ECLI:NL:RBZUT:2012:BW4265
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in proceskosten na intrekking beroep WOB
In deze zaak heeft eiseres, een partij uit Apeldoorn, beroep ingesteld tegen de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het beroep was gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit omtrent de verschuldigdheid van een dwangsom, zoals geregeld in de Wet openbaarheid van bestuur (WOB). Eiseres heeft op 28 mei 2011 haar beroep ingediend, maar heeft dit beroep later, op 17 november 2011, ingetrokken. In de intrekkingsbrief verzocht eiseres de rechtbank om de verweerder te veroordelen in de proceskosten die zij had gemaakt.
De behandeling van het verzoek vond plaats op 22 maart 2012, waar eiseres werd vertegenwoordigd door mr. H. van Drunen. De verweerder, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, werd vertegenwoordigd door mr. L.H.C. de Vries en S. Raterink. Tijdens de zitting werd het verzoek niet inhoudelijk besproken, omdat verweerder in een brief van 5 maart 2012 had aangegeven zich niet te verzetten tegen de toekenning van een proceskostenvergoeding.
De rechtbank heeft, op basis van de brief van verweerder, besloten om de Minister te veroordelen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,00. Daarnaast werd verweerder ook verplicht om het griffierecht van € 152,00 aan eiseres te vergoeden, conform artikel 8:41, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitspraak werd gedaan door mr. L.J.P. Lambooij en is openbaar uitgesproken op 25 april 2012.