ECLI:NL:RBZUT:2012:BV2125

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
24 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/850686-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in mensenhandelzaak met betrekking tot slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 24 januari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van mensenhandel. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet bewezen is dat de verdachte slachtoffers heeft gedwongen tot prostitutie of het verrichten van seksuele handelingen. De verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het werven, vervoeren en huisvesten van twee slachtoffers met het oogmerk van uitbuiting. De tenlastelegging omvatte verschillende feiten die zich zouden hebben afgespeeld tussen april en mei 2011 in Nederland, Duitsland en Estland. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte het oogmerk had om de slachtoffers uit te buiten. De verklaringen van de slachtoffers waren niet voldoende om de beschuldigingen te onderbouwen, en de rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte vrijgesproken moest worden van de tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij, die zich had gevoegd in het proces, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de beschuldigingen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in tegenwoordigheid van de griffier en heeft de uitspraak openbaar gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850686-11
Uitspraak d.d.: 24 januari 2012
Tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] (Bondsrepubliek Duitsland) op [geboortedatum] 1990,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Arnhem – De Berg, Arnhem Noord te Arnhem.
Raadsman: mr. A.H. Staring, advocaat te Arnhem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
10 januari 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april
2011 tot en met 19 mei 2011 te 's-Heerenberg en/of te Doetinchem, in elk geval
in Nederland en/of in Duitsland en/of in Estland,
(lid 3, onder 1°)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een ander, te weten [slachtoffer 1]
(lid 1, onder 1°)
door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door
dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of afpersing en/of
misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie,
heeft/hebben geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of
opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1],
en/of
(lid 1, onder 3°)
heeft/hebben aangeworven en/of medegenomen, met het oogmerk die [slachtoffer 1] in een
ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling,
en/of
(lid 1, onder 4°)
(telkens) met één of meerdere van de onder 1° van dit artikel genoemde
middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere)
feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden
en/of afpersing en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke
verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare
positie
die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen
tot het verrichten van arbeid en/of diensten en/of
de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden enige handeling(en)
heeft/hebben ondernomen waarvan hij, verdachte en/of diens mededader(s)
wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor
beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten,
en/of
(lid 1, onder 6°)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van
die [slachtoffer 1],
en/of
(lid 1, onder 9°)
(telkens) met één of meerdere van de onder 1° genoemde middelen, te weten
door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door
dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of afpersing en/of
misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie
die [slachtoffer 1] heeft/hebben bewogen hem, verdachte en/of diens mededader(s) te
bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met en/of voor een
derde,
immers hebben heeft hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zij naar Nederland kon gaan om te dansen en/of
vervolgens gezegd dat er ook een mogelijkheid was om prostitutiewerk te gaan
doen en/of
- die [slachtoffer 1] met de auto en/of met het vliegtuig van Estland naar Nederland
vervoerd en/of
- (bij aankomst in Nederland) tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zij haar geld pas
zou krijgen als zij weer in Estland zou zijn en/of als zij goed zou werken
en/of
- die [slachtoffer 1] ondergebracht en/of gehuisvest in een woning en/of
- een of meer foto('s) van die [slachtoffer 1] (in lingerie) gemaakt en/of een of meer
(seks)advertentie(s) op internet geplaatst en/of
- die [slachtoffer 1] in die woning een of meer klant(en) laten ontvangen en/of naar
een of meer klant(en) vervoerd en/of als prostituee laten werken en/of
- met die klant(en) afspraken gemaakt over de prijs en/of
- de werktijden van die [slachtoffer 1] bepaald en/of die [slachtoffer 1] laten werken als zij
ongesteld was en/of
- condooms voor die [slachtoffer 1] gekocht en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zij geen klanten mocht weigeren en/of gezegd
dat als de klant niet tevreden was, zij gestraft zou worden en/of zij een
boete zou krijgen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- het door [slachtoffer 1] verdiende geld ingenomen en/of beheerd en/of (deels)
aangewend voor zijn eigen gebruik en/of
- de kosten voor een paspoort en/of een het vliegticket aan die [slachtoffer 1]
voorgeschoten en/of kleding voor die [slachtoffer 1] betaald en/of (een) ander(e)
geldbedrag(en) aan die [slachtoffer 1] geleend (waardoor die [slachtoffer 1] een schuld
opbouwde) en/of
- de contacten van die [slachtoffer 1] gecontroleerd en/of haar verboden het huis te
verlaten zonder toestemming van hem, verdachte, en/of diens mededader(s);
door welke feiten en omstandigheden voor die [slachtoffer 1] een
(afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen
onttrekken en/of tengevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte en zijn
mededaders heeft kunnen bieden;
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart
2011 tot en met 19 mei 2011 te 's-Heerenberg en/of te Doetinchem, in elk geval
in Nederland en/of in Duitsland en/of in Estland,
(lid 3, onder 1°)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een ander, te weten [slachtof[slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum] 1993),
(lid 1, onder 2°)
heeft/hebben geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of
opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2], terwijl die [slachtoffer 2] de
leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
en/of
(lid 1, onder 3°)
heeft/hebben aangeworven en/of medegenomen, met het oogmerk die [slachtoffer 2] in een
ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling,
en/of
(lid 1, onder 5°)
ertoe heeft/hebben gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien
van haar enige handeling heeft/hebben ondernomen waarvan hij wist/wist(en) of
redelijkerwijs had(den) moet(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2], zich daardoor
beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen,
terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
en/of
(lid 1, onder 8°)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit seksuele handelingen
van die [slachtoffer 2] met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 2] de
leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt,
immers hebben heeft hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat er werk was in Nederland en/of
- die [slachtoffer 2] met de auto en/of met het vliegtuig van Estland naar Nederland
vervoerd en/of
- (bij aankomst in Nederland) tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat zij haar geld pas
zou krijgen als zij weer in Estland zou zijn en/of als zij goed zou werken
en/of
- die [slachtoffer 2] ondergebracht en/of gehuisvest in een woning en/of
- een of meer (seks)advertentie(s) op internet geplaatst en/of
- die [slachtoffer 2] in die woning een of meer klanten laten ontvangen en/of naar een
of meer klant(en) vervoerd en/of als prostituee laten werken en/of
- met die klant(en) afspraken gemaakt over de prijs en/of
- de werktijden van die [slachtoffer 2] bepaald en/of die [slachtoffer 2] laten werken als zij
ongesteld was en/of
- condooms voor die [slachtoffer 2] gekocht en/of
- het door [slachtoffer 2] verdiende geld ingenomen en/of beheerd en/of (deels)
aangewend voor zijn eigen gebruik;
- de contacten van die [slachtoffer 2] gecontroleerd en/of haar verboden het huis te
verlaten zonder toestemming van hem, verdachte, en/of diens mededader(s);
door welke feiten en omstandigheden voor die [slachtoffer 2] een
(afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen
onttrekken en/of tengevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte en zijn
mededaders heeft kunnen bieden;
Vrijspraak
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de aan de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde mensenhandel in vereniging. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen uitvoerig toegelicht en opgesomd, een en ander zoals verwoord in haar overgelegde schriftelijk requisitoir.
De rechtbank overweegt het navolgende.
Artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (mensenhandel) beoogt uitbuiting van personen te voorkomen en bescherming te bieden tegen de aantasting van de lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van individuele personen.
Om tot een bewezenverklaring van het eerste lid van genoemd artikel te kunnen komen, moet er sprake zijn van een gedraging (werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen) onder uitoefening van dwang (geweld, dreiging met geweld, fraude, misleiding, etc.) met het oogmerk van uitbuiting van de ander. Voor de vervulling van de delictsomschrijving is het niet nodig dat de verhandelde persoon daadwerkelijk wordt uitgebuit.
In het arrest van 27 oktober 2009 (LJN BI7099), overweegt de Hoge Raad dat de vraag of - en zo ja, wanneer – sprake is van ‘uitbuiting’, niet in algemene termen is te beantwoorden, maar sterk is verweven met de omstandigheden van het geval. Daarbij komt onder meer betekenis toe aan de aard en de duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting niet voldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn waaruit onomstotelijk kan worden vastgesteld dat de verdachte zich, al dan niet als medepleger, schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel als bedoeld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht ten opzichte van [slachtoffer 1] en [slachtof[slachtoffer 2]. Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen kan immers niet genoegzaam worden vastgesteld dat de verdachte het oogmerk heeft gehad om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] uit te buiten. Voor oogmerk van uitbuiting is voorwaardelijk opzet niet voldoende en is vereist dat het handelen van de verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg meebracht dat de ander door hem werd of zou kunnen worden uitgebuit.
De rechtbank wijst in dit verband op de omstandigheid dat enkel de getuige [slachtoffer 1] in belastende zin over de verdachte heeft verklaard. De overige zich in het dossier bevindende stukken, waaronder de verklaringen van de getuige [slachtoffer 2], de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte], dan wel de dagboekfragmenten, bieden onvoldoende ondersteunend bewijs voor een bij de verdachte aanwezig oogmerk van uitbuiting als bedoeld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. Integendeel, uit de verklaring van [slachtoffer 2] valt op te maken dat zij het geld dat zij in Nederland verdiende in Estland zou ontvangen. Zij heeft verklaard dat een vriendin van haar in Estland het geld al in handen had. Weliswaar heeft [slachtoffer 1] verklaard dat verdachte tot het moment dat hij werd aangehouden door de politie het geld dat door haar werd verdiend kwam ophalen, maar in hoeverre verdachte van dat geld heeft geprofiteerd of kunnen of willen profiteren is door haar niet aangegeven. Ook zij zou haar geld in Estland krijgen, aldus haar verklaring. Dat betekent dat ook uit haar verklaring niet valt af te leiden of verdachte het oogmerk van uitbuiting heeft gehad.
Nu er onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden waaruit zonder redelijke twijfel kan worden afgeleid dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], dient de verdachte van de hem onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten te worden vrijgesproken.
Gelet op bovenstaande beslissing kan bespreking van het verweer van de verdediging omtrent de betrouwbaarheid van de getuige [slachtoffer 1] achterwege blijven.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde, tot een bedrag van in totaal € 8.000,-.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van een bedrag van € 3.000,- aan materiële schade en tot gedeeltelijke toewijzing van de gevorderde immateriële schade, namelijk tot een bedrag van € 2.500,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts heeft de officier van justitie geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, nu verdachte is vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde.
De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in haar vordering;
• verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. R.M.A.G. van Valderen, voorzitter, mr. K.H.A. Heenk en
mr. S.W. Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Wegter, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 januari 2012.