ECLI:NL:RBZUT:2012:BW4265

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
25 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/801 WOB
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in proceskosten na intrekking beroep WOB

In deze zaak heeft eiseres, een partij uit Apeldoorn, beroep ingesteld tegen de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het beroep was gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit omtrent de verschuldigdheid van een dwangsom, zoals geregeld in de Wet openbaarheid van bestuur (WOB). Eiseres heeft op 28 mei 2011 haar beroep ingediend, maar heeft dit beroep later, op 17 november 2011, ingetrokken. In de intrekkingsbrief verzocht eiseres de rechtbank om de verweerder te veroordelen in de proceskosten die zij had gemaakt.

De behandeling van het verzoek vond plaats op 22 maart 2012, waar eiseres werd vertegenwoordigd door mr. H. van Drunen. De verweerder, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, werd vertegenwoordigd door mr. L.H.C. de Vries en S. Raterink. Tijdens de zitting werd het verzoek niet inhoudelijk besproken, omdat verweerder in een brief van 5 maart 2012 had aangegeven zich niet te verzetten tegen de toekenning van een proceskostenvergoeding.

De rechtbank heeft, op basis van de brief van verweerder, besloten om de Minister te veroordelen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,00. Daarnaast werd verweerder ook verplicht om het griffierecht van € 152,00 aan eiseres te vergoeden, conform artikel 8:41, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitspraak werd gedaan door mr. L.J.P. Lambooij en is openbaar uitgesproken op 25 april 2012.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: 11/801 WOB
Uitspraak in het geding tussen:
[eiseres]
te Apeldoorn,
eiseres,
en
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
verweerder.
1. Overwegingen
Bij brief van 28 mei 2011 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het door verweerder niet tijdig nemen van een besluit omtrent de verschuldigdheid van een dwangsom. Bij brief van
17 november 2011 heeft eiseres het beroep ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Na kennisgeving aan partijen dat het verzoek op 22 maart 2012 ter zitting zou worden behandeld, heeft verweerder de rechtbank bij brief van 5 maart 2012 meegedeeld dat zij zich niet verzet tegen het toekennen van een proceskostenvergoeding van € 437,00 en evenmin tegen vergoeding van het griffierecht van € 152,00.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 22 maart 2012, waar eiseres zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. H. van Drunen en verweerder door mr. L.H.C. de Vries en
S. Raterink. Het verzoek is aldaar verder niet inhoudelijk besproken gelet op verweerders brief van 5 maart 2012.
De rechtbank ziet gelet op het standpunt van verweerder als verwoord in zijn brief van
5 maart 2012 aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 437,00.
Voorts wijst de rechtbank erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gehouden is het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden.
2. Beslissing
De rechtbank:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,00, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.J.P. Lambooij. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 april 2011.