I. voor recht zal verklaren dat Thoma jegens Vicoma wanprestatie heeft gepleegd althans onrechtmatig heeft gehandeld;
II. Thoma zal veroordelen tot vergoeding van schade:
a. voor zover het betreft de posten genoemd in alinea 79 sub (i) tot en met (iii):
tot een bedrag van:
(i) € 359.864 + P.M.;
(ii) € 117.231 exclusief BTW; en
(iii) € 50.000 + P.M., althans enig ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag,
welk bedrag ex het bepaalde in alinea 86 (conclusie van repliek, tevens houdende akte tot deels onvoorwaardelijke en deels voorwaardelijke wijziging van eis) moet worden gecorrigeerd door aftrek van een bedrag ad nihil, althans maximaal € 25.000, althans enig ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 november 2008, althans 17 juni 2009, althans enige andere door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
b. voor zover het betreft de post genoemd in alinea 79 sub (iv) (conclusie van repliek, tevens houdende akte tot deels onvoorwaardelijke en deels voorwaardelijke wijziging van eis): nader op te maken bij staat;
III. Thoma zal veroordelen tot overlegging van overeenkomsten of andere documenten in relatie tot Aegon waaruit de kostenstructuur van de Nieuwe Regeling, althans de door Thoma ter zake van Aegon ontvangen provisie (dan wel een notarieel verleden verklaring waaruit blijkt dat zij de gevraagde stukken niet heeft), in de procedure te brengen door overlegging van afschriften of uittreksels daarvan, althans door middel van het bieden van de mogelijkheid tot inzage door depot bij de griffie van de rechtbank, op straffe van een dwangsom van € 25.000, althans enig ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, per dag dat zij daarmee in gebreke blijft;
IV. een en ander onder veroordeling van Thoma:
(a) in de proceskosten, te voldoen binnen tien dagen na dagtekening van het in deze zaak te wijzen vonnis en -zo zij die kosten niet binnen die termijn voldoet- te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten gerekend vanaf de laatste dag van de voldoeningstermijn;
(b) tot betaling van nakosten van € 131 zonder betekening of € 199 indien sprake is van betekening, te voldoen binnen tien dagen na de dagtekening van het in deze zaak te wijzen vonnis en -zo zij die proceskosten niet binnen die termijn voldoet- te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten gerekend vanaf de laatste dag van de voldoeningstermijn.
3.2. Vicoma legt aan haar vorderingen, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de navolgende stellingen ten grondslag.
Vicoma wenste een pensioenregeling die enerzijds voor haarzelf de zekerheid bood van inzicht in de kosten en anderzijds voor de werknemers een basisregeling inhield met een reële pensioenopbouw tegen een redelijke premie. De directie van Vicoma heeft als voorwaarde voor het aangaan van de Nieuwe Regeling gesteld dat de kapitaalsopbouw onder de Nieuwe Regeling gelijk(waardig) moest zijn aan die onder de Oude Regeling. In het andere geval zou het personeel niet overgaan tot acceptatie van de Nieuwe Regeling, nu het werknemersdeel van de premie ten opzichte van de Oude Regeling significant zou stijgen. Thoma heeft zich niet afdoende verdiept in de wensen en doelstellingen van Vicoma. Thoma heeft Vicoma en haar werknemers onjuist, want onvolledig geadviseerd over de Nieuwe Regeling.
In de door Thoma gegeven schriftelijke informatie wordt ten onrechte de suggestie gewekt dat de polishouder zou sparen (hetgeen -met uitzondering van een belegging in een depositofonds- niet het geval is) terwijl anderzijds wordt gesteld dat in de fondsen koerswinst zal worden gemaakt. Daarbij worden forse rekenrentes gebruikt, terwijl in de periode waarin het Voorstel klaarblijkelijk is gedrukt, de aandelenkoersen wereldwijd in een neerwaartse trend terecht waren gekomen en inmiddels al significant waren gedaald. Uitsluitend de voordelen van de nieuwe regeling werden vermeld. Over de aan de nieuwe regeling verbonden risico’s werd in de (individuele) voorlichting aan het personeel door Thoma niet gesproken. In de Toelichting noemt Thoma uitsluitend de nadelen van de Oude Regeling, terwijl zij van de Nieuwe Regeling slechts de voordelen vermeldt.
Het grootste risico van de Nieuwe Regeling (een beschikbare premieregeling) is dat de waarde van de polis niet alleen kan stijgen, maar ook kan dalen en dat, zou zo’n daling zich voordoen, zulks voor rekening en risico van de verzekerde is. De Toelichting zwijgt daarover. Veeleer wordt daarin de suggestie gewekt dat dit risico niet bestaat (bladzijde 7, rechterkolom).
Thoma heeft aan Vicoma en haar werknemers geen openheid gegeven over alle kosten en premies, alsmede de hoogte daarvan, die door Aegon aan haar verzekeringsnemers in rekening zouden worden gebracht. Een waarschijnlijk aanzienlijk deel van die kosten wordt veroorzaakt door de provisie die Thoma al die jaren heeft ontvangen. Thoma heeft over de hoogte van de door haar ontvangen provisie nimmer klaarheid willen geven.
Ten tijde van de advisering beweerde Thoma dat de kostenlading laag was, maar dat Aegon geen inzicht wilde geven in de kosten. Ondanks dat heeft Thoma de Nieuwe Regeling toen toch gewoon geadviseerd.
Een onderzoek door Sprenkels & Verschuren Actuarissen en Pensioenadviseurs heeft laten zien dat in sommige gevallen slechts een klein deel van de bruto-premie daadwerkelijk werd belegd. In die gevallen is de basis om rendement te genereren uiterst smal.
Een van de grote risico’s waarvan Thoma zich als geen ander van bewust was, maar waarover Thoma Vicoma noch haar werknemers heeft ingelicht, is dat bij premievrijmaking van de polissen (in geval van ontslag) heel veel geld verdampt als gevolg van de -sinds
1 januari 2007 expliciet verboden- kostenverrekeningen, waarbij een groot deel van de kostenverrekening op conto komt van de provisie ten behoeve van Thoma.
De werknemers verwijten Vicoma dat zij hen onvolledig en onjuist heeft voorgelicht en dat is één-op-één terug te herleiden naar de op haar beurt van Thoma verkregen informatie.
Als gevolg van de slechte advisering door Thoma is een regeling tot stand gekomen die niet paste bij de wensen en doelstellingen van Vicoma.
De Nieuwe Regeling is een semi-collectieve regeling, waarbij Thoma voor iedere individuele polis provisie ontvangt van Aegon. Bij een collectieve polis zou Thoma slechts eenmaal provisie hebben ontvangen. Dit zou voor de werknemers tot een hoger rendement hebben geleid.
Thoma is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de overeenkomst, althans heeft Thoma jegens Vicoma onrechtmatig gehandeld.
Indien Thoma Vicoma zou hebben geadviseerd om de pensioenregeling in te richten overeenkomstig het (door Vicoma als productie 25 overgelegde) PensioenBeleggingsplan van Aegon (dat dateert van december 2001 en een collectieve regeling was) zou dat volgens de berekening van de Hay Group (productie 24 van Vicoma) voor Vicoma als werkgever een bedrag van € 369.864,-- minder hebben gekost (als verschil tussen de betaalde premie en de daadwerkelijk in de polis geïnvesteerde bedrag) dan het bedrag dat is betaald op grond van de Nieuwe Regeling. Dit is directe schade die door Thoma vergoed dient te worden.
Vicoma heeft veel extra advieskosten moeten maken in verband met de reparatie van de werknemerspensioenen, waartoe zij zich genoodzaakt achtte. De schade uit hoofde van rekeningen van adviseurs bedraagt tot en met mei 2011 € 117.231,-- (exclusief BTW en uitgezonderd de advocaatkosten).
Voorts is er sprake van directe schade in de vorm van productieverlies doordat medewerkers van Vicoma veel tijd in dit dossier hebben moeten stoppen, bijeenkomsten voor het personeel moesten worden verzorgd en de pensioenkwestie lange tijd voor onrust op de werkvloer en een negatieve atmosfeer heeft gezorgd (met als gevolg motivatie- en dus productieverlies). Vicoma schat deze schadepost tot op heden op € 50.000,--.
Tot slot is er sprake van indirecte schade doordat werknemers Vicoma hebben aangesproken uit hoofde van de door hen geleden en te lijden schade als gevolg van de achterblijvende opbouw, die weer het gevolg is van de hoge kostenlading die aan de Nieuwe Regeling inherent is, en de schade als gevolg van tegenvallende pensioenuitkomsten. Dit is terug te voeren op de volledig tekortschietende informatieverstrekking van Thoma. Thoma heeft een regeling geadviseerd met een te hoge kostenlading, zodat met een te hoge premie een te lage pensioenopbouw is gegenereerd. De omvang van deze door Thoma te vergoeden schade zal in een schadestaatprocedure moeten worden vastgesteld.
Van het aldus berekende schadebedrag moeten worden afgetrokken de redelijke
(advies-)kosten die bij een ingrijpende herziening van de pensioenregeling zonder meer zouden zijn gemaakt. Die kosten liggen tussen de € 25.000,-- en € 50.000,--.
Vicoma verzoekt, voor zoveel nodig op grond van artikel 843a Rv, Thoma te veroordelen tot overlegging van stukken waaruit de kostenstructuur van de Nieuwe Regeling, althans de door Thoma van Aegon ontvangen provisie, blijkt.