ECLI:NL:RBZUT:2012:BV9756

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940488-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en veroordeling voor verkeersdelicten en wapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 23 maart 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die betrokken was bij een aanrijding op een onverlichte weg op 25 november 2011 te Beek. De rechtbank heeft de poging tot doodslag en zware mishandeling niet bewezen geacht, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte geen verlichting voerde ten tijde van de aanrijding. De rechtbank heeft overwogen dat het ongeval plaatsvond op de weghelft van de verdachte, wat bijdroeg aan de vrijspraak voor deze feiten. Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor andere feiten, waaronder het rijden onder invloed van alcohol, het voorhanden hebben van een wapen en het bezit van hennep. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van vier maanden opgelegd en de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor tien maanden ontzegd. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor drugsgerelateerde delicten. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht, de Wegenverkeerswet 1994, de Wet wapens en munitie, en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940488-11
Uitspraak d.d.: 23 maart 2012
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] (Turkije) op [1972],
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in PI Arnhem - De Berg te Arnhem.
Raadsman: mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 maart 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 november 2011 te Beek, gemeente Montferland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met zijn (personen)auto (merk
Mercedes) met (zeer) hoge snelheid, althans met een aanmerkelijke snelheid
(meer dan 140 kilometer per uur), bij duisternis, zonder ingeschakelde
verlichting bij (zeer) (dichte) mist over (het midden van) de rijbaan van de
Arnhemseweg heeft gereden en daarbij/vervolgens in botsing is gekomen met een
uit tegengestelde richting komende bestelbus (merk Ford), welke bestelbus
werd bestuurd door [slachtoffer] voornoemd, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 25 november 2011 te Beek, gemeente Montferland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een aantal gebroken ribben (3)
en/of een (zogenaamde) klaplong), heeft toegebracht, door opzettelijk met zijn
(personen)auto (merk Mercedes) met (zeer) hoge snelheid, althans met een
aanmerkelijke snelheid (meer dan 140 kilometer per uur), bij duisternis,
zonder ingeschakelde verlichting bij (zeer) (dichte) mist over (het midden
van) de rijbaan van de Arnhemseweg gereden en daarbij/vervolgens in botsing is
gekomen met een uit tegengestelde richting komende bestelbus (merk Ford),
welke bestelbus werd bestuurd door [slachtoffer] voornoemd;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 25 november 2011 te Doetinchem als degene tegen wie
verdenking was gerezen als bestuurder van een (personen)auto te hebben
gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en van wie het
aannemelijk was dat het verlenen van medewerking aan een ademonderzoek, als
bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet voor hem
om bijzondere geneeskundige redenen onwenselijk was, nadat hij de door een
opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het verrichten van een
bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van
genoemde wet, niet had verleend, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem
gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of een daartoe bij regeling
van de Minister van Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan dat
bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 163 lid 6 Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994
3.
hij op of omstreeks 20 en/of 21 november 2011 te Ulft, gemeente Oude
IJsselstreek, een wapen van categorie III, te weten een (start -alarm)pistool
(merk BRUNI, model 92, kaliber 8 mm K), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
4.
hij op of omstreeks 21 november 2011 te Ulft, gemeente [plaats],
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 948 gram, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 20 november 2011 omstreeks 22.00 uur hoorde [getuige A], bewoner van [adres te plaats], stemverheffing in [café], dat is gelegen onder haar woning2. Ze hoorde mannen schreeuwen, vermoedelijk in het Turks, en de deur van het café opengaan. Zij keek uit het raam en zag dat een man in een zilvergrijs trainingspak door de eigenaar het café werd uitgezet. Een aantal klanten hielp de eigenaar om de man die in gezelschap was van drie andere mannen bij het café weg te krijgen. De man was erg opgefokt. Ze zag dat de Turkse man in het zilvergrijze trainingspak een pistool in zijn rechterhand had. [getuige A] heeft daarop het alarmnummer van de politie gebeld. Op verzoek van de centralist heeft [getuige A] verslag gedaan van hetgeen ze waarnam. Ze gaf weer dat de man zowel lopend als met zijn auto, een Mercedes met het kenteken [kenteken], terug kwam naar het café. Op het moment dat [getuige A] dacht dat de man zou gaan schieten, zag ze dat een politieauto het Kennedyplein opreed. De man in het zilvergrijze trainingspak reed daarop weg.
De politie is een onderzoek gestart naar verdachte als eigenaar en bestuurder van de Mercedes op verdenking van overtreding van de Wet wapens en munitie3.
Tijdens een MTV controle op 25 november 2011 wilde de marechaussee een voertuig selecteren voor een nadere controle4. De bestuurder van het voertuig probeerde zich aan de controle te onttrekken, waarna de achtervolging werd ingezet. In Beek verloor men het voertuig uit het oog. Op de rotonde in Beek sloegen de verbalisanten af in de richting van 's- Heerenberg. Na een paar honderd meter zagen zij dat kort daarvoor een ongeval had plaatsgevonden en dat bij het ongeval het voertuig was betrokken dat zich aan de MTV-controle had willen onttrekken. Het voertuig had het kenteken [kenteken]. Dat kenteken was tijdens de briefing voor aanvang van de controle genoemd in verband met het aanhouden van de betrokkene ter zake van overtreding van de Wet wapens en munitie.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie betoogd dat verdachte zeer gevaarlijk heeft gereden. Hij reed veel harder dan ter plaatse was toegestaan en voerde op een onverlichte weg geen verlichting. Verder was verdachte kennelijk onder invloed van alcohol, aldus de officier van justitie. De officier van justitie meent dat als iemand op een dusdanige wijze een ander aanrijdt, er sprake is van voorwaardelijke opzet op de dood van die ander.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor feit 1. Hij heeft betoogd dat niet kan worden vastgesteld dat zijn cliënt te hard heeft gereden ten tijde van het ongeval, noch hoe hard zijn cliënt heeft gereden. In de VerkeersOngevalsAnalyse is ten onrechte het gewicht van beide auto's gelijkgesteld. Verder staat niet vast dat zijn cliënt zonder verlichting heeft gereden. De passage hierover in de VerkeersOngevelasAnalyse (pagina 43) is onbegrijpelijk. Waarschijnlijker is dat zijn cliënt wel verlichting voerde. Het zicht was helder en het was droog. Zijn cliënt heeft op zijn eigen rijbaan gereden. Op die baan heeft de aanrijding plaatsgevonden. De vraag is, wie de veroorzaker is geweest van het ongeval. Als dat al zijn cliënt is geweest, dan kan niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van opzet al dan niet in voorwaardelijke vorm.
Voor feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4 heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit. Hij heeft in dit verband betoogd dat de politie op 20 november 2011 een melding heeft ontvangen over een man met een vuurwapen. Aan de politie is het kenteken van de auto waarin de man was gestapt doorgegeven. De bestuurder van de auto, zijn cliënt, is vervolgens onderworpen aan een controle. Noch bij zijn cliënt, noch in de auto is toen een wapen aangetroffen. De verdenking die op 20 november 2011 jegens zijn cliënt was ontstaan heeft derhalve tot niets geleid. De doorzoeking van de woning van zijn moeder op 21 november 2011 was daarom onrechtmatig. Er lag immers geen verdenking meer aan ten grondslag. Om die reden moeten de bevindingen betreffende de doorzoeking (de vondst van het wapen en de hennep) van het bewijs worden uitgesloten.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
De rechtbank overweegt dat niet wordt betwist dat er op 25 november 2011 in Beek een aanrijding heeft plaatsgevonden, waarbij verdachte was betrokken. Evenmin worden de weersomstandigheden betwist, nu uit alle afgelegde verklaringen en uit de VerkeersOngevalsAnalyse naar voren komt dat het - anders dan tenlastegelegd - niet mistig was. De officier van justitie heeft ter terechtzitting meegedeeld dat het een paar dagen daarvoor mistig was, doch niet ten tijde van de aanrijding. Verder kan op basis van de VerkeersOngevalsAnalyse worden vastgesteld dat de aanrijding heeft plaatsgevonden op de weghelft waarop verdachte reed.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte harder heeft gereden dan ter plaatse is toegestaan. Volgens de VerkeersOngevalsAnalyse was de snelheid van de Mercedes op het moment van de aanrijding aanzienlijk hoger dan de snelheid van de Ford. Het was niet mogelijk een nauwkeurige snelheidsberekening te maken van de Mercedes of de Ford.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank er niet van overtuigd dat verdachte geen verlichting heeft gevoerd. De rechtbank overweegt in dit verband dat er aanwijzingen zijn dat verdachte wèl met verlichting heeft gereden. De rechtbank acht in dit verband van belang dat verbalisant [verbalisant] heeft gerelateerd, zakelijk weergegeven, dat hij een voertuig dat zich aan de controle wilde onttrekken achtervolgde en dat hij ongeveer 500 tot 750 meter achter zijn collega reed. Voor zijn collega zag hij nog twee rode, vermoedelijk achterlichten, van het betrokken voertuig. [verbalisant] bedoelt hiermee kennelijk het voertuig waarin verdachte reed. Daarnaast heeft getuige [getuige B] verklaard dat hij bij verdachte in de auto zat en heeft gezien dat verdachte verlichting voerde. Hoewel de officier van justitie de verklaring van [getuige B] niet geloofwaardig acht, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden uitgesloten dat [getuige B] in de auto heeft gezeten en deze waarneming heeft gedaan. Verder is de rechtbank met de raadsman van oordeel dat de passage in de VerkeersOngevalsAnalyse op pagina 43 ("Op basis van de heftige beweging(en), die de zwarte Mercedes door de aanrijding maakte, is het niet waarschijnljk dat de beide achterlichten licht uitstraalden op het moment van de aanrijding") onduidelijk danwel onbegrijpelijk is.
Nu naar het oordeel van de rechtbank niet kan worden bewezen dat verdachte geen verlichting heeft gevoerd, kan evenmin worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag dan wel zware mishandeling. Daarbij is van belang dat is komen vast te staan dat het ongeval heeft plaatsgevonden op de eigen weghelft van verdachte, waarop het voertuig van de uit de tegengestelde richting komende [slachtoffer] zich dus bevond. Het feit dat verdachte harder heeft gereden dan ter plaatse was toegestaan acht de rechtbank onvoldoende om opzet dan wel voorwaardelijke opzet op de dood of zware mishandeling aan te nemen. Gelet hierop dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Feit 2
De rechtbank acht dit feit bewezen. De bewezenverklaring is gebaseerd op het proces-verbaal van bevindingen5 en de bekennende verklaring van verdachte bij de politie6 en ter terechtzitting.
Feiten 3 en 4
De raadsman heeft betoogd dat de bevindingen betreffende de doorzoeking van de woning van de moeder van verdachte van het bewijs dienen te worden uitgesloten nu aan de doorzoeking geen verdenking meer ten grondslag lag. De rechtbank overweegt in dit verband dat de politie op 20 november 2011 meerdere meldingen heeft ontvangen dat een Turkse man een vuurwapen in zijn hand had en dat hij de bestuurder was van een Mercedes met het kenteken [kenteken]. De bestuurder van deze Mercedes, verdachte, is staande gehouden. Niet betwist wordt dat op dat moment geen wapen is aangetroffen. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het onderzoek naar de meldingen zich heeft voortgezet op 21 november 2011. Meerdere personen die in de buurt van het [café] wonen, zijn die dag als getuigen gehoord. De door hen afgelegde verklaringen hebben geleid tot de doorzoeking van de woning van de moeder van verdachte, waar verdachte regelmatig verblijft. Daaraan lag dus wel degelijk een verdenking ten grondslag. De rechtbank acht de doorzoeking niet onrechtmatig. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde feit bewezen. De bewezenverklaring is gebaseerd op het proces-verbaal van bevindingen betreffende de doorzoeking7, het proces-verbaal betreffende de Wet wapens en munitie8 en de bekennende verklaring van verdachte bij de politie9 en ter terechtzitting.
De rechtbank acht eveneens het onder 4 ten laste gelegde feit bewezen. De bewezenverklaring is gebaseerd op het proces-verbaal van bevindingen betreffende de doorzoeking10, het proces-verbaal Narcotic Identification Test (Hennep)11 en de bekennende verklaring van verdachte bij de politie12 en ter terechtzitting.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij op 25 november 2011 te Doetinchem als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en van wie het aannemelijk was dat het verlenen van medewerking aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet voor hem om bijzondere geneeskundige redenen onwenselijk was, nadat hij de door een opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het verrichten van een
bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van genoemde wet, niet had verleend, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of een daartoe bij regeling van de Minister van Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan dat bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
3.
hij op 21 november 2011 te Ulft, gemeente [plaats], een wapen van categorie III, te weten een (start/alarm)pistool (merk BRUNI, model 92, kaliber 8 mm K), voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 21 november 2011 te Ulft, gemeente [plaats], opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 948 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 2: Overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 3: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Feit 4: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Ten aanzien van feit 1 primair heeft de officier van justitie verder een ontheffing van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen gevorderd van twee jaar en ten aanzien van feit 2 een ontheffing van één jaar.
De raadsman heeft ten aanzien van het tweede feit verzocht rekening te houden met de omstandigheden waaronder het feit heeft plaatsgevonden. Wat betreft de feiten 1, 3 en 4 heeft de raadsman geen strafmaatverweer gevoerd gelet op de bepleite vrijspraak.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft geen gevolg gegeven aan een hem naar aanleiding van een ongeval gegeven bevel zijn medewerking te verlenen aan een bloedonderzoek, terwijl tegen hem de verdenking was gerezen dat hij een auto had bestuurd onder invloed van alcohol. Door aldus te handelen heeft verdachte de handhaving van de verkeerswetgeving belemmerd.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een wapen in de zin van de Wet wapens en munitie. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens brengt gevoelens van onveiligheid in de samenleving mee. Het gebruik ervan heeft als regel ernstige gevolgen. Ook het voorhanden hebben van een start/alarmpistool draagt bij aan gevoelens van onveiligheid vanwege de levensechtheid van het wapen. Dergelijke wapens zijn geschikt voor afdreiging of bedreiging met onaanvaardbaar risico voor geweldsescalatie.
Verdachte heeft zich ten slotte schuldig gemaakt aan het bezit van hennep. Gelet op het feit dat dit beduidend meer dan een gebruikershoeveelheid was, heeft hij hierdoor bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat dergelijke activiteiten plegen te leiden tot nadelige maatschappelijke gevolgen zoals gezondheidsschade voor gebruikers en sociale overlast.
Uit de justitiële documentatie van verdachte komt naar voren dat verdachte op 1 februari 2008 en op 19 november 2004 is veroordeeld ter zake van drugsgerelateerde delicten. Deze vonnissen zijn onherroepelijk. Daarnaast is verdachte op 9 augustus 2011 veroordeeld ter zake van onder meer een drugsgerelateerd delict. Deze uitspraak is niet onherroepelijk.
De aan verdachte opgelegde straffen en de daarin begrepen waarschuwingen hebben hem er blijkbaar niet van weerhouden opnieuw een soortgelijk delict te plegen.
De rechtbank houdt bij het opleggen van na te melden straf op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening met de strafbeschikking die verdachte op 17 februari 2012 is aangeboden door het Openbaar Ministerie.
De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De straf die de rechtbank zal opleggen is beduidend lager dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank het eerste feit niet bewezen acht. De rechtbank zal daarnaast voor het tweede feit een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen opleggen.
In beslag genomen voorwerpen
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (te weten 2 assimilatielampen met daarbij behorende kappen, een sporttas en een blauw/zwart weegschaaltje, op de beslaglijst de nummers 3, 4 en 5), volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder 4 bewezen verklaarde feit is begaan of voorbereid dan wel die tot het begaan van het bewezen verklaarde zijn bestemd.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven wapen (nummer 1 op de beslaglijst), met betrekking tot welke het onder 3 bewezen verklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
De in beslag genomen middelen, te weten wiet en hennep (op de beslaglijst onder nummer 2 en 13) zijn middelen als bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet en dienen op grond van artikel 13a van de Opiumwet te worden onttrokken aan het verkeer.
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan de veroordeelde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op:
- de artikelen 9, 24, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 57, 63 en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- de artikelen 163, 176, 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
- de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
- de artikelen 3, 11 en 13a van de Opiumwet.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 2: Overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 3: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Feit 4: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* ontzegt verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 (tien) maanden;
* beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen (genummerd zoals op de beslaglijst), te weten:
1. vuurwapen;
2. wiet;
13. hennep;
* verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
3. twee assimilatielampen met vier daarbij behorende kappen;
4. sporttas, merk Teamcity;
5. blauw/zwarte weegschaal;
* gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten:
6. zwarte trainingsbroek, merk Adidas;
7. witte joggingbroek;
8. sportschoenen maat 42, merk Hilfiger;
9. groen t-shirt met bloemmotief;
10. trainingsjas, merk Adidas;
11. witte sportsokken met zwarte opdruk;
12. Mercedes-Benz s400 met kenteken [kenteken];
14. doorzichtige tankhandschoenen;
15. drie gele handschoenen,
* heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf.
Aldus gewezen door mrs. Van Valderen, voorzitter, De Jong en Rademaker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 maart 2012.
Mr. Van Valderen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0642 2012001556, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en ondertekend op 26 januari 2012.
2 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A], p.77-79
3 Proces-verbaal van bevindingen, p.103
4 Proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee, p.114-115
5 Proces-verbaal van bevindingen, p.165, 167
6 Proces-verbaal van bevindingen, p.169 en proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p.162
7 Proces-verbaal van bevindingen, p.65
8 Proces-verbaal van bevindingen, p.69
9 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p.100, 161
10 Proces-verbaal van bevindingen, p.58-59
11 Proces-verbaal Narcotic Identification Test (Hennep), p.75-76
12 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p.100, 161