, zodat de rechtbank deze betrouwbaar acht. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [getuige A] en [medeverdachte A] met de door hen afgelegde verklaringen ook zichzelf hebben belast.
De rechtbank verwerpt dan ook de verweren van de raadsman.
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank is op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden - in onderling verband en samenhang bezien - van oordeel dat genoegzaam is komen vast te staat dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 1, 2 subsidiair en 3 primair tenlastegelegde feiten.
Ten aanzien van de onder 2 subsidiair tenlastegelegde medeplegen van schuldheling, overweegt de rechtbank dat de medeverdachte [medeverdachte A] heeft verklaard dat de verdachte met bedoelde televisie aan kwam zetten, dat hij niet wist of die gestolen was en dat hij er geen tweehonderd euro van de verdachte voor heeft ontvangen. Waarom de verdachte hieromtrent anders heeft verklaard wijt de medeverdachte aan de omstandigheid dat zij geen vrienden maar drugsvrienden waren.19 De stelling van de verdachte dat hij de televisie voor tweehonderd euro van zijn medeverdachte heeft gekocht, acht de rechtbank onder eerdergenoemde omstandigheden volstrekt ongeloofwaardig. De rechtbank gaat dan ook aan dit verweer voorbij en acht de verdachte schuldig aan de hem onder 2 subsidiair tenlastegelegde medeplegen van schuldheling.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1:
(zaak 1)
hij op of omstreeks 25 mei 2011 te Doetinchem, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (aan de [adres 10]) heeft weggenomen een laptop en laptoptas en een kentekenbewijs en een creditcard, toebehorende aan [slachtoffer J en slachtoffer K], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
2 subsidiair:
hij in of omstreeks 23 juli tot en met 08 november 2011 te Gaanderen, gemeente Doetinchem, tezamen en in vereniging met een ander sieraden en een televisie (merk Grundig) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die sieraden en die televisie redelijkerwijs moesten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
3 primair:
(zaak 4)
hij in of omstreeks de periode 23 tot en met 24 augustus 2011 te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kapsalon (gelegen aan de [adres 3]) heeft weggenomen meerdere tondeuse en een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer C], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, (het openbreken van meerdere ramen);
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde:
Medeplegen van schuldheling.
Ten aanzien van het onder 3 primair bewezenverklaarde:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 subsidiair, 3 primair, 5 subsidiair en 6 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van voorarrest.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze, al dan niet samen met een ander, schuldig gemaakt aan twee gekwalificeerde diefstallen. Aldus heeft de verdachte de benadeelde overlast en financiële schade bezorgd. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van schuldheling. Door heling van gestolen goederen blijft het criminele circuit in stand en wordt overlast en financiële schade bij de benadeelde veroorzaakt.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 10 november 2011 is de verdachte reeds vele malen veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de in (enigszins) vergelijkbare gevallen opgelegde straffen, alsmede met de oriëntatiepunten van het LOVS.
De rechtbank is - alles overwegend - van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
In beslag genomen voorwerpen
Onder de verdachte zijn een breekijzer, een kruiskopschroevendraaier en een beitel in beslag genomen, welke niet aan hem zijn teruggegeven.
De officier van justitie heeft gevorderd dat deze goederen verbeurd zullen worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen en nog niet teruggegeven breekijzer, kruiskop schroevendraaier en beitel, dienen te worden onttrokken aan het verkeer aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in het onderhavige geval in strijd is met het algemeen belang.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer K] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 388,50, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 375,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts heeft de officier van justitie geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
De vordering is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar tot een bedrag van € 375,-, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 25 mei 2011.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu dat deel van de vordering niet is onderbouwd.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten zijn begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van in totaal € 375,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer K].
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer D] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.152,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij.
De benadeelde partij [slachtoffer D] moet niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering nu verdachte is vrijgesproken van het hem onder 4 tenlastegelegde feit.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 150,- gevoegd in het strafproces.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in zijn vordering.
De vordering is door en namens de verdachte betwist.
De benadeelde partij [slachtoffer A] moet niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, nu de gevorderde schade niet in verband valt te brengen met enig aan de verdachte tenlastegelegd feit.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 36d, 36f, 47, 310, 311, 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 primair, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 subsidiair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde:
Medeplegen van schuldheling.
Ten aanzien van het onder 3 primair bewezenverklaarde:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht (8) maanden;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een breekijzer, een kruiskop schroevendraaier en een beitel;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer K], van een bedrag van € 375,-, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 25 mei 2011 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer K], een bedrag te betalen van € 375,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 mei 2011, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal zeven (7) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan deze benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer K] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer D] niet-ontvankelijk in haar vordering;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer A] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Aldus gewezen door mr. Heenk, voorzitter, mr. Kleinrensink en mr. Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Wegter, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 maart 2012.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0640 2011071399-54, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en ondertekend op 11 januari 2012.
2 Proces-verbaal aangifte, p. 155-157
3 Proces-verbaal verhoor aangever, p. 166-167
4 Proces-verbaal verhoor aangever, p. 166-167
5 Proces-verbaal van bevindingen, p. 175-176
6 Proces-verbaal van bevindingen, p. 181
7 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 183-184
8 Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 224-227
9 Persoonoverzicht van politie, p. 228
10 Proces-verbaal van aangifte, p. 299-301
11 Proces-verbaal terechtzitting 21 februari 2012
12 Proces-verbaal verhoor aangever, p. 311
13 Proces-verbaal van bevindingen, p. 321-323
14 Proces-verbaal aangifte, p. 379-380
15 Proces-verbaal verhoor aangever, p. 393-394
16 Proces-verbaal van bevindingen, p. 386-387
17 Proces-verbaal verhoor [medeverdachte A], p. 418-420
18 Proces-verbaal terechtzitting 21 februari 2012
19 Proces-verbaal verhoor [medeverdachte A], p. 375-377