ECLI:NL:RBZUT:2012:BV9245

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
14 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/172 BSTPL
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen besluit tot verlening bouwvergunning en ontheffing bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 14 maart 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo. De zaak betreft de verlening van een bouwvergunning en een ontheffing van het bestemmingsplan voor de plaatsing van een antennemast voor mobiele telefonie door KPN B.V. Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 5 januari 2011, waarbij de vergunning en ontheffing zijn verleend. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers geen zienswijzen hebben ingediend tegen het ontwerpbesluit, dat op 17 november 2010 ter inzage is gelegd. Volgens artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende die redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen heeft ingediend. Tijdens de zitting op 2 februari 2012 heeft eiseres 2 verklaard dat zij eind december 2010 bezwaren heeft geuit, maar de rechtbank oordeelt dat deze verklaring niet voldoende onderbouwd is. De rechtbank concludeert dat eisers niet tijdig zienswijzen hebben ingediend en dat hen dit redelijkerwijs kan worden verweten. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: 11/172 BSTPL
Uitspraak in het geding tussen:
1. [eiser 1];
2. [eiseres 2]
te [plaats],
eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 januari 2011 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder, ten behoeve van het plaatsen van een antennemast voor mobiele telefonie op het perceel [perceel] tegenover [nummer te plaats], aan KPN B.V. (hierna: KPN) de door haar aangevraagde bouwvergunning en een ontheffing van het bestemmingsplan “Buitengebied 1983” verleend.
Eisers hebben tegen dit besluit bij brief van 14 januari 2011 beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 2 februari 2012, waar eiser 1 namens eisers is verschenen. Verweerder is niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1 De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Op 27 augustus 2008 heeft verweerder van KPN een aanvraag voor een bouwvergunning ontvangen ten behoeve van het plaatsen van een antennemast voor mobiele telefonie op het perceel [perceel] tegenover [nummer te plaats]. Omdat dit bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan “Buitengebied 1983”, heeft verweerder de aanvraag van KPN tevens opgevat als een verzoek om van dit bestemmingsplan een ontheffing te verlenen.
Verweerder heeft, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.24 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), zoals deze bepaling gold ten tijde hier van belang, afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) toegepast op de voorbereiding van het besluit omtrent de ontheffing van het bestemmingsplan.
Op 17 november 2010 is het ontwerpbesluit tot verlening van de aangevraagde bouwvergunning en ontheffing van het bestemmingsplan op grond van artikel 3.23 van de Wro gepubliceerd (hierna: het ontwerpbesluit). Met ingang van 17 november 2010 heeft het ontwerpbesluit zes weken ter inzage gelegen.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder overeenkomstig het ontwerpbesluit de aangevraagde bouwvergunning en ontheffing van het bestemmingsplan verleend.
2.2 De toepassing van afdeling 3.4 van de Awb op de voorbereiding van het besluit omtrent de ontheffing van het bestemmingsplan brengt onder meer met zich mee dat op grond van artikel 3:15, eerste lid, van de Awb over het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren hadden kunnen worden gebracht.
Ingevolge artikel 6:13 van de Awb kan – voor zover hier van belang – geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
2.3 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eisers niet binnen de daarvoor gestelde termijn een zienswijze naar voren hebben gebracht, zodat zij geen beroep kunnen instellen tegen het bestreden besluit.
2.4 Ter zitting is namens eisers verklaard dat eiseres 2 eind december 2010 aan de balie van het gemeentehuis van Ermelo heeft verklaard bezwaren te hebben tegen de plaatsing van de antennemast. Volgens eisers is eiseres 2 toen meegedeeld dat zij nu nog geen actie behoefden te ondernemen, omdat zij na het nemen van het definitieve besluit nog de gelegenheid zouden krijgen om hiertegen bezwaar te maken.
2.5 De rechtbank begrijpt dit betoog van eisers aldus dat zij betogen dat zij tijdig mondeling hun zienswijzen over het ontwerpbesluit naar voren hebben gebracht, althans dat hen redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij geen zienswijzen naar voren hebben gebracht. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
In zowel het ontwerp besluit, het bestreden besluit, als de publicatie van het bestreden besluit is ten onrechte vermeld dat tegen het bestreden besluit bezwaar kan worden gemaakt. Gelet hierop acht de rechtbank het niet uitgesloten dat eiseres 2 inderdaad eind december 2010 naar de balie van het gemeentehuis van Ermelo is gegaan en daar van een baliemedewerker heeft gehoord dat eisers na het nemen van het definitieve besluit nog de gelegenheid zouden krijgen om hiertegen bezwaar te maken. Desondanks acht de rechtbank de verklaring van eisers omtrent dit gesprek te onbepaald om het aannemelijk te achten dat dit gesprek heeft plaatsgevonden. Eisers kunnen namelijk niet aangeven op welke dag of met welke medewerker van de gemeente Ermelo het gesprek heeft plaatsgevonden. Ook overigens kunnen eisers het gestelde gesprek niet nader onderbouwen. De rechtbank kan met dit gestelde gesprek bij de beoordeling daarom geen rekening houden.
2.6 Gelet op het voorgaande moet de rechtbank het ervoor houden dat eisers geen zienswijzen over het ontwerp naar voren hebben gebracht en dat er geen aanleiding is voor het oordeel dat dit eisers niet redelijkerwijs kan worden verweten. Dit betekent, gelet op het bepaalde in artikel 6:13 van de Awb, dat door eisers tegen het bestreden besluit geen beroep bij de rechtbank kan worden ingesteld. Het beroep van eisers dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.J.P. Lambooij. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2012.