ECLI:NL:RBZUT:2012:BW3717

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
28 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
123610 - HA ZA 11-697
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van kredietschuld door Deutsche Bank Nederland N.V. tegen gedaagde na faillissement van Techno Marand B.V.

In deze zaak vorderde Deutsche Bank Nederland N.V. betaling van een kredietschuld van € 29.098,62 van de heer [gedaagde], die zich hoofdelijk had verbonden voor de verplichtingen van Techno Marand B.V. De kredietovereenkomst, afgesloten op 28 mei 2009, had een limiet van € 25.000,-- en een rente van 11,05% per jaar. Techno Marand B.V. was op 16 augustus 2011 failliet verklaard, waardoor de procedure tegen deze vennootschap van rechtswege was geschorst. De rechtbank Zutphen beoordeelde alleen de vordering tegen de heer [gedaagde].

De rechtbank oordeelde dat de hoofdelijkheid van de heer [gedaagde] beperkt was tot de kredietlimiet van € 25.000,--, ondanks de vordering van Deutsche Bank Nederland N.V. om een hoger bedrag te betalen. De rechtbank concludeerde dat de kredietovereenkomst zo moest worden geïnterpreteerd dat de heer [gedaagde] niet meer dan het afgesproken bedrag van € 25.000,-- verschuldigd was. De vordering van Deutsche Bank Nederland N.V. werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de heer [gedaagde] veroordeelde tot betaling van € 25.000,--, vermeerderd met de contractuele rente van 11,05% per jaar vanaf 1 juni 2011.

Daarnaast werd de heer [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, die door de rechtbank op € 3.005,90 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 28 maart 2012 door mr. J.S.W. Lucassen en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 123610 / HA ZA 11-697
Vonnis van 28 maart 2012
in de zaak van
naamloze vennootschap DEUTSCHE BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. D.K. Greveling te Hilversum,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TECHNO MARAND B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
de procedure ten aanzien van deze partij is van rechtswege geschorst als gevolg van faillissement,
2. de heer [gedaagde],
wonende te Drachten,
gedaagde,
advocaat mr. A.J. Welvering te Leek
Partijen zullen hierna Deutsche Bank Nederland N.V. en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Techno Marand B.V. heeft op 28 mei 2009 met ABN Amro Bank N.V. een kredietovereenkomst gesloten. Op grond van deze overeenkomst heeft Techno Marand B.V. een bedrag van maximaal € 25.000,-- geleend, tegen een rente van 11,05% per jaar. In deze overeenkomst staat:
“(…) Omvang EUR 25.000
OndernemersRekeningCourantKrediet (…) EUR 25.000 (…)”.
[gedaagde] heeft zich hoofdelijk tot de betaling van deze kredietschuld verbonden.
2.2. Deutsche Bank Nederland N.V. heeft de kredietovereenkomst opgezegd.
2.3. Op 16 augustus 2011 is Techno Marand B.V. failliet verklaard.
3. Het geschil
3.1. Deutsche Bank Nederland N.V. vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 29.098,62, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [gedaagde] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Nu de procedure tegen Techno Marand B.V. als gevolg van haar faillissement van rechtswege is geschorst, zal de rechtbank alleen de rechtsvordering tegen [gedaagde] beoordelen.
4.2. Tussen partijen staat niet ter discussie dat [gedaagde] zich hoofdelijk verbonden heeft tot hetgeen Techno Marand B.V. uit hoofde van de kredietovereenkomst is verschuldigd aan Deutsche Bank Nederland N.V., met dien verstande dat [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij nooit voor meer dan € 25.000,-- kan worden aangesproken.
4.3. Deutsche Bank Nederland N.V. heeft hier tegenover gesteld dat de omstandigheid dat er in de overeenkomst een kredietlimiet is opgenomen niet inhoudt dat de hoofdelijke verbondenheid van [gedaagde] tot die limiet is beperkt. Daarbij heeft Deutsche Bank Nederland N.V. opgemerkt dat [gedaagde] als middellijk bestuurder goed van het saldoverloop op de hoogte moet zijn geweest.
4.4. De rechtbank is met [gedaagde] van oordeel dat de overeenkomst zo moet worden begrepen dat [gedaagde] zich slechts hoofdelijk heeft verbonden tot (terug)betaling van een hoofdsom van maximaal € 25.000,-- en niet meer. Dat volgt uit de taalkundige uitleg van de kredietovereenkomst. Deutsche Bank Nederland N.V. heeft te weinig gesteld om de gevolgtrekking te rechtvaardigen dat [gedaagde] tot betaling van een hoofdsom van meer dan € 25.000,-- verplicht is. De enkele omstandigheid dat [gedaagde] goed van het saldoverloop op de hoogte moet zijn geweest, legt daartoe, wat daar ook van zij, te weinig gewicht in de schaal.
4.5. [gedaagde] heeft bij antwoord voorts aangevoerd dat het gevorderde bedrag van € 29.098,62 niet is gespecificeerd in hoofdsom, rente en kosten. [gedaagde] heeft betoogd dat hij pas inhoudelijk op de vordering kan reageren wanneer hij weet uit welke componenten het bedrag van € 29.098,62 is opgebouwd.
4.6. Bij repliek heeft Deutsche Bank Nederland N.V. als productie 4a een brief van 31 mei 2011 aan haar eigen advocaat overgelegd. Uit deze brief maakt de rechtbank op dat op Deutsche Bank Nederland N.V. van mening is dat 1 juni 2011 sprake was van een hoofdsom van € 28.871,61, een bedrag van € 1.270,89 aan rente, een bedrag van € 1.025,-- aan incassokosten en een bedrag van € 7,-- aan informatiekosten. Bovendien heeft Deutsche Bank Nederland N.V. bij repliek als productie 3 een aantal rekeningafschriften overgelegd. Het meest recente rekeningafschrift is van 31 januari 2011 en toont een negatief saldo van € 30.800,11.
4.7. Bij dupliek is [gedaagde] niet meer op de kwestie van de hoofdsom ingegaan. Tegen deze achtergrond heeft [gedaagde] niet (voldoende gemotiveerd) weersproken dat op 1 juni 2011 sprake was van een hoofdsom van meer dan € 25.000,--. Wat op die dag het exacte negatieve saldo was, kan gelet op hetgeen onder 4.4 is overwogen in het midden blijven.
4.8. De rechtbank zal de vordering van Deutsche Bank Nederland N.V. gedeeltelijk toewijzen, in die zin dat zij [gedaagde] zal veroordelen een hoofdsom van € 25.000,-- te betalen aan Deutsche Bank Nederland N.V.
4.9. Deutsche Bank Nederland N.V. heeft niet expliciet vergoeding van buitengerechtelijke kosten gevorderd, terwijl uit de hiervoor genoemde als productie 4a overgelegde brief blijkt dat wel een bedrag aan buitengerechtelijke kosten in het gevorderde bedrag is opgenomen. De aldus wat verhuld gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voor-werk II - worden afgewezen. Deutsche Bank Nederland N.V. heeft immers niet gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan Deutsche Bank Nederland N.V. vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als kosten die betrekking hebben op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
4.10. Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde] een contractuele rente van 11,05% per jaar is verschuldigd. Deze rente zal worden toegewezen als hieronder verwoord.
4.11. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Deutsche Bank Nederland N.V. worden begroot op:
- dagvaarding € 103,90
- griffierecht € 1.744,00
- salaris advocaat€ 1.158,00 (2,0 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 3.005,90
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan Deutsche Bank Nederland N.V. te betalen een bedrag van € 25.000,00 (vijfentwintig duizend euro), vermeerderd met de contractuele rente van 11,05% per jaar over het toegewezen bedrag met ingang van 1 juni 2011 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Deutsche Bank Nederland N.V. tot op heden begroot op € 3.005,90,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S.W. Lucassen en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2012.