ECLI:NL:RBZUT:2012:BV7205

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
28 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940150-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Van Valderen
  • mr. Van der Hooft
  • mr. Follender Grossfeld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot overval op tankstation in Putten met geweld en bedreiging

Op 28 februari 2012 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen verdachte B, die samen met medeverdachten op 20 maart 2011 een poging heeft gedaan tot overval op een tankstation in Putten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening geld en/of goederen van het tankstation en de medewerkers hebben willen stelen, waarbij zij geweld en bedreiging met geweld hebben gebruikt. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en medeverdachten in overweging genomen, evenals de verklaringen van de verdachte zelf. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een begin van uitvoering van het misdrijf, aangezien de verdachten zich onherkenbaar hebben gekleed en met een mes naar het tankstation zijn gegaan. De rechtbank verwerpt het verweer van vrijwillige terugtred, omdat de terugkeer naar de auto niet als een vrijwillige terugtred kan worden beschouwd, maar als een van buiten komende oorzaak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht. Tevens is er een steakmes onttrokken aan het verkeer en is de teruggave van een mobiele telefoon gelast. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn zwakbegaafdheid, zoals vastgesteld in een psychiatrisch rapport.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940150-11
Uitspraak d.d.: 28 februari 2012
Tegenspraak - dnip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte B],
geboren te [plaats op 1991],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. Hogerbrugge, advocaat te Ermelo.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 februari 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 maart 2011 in de gemeente Putten ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele
toebehorende aan [tankstation] en/of [slachtoffer A], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die
voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te
doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer A] en/of
zijn medewerker(s), te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren, zijnde verdachte met een of meer van
zijn mededader(s), althans alleen
-in/met een auto naar/in de direkte nabijheid van voornoemd tankstation is
gereden, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (bivak)mutsen en/of capuchons
en/of (daarbij) een zonnenbril(len) opde(e)d(en)/opzette(n) en/of ophad(den)
en/of (een) mes(sen), althans (een) daarop gelijkend(e) scherp(e) en/of
puntig(e) voorwerp(en) aan hem -verdachte- en/of zijn mededader(s) gaf/
gaven/aanreikte(n) en/of
-vervolgens bij dat tankstation is uitgestapt en/of aldus (onherkenbaar)
gekleed en/of met (een) mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherp(e)
en/of puntig(e) voorwerp(en) in de hand(en) zich in de richting van dat
tankstation heeft begeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 20 maart 2011 in de gemeente Putten ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer A], althans een of meer medewerker(s) van die [slachtoffer A] te dwingen tot de
afgifte van geld en/of enig goed van zijn/hun gading, in elk geval van enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation] en/of [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
-in/met een auto naar/in de direkte nabijheid van voornoemd Tankstation is
gereden, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (bivak)mutsen en/of capuchons
en/of (daarbij) een zonnenbril(len) opde(e)d(en)/opzette(n) en/of ophad(den)
en/of (een) mes(sen), althans (een) daarop gelijkend(e) scherp(e) en/of
puntig(e) voorwerp(en) aan hem -verdachte- en/of zijn mededader(s)
gaf/gaven/aanreikte(n) en/of
-(vervolgens) bij dat tankstation is/zijn uitgestapt en/of aldus
(onherkenbaar) gekleed en/of met (een) mes(sen), althans (een) daarop
gelijkende scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) in de hand(en) zich in de
richting van dat tankstation heeft/hebben begeven, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 20 maart 2011 krijgt de politie de melding van een verdachte situatie bij het [tankstation] aan de [adres] in de gemeente Putten. Een getuige had gezien dat drie mannen een soort masker op hun hoofd deden en richting tankstation liepen. Nadat de getuige de tankstationbediende heeft gewaarschuwd zijn de drie mannen in een grijze Opel Corsa weggereden. Kort hierna worden de inzittende van de auto door de politie staande gehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de poging tot diefstal met geweld tezamen en in vereniging gepleegd en/of de poging tot afpersing tezamen en in vereniging gepleegd. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen toegelicht en opgesomd. Volgens haar was er geen sprake van vrijwillige terugtred.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Door de raadsman is bepleit dat er sprake is van vrijwillige terugtred en ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen. Door de raadsman is onder meer gewezen op de verklaring van verdachte bij de politie (p. 145), inhoudende: "Op ongeveer 15 tot 20 meter afstand van het tankstation zag ik dat de man uit het tankstation kwam. Ik zei toen tegen [medeverdachte C] dat dit niet goed was en dat wij weg moesten gaan........Het voelde niet goed. Toen ik daar stond dacht ik bij mijzelf dat ik fout bezig was en wilde er sowieso mee stoppen". Deze feiten/omstandigheden duiden op een tegengestelde handeling verricht door de twee overvallers die het intreden van het gevolg (de gewapende overval) hebben belet.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het ten laste gelegde uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Aangever [slachtoffer A] heeft verklaard2, zakelijk weergegeven, dat hij op 20 maart 2011 werkzaam was als pompbediende in de kiosk van het [tankstation] te Putten toen een buurtbewoner hem kwam waarschuwen voor een mogelijke overval. Hij wees daarbij op een in de berm geparkeerd staande auto. Toen de buurtbewoner weg was, zag hij twee personen uit de geparkeerde auto stappen en richting kiosk lopen. Zij hadden iets over hun hoofd. Als [slachtoffer A] de boel heeft afgesloten en naar buiten loopt om een klant aan te spreken, ziet hij
die personen die hij niet constant in de gaten heeft gehouden, richting de geparkeerde auto lopen. Hij ziet de geparkeerde auto wegrijden richting Voorthuizen en ziet de buurtbewoner die hem gewaarschuwd had achter die auto aanrijden.
Getuige/buurtbewoner [getuige A] heeft verklaard3, zakelijk weergegeven, dat hij vanuit zijn woning een vreemde auto, een grijze Opel Corsa, ziet parkeren en dat de bijrijder een capuchon over zijn hoofd trekt en iets uit het dashboardkastje pakt. Hij denkt aan een overval en waarschuwt de pompbediende van het tankstation en wijst naar de twee personen die uit de richting van de grijze Opel Corsa komen lopen en beiden iets over hun hoofd hebben. Op het moment dat hij wegloopt ziet hij dat de beide personen die onderweg waren naar de kiosk zich omdraaien en wegrennen naar de geparkeerde Opel Corsa en instappen. Hij belt de politie, geeft het kenteken door en rijdt vervolgens achter de Opel Corsa aan. Als de politie de Opel Corsa laat stoppen en de inzittende uit de Opel Corsa worden gehaald, herkent hij twee van de inzittenden aan hun kleding als de personen die te voet onderweg waren geweest naar de kiosk. De bestuurder van de Opel Corsa was niet een van de personen die onderweg was geweest naar de kiosk.
Getuige [getuige B] (vrouw van [getuige A]) heeft verklaard4, zakelijk weergegeven, dat zij op 20 maart 2011 vanuit hun woning een grijze auto ziet stilstaan aan de overkant van de weg. Zij ziet achter in de auto een persoon zitten met een capuchon over zijn hoofd en een zonnebril op. Zij ziet dat de bijrijder een"overvalding" over zijn hoofd doet en over zijn gezicht trekt, een capuchon opzet en een zonnebril opdoet. Zij noteert het kenteken
[kenteken]. Aan de kant van de pomp ziet zij twee personen, die zij aan hun hoofden herkent als de bijrijder en de passagier achterin, richting benzinepomp lopen. Op een gegeven moment ziet zij dat die twee personen zich omdraaien en met versnelde pas teruglopen naar de grijze auto, instappen en richting Voorthuizen rijden. Haar man rijdt achter deze auto aan.
Medeverdachte [medeverdachte A] heeft verklaard5, zakelijk weergegeven, dat hij op 20 maart 2011 met zijn grijze Opel Corsa naar de woning van [verdachte B] is gereden om daar te chillen. Daar was [medeverdachte C] (medeverdachte) ook. Hij hoorde [verdachte B] en [medeverdachte C] zeggen dat zij het plan hadden om mensen te beroven bij pinautomaten. Zij vroegen of hij ook mee wilde doen. Ofschoon hij dit niet wilde, is hij vervolgens met hen in zijn auto gaan rijden langs pinautomaten in Ermelo.
[medeverdachte C] zat voorin op de passagiersstoel en [verdachte B] zat achterin. Bij de ene pinautomaat stond niemand, bij de andere een man met een auto. Hij is toen doorgereden.
Toen hij onderweg in Putten moest tanken en na het afrekenen weer in de auto was gestapt vertelde hij tegen [verdachte B] en [medeverdachte C] dat de man alleen in het tankstation stond. Hij is daar weggereden en is langs een straat in de buurt gestopt en ze stonden daar een tijdje stil. Hij hoorde [medeverdachte C] zeggen dat ze er met zijn tweeën heen gingen en zag dat [medeverdachte C] en [verdachte B] hun capuchon opdeden, uitstapten en richting tankstation liepen. Hij zag ze na ongeveer drie minuten weer teruglopen en instappen en hoorde een van beiden zeggen: "We doen het toch maar niet, want ik zag mensen".
Medeverdachte [[medeverdachte C] heeft verklaard6, zakelijk weergegeven, dat hij op 20 maart 2011 samen m[medeverdachte A]deverdachte A] in de woning v[verdachte B]verdachte B] was. [verdachte B] kwam met het idee een overval te plegen. Toen ze bij de pinautomaten jonge mensen zagen, besloten ze om het niet te doen. In Putten moest [medeverdachte A] tanken. Toen [medeverdachte A] in de kiosk was zei [verdachte B]: "We kunnen ook hiernaartoe gaan". Hij durfde geen nee te zeggen. [verdachte B] en hij stapten uit de auto.
Hij had zijn capuchon op zodat zijn gezicht niet goed te zien was en handschoenen aan voor de vingerafdrukken. [verdachte B] had de capuchon van zijn vest op en een zonnebril op. [medeverdachte C] gaf [verdachte B] het mes dat in het dashboardkastje lag. Toen ze uitstapten zag [medeverdachte C] een vrouw en een man buiten het tankstation staan. Dit was dezelfde vrouw die hen in het straatje had gezien. Ze keken hun kant op en waren over hen aan het praten. Hierom besloten zij om terug te gaan naar de auto waar [medeverdachte A] nog steeds inzat en naar huis te rijden. Ze hadden afgesproken dat ze de buit met zijn drieën zouden delen.
Verdachte heeft verklaard7, zakelijk weergegeven, dat [medeverdachte C] dat weekend bij hem logeerde. Op 20 maart 2011 kwam [medeverdachte A], "[bijnaam medeverdachte A]" genaamd bij hem chillen. Verdachte en [medeverdachte C] hadden het er toen al over gehad om iemand te beroven bij een pinautomaat. Toen [medeverdachte A] er was hebben ze dit ook nog besproken en besproken wie wat zou doen. [medeverdachte A] zou de auto besturen. Verdachte zou achterin de boel in de gaten houden en [medeverdachte C] zou de mensen bedreigen. Van de buit zou degene die op de uitkijk stond het minste krijgen en de chauffeur [medeverdachte A] het meeste. [medeverdachte C] heeft een mes uit de woning van [verdachte B] meegenomen en zat voorin op de passagiersstoel. Verdachte is achterin gestapt. Hij wist dat [medeverdachte A] nog een mes in zijn dashboardkastje had. Ze zijn langs de pinautomaten gereden, maar toen ze niet een ouder iemand zagen die lopend was, zagen ze ervan af.
Onderweg moest [medeverdachte A] tanken. Toen hij op een gegeven moment weer terugkwam zei hij dat er maar één man stond die je zo kon overvallen of zoiets. Ze zijn vervolgens naar een zijstraat gereden en hebben gekeken en overleg gehad hoe ze het zouden doen. Verdachte ziet dat [medeverdachte C] een bivakmuts op doet. Als ze zien dat er een vrouw naar buiten komt lopen rijden ze weg. Even later besloten ze het nog een keer te proberen. [medeverdachte C] haalt verdachte over om mee te gaan. Zij stappen samen uit en doen hun capuchon op om niet herkend te worden. Verdachte zet zijn zonnebril op. Samen lopen zij richting tankstation. Op 15 tot 20 meter afstand van het tankstation ziet verdachte dat de man uit het tankstation naar de vrouw loopt, die hen eerder heeft gezien. Verdachte zegt tegen [medeverdachte C] dat dit niet goed is en dat ze weg moeten gaan. Zij lopen samen terug naar de auto. In de auto zeggen ze tegen elkaar: "De mensen staan daar en we zijn betrapt".
De rechtbank acht op grond van vorenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met zijn medeverdachten gepoogd heeft een tankstation te overvallen. Het is tot een begin van uitvoering gekomen: samen hebben zij het plan opgevat een overval te plegen en hebben afspraken gemaakt over de verdeling van de buit en de taken. Medeverdachte [medeverdachte A] bestuurde de (vlucht)auto. Nadat zij al een keer waren doorgereden, omdat er iemand uit de kiosk kwam lopen, heeft medeverdachte [medeverdachte A] zijn auto in de nabijheid van het tankstation geparkeerd. Verdachte en diens medeverdachte [medeverdachte C] zijn, nadat zij hun gezichten (deels) bedekt hadden en verdachte een mes bij zich had gestoken, naar het tankstation toegelopen. Zij zijn omgedraaid op het moment dat zij dachten herkend/betrapt te zijn door de vrouw die zij eerder die dag hadden gezien.
Verweer vrijwillige terugtred
De raadsman heeft betoogd dat er geen strafbaar feit is gepleegd omdat er sprake is van
vrijwillige terugtred.
De rechtbank verwerpt het verweer.
Zij overweegt daartoe dat uit de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte C]
blijkt dat zij niet verder zijn gegaan en naar de auto zijn teruggekeerd, toen zij zagen, dat
de vrouw die bij het tankstation stond, dezelfde vrouw was die hen daarvoor had gezien.
Dit is naar het oordeel van de rechtbank een van buiten komende oorzaak, zodat niet van
vrijwillige terugtred gesproken kan worden.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 20 maart 2011 in de gemeente Putten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, toebehorende aan [tankstation] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer A], te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren, zijnde verdachte met zijn mededaders,
-in/met een auto naar/in de directe nabijheid van voornoemd tankstation gereden, terwijl hij en zijn mededaders bivakmutsen en capuchons en daarbij een zonnenbril opdeden en ophadden en
-vervolgens bij dat tankstation zijn uitgestapt en aldus onherkenbaar gekleed zich in de richting van dat tankstation hebben begeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
en/of
hij op 20 maart 2011 in de gemeente Putten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer A], te dwingen tot de afgifte van geld en/of enig goed van zijn/hun gading, toebehorende aan [tankstation], met zijn mededaders,
-in/met een auto naar/in de directe nabijheid van voornoemd Tankstation zijn gereden, terwijl hij en zijn mededaders bivakmutsen en capuchons en daarbij een zonnenbril opdeden en ophadden en
-vervolgens bij dat tankstation zijn uitgestapt en/of aldus onherkenbaar gekleed zich in de
richting van dat tankstation hebben begeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
poging tot afpersing, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake de poging tot diefstal met geweld tezamen en in vereniging gepleegd en/of de poging tot afpersing tezamen en in vereniging gepleegd zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Door de raadsman is aangevoerd dat gelet op de persoon van verdachte een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest of een werkstraf met een voorwaardelijk deel op zijn plaats is.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij veel geleerd heeft van de gedragstraining die hij tot voor kort heeft gevolgd.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte en zijn medeverdachten geprobeerd hebben een tankstation te overvallen.
Dit delict behoort tot een categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken.
Tevens neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en nog in een proeftijd liep, hetgeen hem er kennelijk niet van weerhouden heeft zich wederom schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Volgens de consultbrief van 19 april 2011 naar aanleiding van het psychiatrisch consult op 15 april 2011 door H.J. Groenhuijzen, kinder-jeugdpsychiater van het NIFP Arnhem, is bij verdachte sprake van zwakbegaafdheid. Hiermee zal de rechtbank ten voordele van verdachte rekening houden, alsmede met diens jeugdige leeftijd.
In het rapport van de reclassering van 9 februari 2012 is vermeld dat verdachte op 9 augustus 2011 gestart is met de CoVa+ training. De 36 bijeenkomsten daarvan heeft hij met goed gevolg afgerond. Verdachte moet nog wel beter leren omgaan met conflictsituaties. Geadviseerd wordt een behandeling bij een forensische polikliniek waarin voort kan worden geborduurd op hetgeen verdachte reeds heeft geleerd. Voorts adviseert de reclassering dat verdachte woont in een instelling voor begeleid wonen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard hier zeer gemotiveerd voor te zijn.
Alles afwegende zal de rechtbank de eis van de officier van justitie niet volgen en is zij van oordeel dat gelet op de persoon van verdachte naast een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf een werkstraf van na te melden duur passend is. Met het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Deze voorwaardelijke straf maakt ook een verplichte begeleiding door Reclassering Nederland mogelijk. Daarbij zullen door de rechtbank de bijzondere voorwaarden worden gesteld als door de reclassering geadviseerd.
In beslag genomen voorwerpen
De rechtbank heeft te beslissen terzake van twee in beslag genomen voorwerpen, te weten: een mobiele telefoon, merk Samsung Star GT2530 en een steakmes.
De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de telefoon teruggegeven kan worden aan verdachte. Het steakmes dient volgens de officier van justitie te worden onttrokken aan het verkeer.
De rechtbank is van oordeel dat, nu er geen strafvorderlijk belang meer aanwezig is dat zich daartegen verzet, de teruggave kan worden gelast van de telefoon aan verdachte.
Verder is de rechtbank van oordeel dat het inbeslaggenomen steakmes dient te worden onttrokken aan het verkeer. Het steakmes behoort aan de verdachte toe en is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. Het steakmes is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane misdrijf aangetroffen en kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36b, 36d, 45, 57, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
poging tot afpersing, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 221 (tweehonderdeenentwintig) dagen;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 180 (eenhonderdentachtig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit schuldig maakt, dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet naleeft;
* stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde de huidige contacten en afspraken met de reclassering vanuit het bestaande schorsingstoezicht voortzet;
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt behandeling in een forensische polikliniek of soortgelijke instelling zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat veroordeelde zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, zoals de J.P. van de bentstichting of soortgelijke instelling en zich zal houden aan het (dag)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- dat veroordeelde op verzoek van de reclassering ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
*
beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdenveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
* beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een steakmes;
* gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen nog niet teruggeven voorwerp, te weten:
een mobiele telefoon, merk Samsung, type Star GT 2530;
* heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis;
Aldus gewezen door mr. Van Valderen, voorzitter, mr. Van der Hooft en mr. Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van De Badts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 februari 2012.
Mr. Follender Grossfeld is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0611-2011037223, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, gesloten en ondertekend op 25 maart 2011.
2 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer A], p. 213-214
3 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige A], p. 216-219
4 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige B], p. 220-221
5 proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte A], p. 226-227
6 Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte C], p. 256-257
7 Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte B], p.240-242