ECLI:NL:RBZUT:2012:BV2115

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
27 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/001124-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit in Lochem

Op 27 januari 2012 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het telen van hennep en het wederrechtelijk toeeigenen van elektriciteit in de gemeente Lochem. De verdachte werd ervan beschuldigd in de periode van 1 april 2009 tot 8 juli 2009 opzettelijk hennepplanten te hebben geteeld in een bedrijfspand en daarnaast in de periode van 1 april 2007 tot 8 juli 2009 elektrische energie te hebben gestolen door middel van een illegale aansluiting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelde en dat hij opzettelijk de hennepplanten aanwezig had, wat in strijd is met de Opiumwet. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit, waarbij hij de elektriciteitsmeter omzeilde om zijn hennepplantage van stroom te voorzien.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de maatschappelijke gevolgen van de drugshandel en de financiële situatie van de verdachte. De verdachte heeft tijdens de zittingen bekend dat hij samen met een ander hennepplanten heeft geteeld en elektriciteit heeft weggenomen. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de feiten gegrond op de bekennende verklaring van de verdachte, het proces-verbaal van bevindingen en de aangifte van het betrokken bedrijf. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft de opgelegde straf gemotiveerd door de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de gevolgen daarvan voor de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/001124-10
Uitspraak d.d.: 27 januari 2012
tegenspraak / dnip / onip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1972,
wonende te [postcode, plaats, adres].
Raadsman: mr. J. Vlug, advocaat te Deventer.
Onderzoek van de zaak
De zaak is behandeld door de politierechter op de terechtzitting van 8 november 2010 en vervolgens verwezen naar de meervoudige kamer. De zaak is verder behandeld door de meervoudige kamer van deze rechtbank op de terechtzittingen van 3 mei 2011 en 13 januari 2012. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op deze terechtzittingen.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd, is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2009 tot 8 juli 2009 in de gemeente Lochem tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een bedrijfspand gevestigd op he[adres]es] te Lochem) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 372, althans een groot aantal, hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid (van meer dan 30 gram van) van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2007 tot 8 juli 2009 in de gemeente Lochem tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 220.942 kWh, althans een hoeveelheid, elektrische energie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte die/deze weg te nemen 220.942 kWh, althans een hoeveelheid, elektrische energie, onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking (klemmen, waarmee de deksel van de aansluitkast vastzat, afgebroken en/of aan de bovenzijde van de zekeringautomaten een illegale elektriciteitsaansluiting gemaakt welke buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze illegaal voorzag van elektriciteit);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Verbalisant heeft verklaard dat het verzamelgebouw aan de [adres] in Lochem en meer specifiek het bedrijf van verdachte [adres]es] zijn interesse had, omdat hij er nooit activiteit zag, hoewel de bedrijfsactiviteit systeembouw zou zijn. Er is een constatering door collega's geweest dat er een ruit was geforceerd van het gebouw, de collega's hebben contact opgenomen met verdachte en hij zou bellen als hij er was. Later heeft verdachte gebeld dat hij het niet nodig vond dat de politie kwam. Dat vonden de collega's van verbalisant vreemd. Na een paar weken heeft verbalisant de buren, huurders van andere units, vragen gesteld. Later is verbalisant gebeld door een huurder die een vreemde extra afvoerpijp op het dak van het gebouw had geconstateerd en had gezien dat er extra gaten waren gemaakt in de lichtkoepel van dit bedrijf. Verbalisant rook in de buurt van de afvoerpijpen behorende[adres]] een lichte henneplucht die sterker was nabij de extra afvoerpijp. Het verzamelgebouw is betreden en binnen is een hennepkwekerij aangetroffen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat verdachte 272 hennepplanten aanwezig heeft gehad. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij samen met een ander hennepplanten heeft geteeld alsmede elektrische energie heeft weggenomen. De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, het proces-verbaal van bevindingen2 en de aangifte van [bedrijf]3 tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten kan worden gekomen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in de periode van 1 april 2009 tot 8 juli 2009 in de gemeente Lochem tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft geteeld (in een bedrijfspand gevestigd op het [adres]] te Lochem) een groot aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 1 april 2007 tot 8 juli 2009 in de gemeente Lochem tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie, toebehorende aan [bedrijf], waarbij verdachte die weg te nemen elektrische energie onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking (klemmen, waarmee de deksel van de aansluitkast vastzat, afgebroken en aan de bovenzijde van de zekeringautomaten een illegale elektriciteitsaansluiting gemaakt welke buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze illegaal voorzag van elektriciteit).
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 2.500,=, subsidiair 35 dagen vervangende hechtenis. Tevens heeft de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren gevorderd.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht verdachte geen geldboete op te leggen gelet op de financiële situatie van verdachte. Verdachte is bereid tot het verrichten van een werkstraf.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte gelegenheid heeft geboden tot het oprichten van een hennepkwekerij waardoor hij heeft bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Blijkbaar heeft verdachte zich laten leiden door het oogmerk van financieel gewin ten koste van anderen. Algemeen bekend is dat dergelijke activiteiten plegen te leiden tot nadelige maatschappelijke gevolgen als gezondheidsschade voor gebruikers en sociale overlast. De handel in drugs dient te worden bestreden.
Ten voordele van verdachte heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte niet eerder voor vergelijkbare feiten met justitie in aanraking is geweest.
Het verweer van de raadsman dat ten aanzien van feit 2 de tenlastegelegde pleegperiode niet juist zou zijn, heeft de rechtbank opgevat als een strafmaatverweer, aangezien op zich bewezen kan worden dat de verdachte de tenlastegelegde feiten in de tenlastegelegde periode heeft begaan. Dat de duur in feite korter is geweest heeft geen effect op de bewezenverklaring, maar op de strafmaat. Met het oog op de financiële situatie van verdachte, zal de rechtbank verdachte geen geldboete opleggen zoals door de officier van justitie is gevorderd, maar wel een werkstraf. Voor de hoogte van de werkstraf is aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten die door het LOVS zijn vastgesteld. Daarbij wordt als richtlijn voor het kweken van 100-500 hennepplanten in een ruimte zoals een loods met als doel de verkoop van de geoogste planten een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken genoemd. Gelet op het strafmaatverweer van de raadsman ziet de rechtbank geen aanleiding verdachte een gevangenisstraf op te leggen. Wel zal er tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd, teneinde verdachte ervan te weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 91, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 3 en 11 van de Opiumwet.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden;
* bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen vervangende hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Kleinrensink, voorzitter, De Jong en Kropman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Oosting, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 januari 2012.
mr. De Jong is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Eindnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer 2009018253-9, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 16 oktober 2009.
2 Proces-verbaal van bevindingen, p. 63-64
3 Proces-verbaal van aangifte, p. 49-61