ECLI:NL:RBZUT:2012:BV1689

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
24 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940110-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Prisse
  • A. Schuurman
  • J. Troost
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte tot voorwaardelijke jeugddetentie en taakstraf wegens afpersing en diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 24 januari 2012 uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte uit Winterswijk. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van twee weken met een proeftijd van twee jaar, alsook tot een taakstraf van 80 uur. De veroordeling is het gevolg van meerdere strafbare feiten, waaronder een poging tot afpersing en verschillende diefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 oktober 2010 samen met medeverdachten een poging heeft gedaan om een man in Oeding, Duitsland, te overvallen door hem met een mes te bedreigen en te dwingen geld af te geven. Dit feit is niet voltooid, maar de rechtbank oordeelt dat de poging tot afpersing wel degelijk bewezen is. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van stuiterballen uit een cafetaria en van goederen uit een videotheek in Winterswijk. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn blanco strafblad. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ernst van de feiten, in combinatie met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, een werkstraf rechtvaardigt, maar dat een voorwaardelijke jeugddetentie ook noodzakelijk is om de verdachte te laten inzien dat hij in de toekomst geen strafbare feiten meer moet plegen. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer voor jeugdzaken
Parketnummer: 06/940110-11
Uitspraak d.d.: 24 januari 2012
Tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte A],
geboren te [plaats op 1998],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman mr. G.B. Meijer te Enschede.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren van 10 januari 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij
op of omstreeks 20 oktober 2010
te Oeding, Bondsrepubliek Duitsland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer A] te dwingen tot de afgifte
van geld en/of goederen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer A] gevolgd
en/of de (fietsendrager van de) fiets van die [slachtoffer A] vastgepakt en/of is/zijn
verdachte en/of zijn mededader(s) op korte afstand voor/van die [slachtoffer A] gaan
staan en/of heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer A] een
mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp getoond en/of die [slachtoffer A]
daarbij (in de Duitse taal) toegevoegd:"Geld, geld. Geld hier",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
[medeverdachte B] en/of [medeverdachte C]
op of omstreeks 20 oktober 2010
te Oeding, Bondsrepubliek Duitsland
ter uitvoering van het door die [medeverdachte B] en/of [medeverdachte C] en/of verdachte
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer A] te dwingen tot de afgifte
van geld en/of (een) goed(eren), in elk geval van enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan die [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan die [medeverdachte B] en/of [medeverdachte C] en/of verdachte,
die [slachtoffer A] is/zijn gevolgd en/of de (bagagedrager van de) fiets van die
[slachtoffer A] heeft/hebben vastgepakt en/of die [slachtoffer A] (op korte afstand) een mes,
althans (een) scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben getoond en/of
(daarbij) (in de Duitse taal) die [slachtoffer A] heeft/hebben toegevoegd:"Geld, geld.
Geld hier",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is
geweest door aldaar op de uitkijk te gaan staan en/of (om) die ander(en) bij
onraad te gaan/kunnen waarschuwen en/of door opzettelijk niet in te grijpen
en/of zich niet tegen de uitvoering van die afpersing/diefstal (met geweld) te
verzetten;
(incident 15, pag. 429)
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij
op een tijdstip in of omstreeks de periode van 24 december 2010 tot en met 3
januari 2011,
in de gemeente Winterswijk,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een cafetaria /
viswinkel, althans een (bedrijfs)pand heeft weggenomen een hoeveelheid
stuiterballen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[cafetaria] en/of [slachtoffer B], in elk geval (telkens) aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
(incident 2, pag. 51)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij
een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 31 december 2010, althans in of
omstreeks de periode van 31 december tot en met 1 januari 2011,
in de gemeente Winterswijk,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een hoeveelheid (fris)drank en/of een hoeveelheid snoepgoed en/of een
hoeveelheid sigaretten en/of een of meer aansteker(s), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [videotheek] en/of [slachtoffer C] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s);
(incident 4, pag. 191)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
4.
hij
op of omstreeks 24 januari 2011
in de gemeente Winterswijk
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een kleedkamer)
heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Samsung, type Star Qwerty), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer D], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij
op of omstreeks 24 januari 2011
in de gemeente Winterswijk, in elk geval in Nederland,
een mobiele telefoon (merk Samsung, type Star Qwerty) heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het
verwerven of het voorhanden krijgen van die mobiele telefoon wist of
redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed
betrof;
incident 20, pag. 475)
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
5.
hij
op een tijdstip in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 1
november 2010
in de gemeente Winterswijk
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een kleedkamer)
heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Samsung, type Star Qwerty), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer E], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
[medeverdachte B]
op een tijdstip in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 1
november 2010
in de gemeente Winterswijk
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een kleedkamer)
heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Samsung, type Star Qwerty), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer E], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte B] en/of aan verdachte,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is
geweest door aldaar de kleedkamer(deur) niet af te sluiten / open te laten
staan en aldus die [medeverdachte B] in de gelegenheid te stellen die kleedkamer
binnen te gaan;
(incident 29, pag. 642)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 4 primair en 5 primair ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2, 3, 4 subsidiair en 5 subsidiair ten laste gelegde feiten. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie aangegeven welke bewijsmiddelen daartoe per feit voorhanden zijn.
B. Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het onder 4 primair en 5 primair ten laste gelegde. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde en heeft aangegeven dat het onder 2, 3 primair, 4 subsidiair en 5
subsidiair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
C. Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs aanwezig is voor de onder 4 primair en 5 primair ten laste gelegde feiten.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van deze feiten.
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig én overtuigend bewijs aanwezig is voor het onder 1 primair, 2, 3, 4 subsidiair en 5 subsidiair tenlastegelegde.
Aangezien verdachte de onder 2, 3 en 5 subsidiair ten laste gelegde feiten duidelijk en ondubbelzinnig ter terechtzitting heeft bekend, is hierna met betrekking tot deze feiten volstaan met een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht voor haar bewijsoordelen de volgende bewijsmiddelen redengevend.
Feit 1 primair
Uit een proces-verbaal van politie blijkt dat door [slachtoffer A] in Duitsland aangifte is gedaan. Aangever heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat te Oeding drie jongens hadden geprobeerd hem te overvallen. De jongens hadden messen bij zich en bedreigden aangever.2
Door aangever is, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij twee personen uit de bosjes zag komen. Eén ging voor de fiets van aangever staan en de ander achter de fiets. De persoon voor aangever zei herhaalde malen 'Geld, geld, geld'. De jongens hielden een mes dreigend in de richting van aangever. Er was ook nog een derde jongen bij.3
Uit een stamproces-verbaal van de Duitse politie4 blijkt dat de poging tot afpersing heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2010.
Door [medeverdachte B] is met betrekking tot de poging tot afpersing, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij samen met verdachte naar Oeding is gefietst. In de week ervoor had hij met verdachte en [medeverdachte C] afgesproken om een overval te plegen. [medeverdachte B] had het mes drie dagen voor de overval opgehaald uit het bos. Ze hadden afgesproken die avond iemand te overvallen. Verdachte ging mee en zei:'ik doe wel mee'. [medeverdachte B] wist dat ze een eventuele buit met zijn drieën zouden delen. [medeverdachte C] had een mes bij zich. Er kwam een man aanfietsen. [medeverdachte C] zei:'die, die, die'. [medeverdachte B] en verdachte wisten dat ze die man gingen pakken. Met [medeverdachte C] en verdachte is [medeverdachte B] man tegemoet gelopen. Ze versperden de weg voor de man. De man stopte tussen [medeverdachte C] en [medeverdachte B]. [medeverdachte C] en [medeverdachte B] hielden hun messen dreigend richting de man. Tegelijk riepen [medeverdachte C] en [medeverdachte B] in het Duits 'geld, geld'. Verdachte stond toen naast hen, op ongeveer één meter afstand5.
Door verdachte is, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij met [medeverdachte B] naar Oeding was gefietst. Verdachte wist dat [medeverdachte C] en [medeverdachte B] een mes bij zich hadden. Er kwam een man aanfietsen. [medeverdachte B] en [medeverdachte C] renden achter de man aan. [medeverdachte B] haalde een mes uit zijn binnenzak. [medeverdachte C] had ook een mes in zijn handen. [medeverdachte B] haalde de man in en hij bedreigde de man met het mes. De man stopte met fietsen. Verdachte zag dat [medeverdachte C] achter de man stond en hem ook met zijn mes bedreigde. [medeverdachte B] schreeuwde 'geld', wel tien keer in het Duits. Verdachte stond op een afstand van tien à vijftien meter van de plaats van de overval6. De rechtbank houdt verdachte aan deze verklaring, ook al heeft verdachte ter zitting verklaard niets van de afspraak tot een overval te hebben geweten. De bij de politie afgelegde verklaring houdt de nodige daderwetenschap in, die maakt dat de ter zitting afgelegde verklaring ongeloofwaardig is.
Feit 2
- de aangifte door [slachtoffer B]7;
- de bekennende verklaring van verdachte8, welke verklaring hij ter terechtzitting heeft bevestigd.
Feit 3
- de aangifte door [slachtoffer C]9;
- de lijst van weggenomen goederen10;
- de bekennende verklaring van verdachte11, welke verklaring hij ter terechtzitting heeft bevestigd.
Feit 4 subsidiair
Door [slachtoffer D] is aangifte gedaan van diefstal in/uit een school gepleegd op 24 januari 2011 te Winterswijk. Aangever had gymles in de gymzaal van de [naam school te plaats]. Toen hij terugkwam in de kleedkamer merkte hij dat zijn mobiele telefoon niet meer in zijn broekzak zat. Het gaat om een zwarte Samsung Star Qwerty12.
Door [naam 1] is, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij in januari 2011 erbij is geweest toen [naam 2] een telefoon gevonden had op de [naam school te plaats]. Het was een zwarte Samsung Starqwerty. [naam 2] liet de telefoon zien aan verdachte en die zei dat hij de telefoon wel wilde hebben. Verdachte heeft de telefoon gehouden13.
Door [naam 4] is, zakelijk weergegeven, verklaard dat zij begin februari 2011 een zwart ovaal-vormige Samsung van haar broertje heeft gekregen. Hij zei de telefoon te hebben gevonden. Er zat geen simkaart in14.
Door verdachte is, zakelijk weergegeven, verklaard dat [naam 2], [naam 1] en [naam 3] hem een telefoon hebben gegeven. [medeverdachte D] vertelde dat hij de telefoon op de grond had gevonden in een kleedkamer van de gymzaal in de [school]. [medeverdachte D] had de telefoon aan [naam 2] gegeven en [verdachte A] kreeg hem van [naam 2]. Het was een zwarte Samsung telefoon. Hij heeft de telefoon aan zijn zus [naam 4] gegeven.15.
Feit 5 subsidiair
- de aangifte door [slachtoffer E]16;
- de verklaring van [medeverdachte B]17;
- de bekennende verklaring van verdachte18, welke verklaring hij ter terechtzitting heeft bevestigd.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1 primair.
hij op 20 oktober 2010 te Oeding, Bondsrepubliek Duitsland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer A] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, toebehorende aan die [slachtoffer A], immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer A] gevolgd en zijn verdachte en zijn mededaders op korte afstand van die [slachtoffer A] gaan staan en heeft zijn mededader die [slachtoffer A] een mes getoond en die [slachtoffer A] daarbij in de Duitse taal toegevoegd: "Geld, geld, geld", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in de periode van 24 december 2010 tot en met 3 januari 2011 in de gemeente Winterswijk tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een cafetaria / viswinkel op/aan de [adres] heeft weggenomen blikjes/flessen frisdrank en een treetje bier toebehorende aan [cafetaria] en/of [slachtoffer B],
waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs hebben verschaft door middel van inklimming;
3.
hij in de periode van 31 december 2010 tot en met 1 januari 2011 in de gemeente Winterswijk tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen tachtig aanstekers en een hoeveelheid sigaretten en een hoeveelheid (fris)drank en een hoeveelheid snoepgoed, (ter waarde van Euro 152,09), toebehorende aan [slachtoffer C] en/of [videotheek];
4 subsidiair
hij op 24 januari 2011 in de gemeente Winterswijk een mobiele telefoon merk Samsung, type Star Qwerty heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die mobiele telefoon redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5 subsidiair
[medeverdachte B] in de periode van 1 september 2010 tot en met 1 november 2010
in de gemeente Winterswijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kleedkamer heeft weggenomen een mobiele telefoon merk Samsung toebehorende aan een ander dan aan die [medeverdachte B] of aan verdachte, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door aldaar de kleedkamerdeur niet af te sluiten / open te laten staan en aldus die [medeverdachte B] in de gelegenheid te stellen die kleedkamer
binnen te gaan.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1 primair: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 4 subsidiair: schuldheling;
feit 5 subsidiair: medeplichtigheid aan diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest, alsmede een jeugddetentie van 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft gewezen op de zeer jonge leeftijd van verdachte en de grote impact die de lange schorsing op verdachte heeft gehad. Het gaat goed met verdachte en hij heeft ervan geleerd. Ook heeft verdachte een forse straf gehad van zijn ouders. Het gaat om oude feiten. De raadsman heeft bepleit enkel een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing, waarbij gebruik is gemaakt van een mes, gepleegd met twee andere jongens, diefstal van stuiterballen uit een viskraam en diefstal van frisdrank, sigaretten en snoep uit een videotheek. Beide diefstallen pleegde verdachte met andere jongens.
Met name het eerste feit is zeer ernstig. Een dergelijk feit draagt bij aan het gevoel van onveiligheid op straat, met name bij degene die het overkomt, maar ook bij de mensen die later over het feit horen. Het slachtoffer heeft ook aangeven in zijn verklaring dat hij door het gebeuren van streek was.
Ook de overige feiten zijn kwalijk en getuigen van weinig respect voor het eigendom van anderen.
Ten voordele van verdachte spreekt het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 21 november 2011, waaruit blijkt dat verdachte een blanco strafblad heeft.
De rechtbank heeft voorts bij de strafoplegging rekening gehouden met het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 2 januari 2012, waarin, zakelijk weergegeven, het volgende naar voren wordt gebracht. De Raad voor de Kinderbescherming ziet geen risico's voor de verdere ontwikkeling van verdachte. Verdachte lijkt binnen de verschillende leefgebieden naar behoren te functioneren. Hij lijkt zijn gedrag na het delict te hebben veranderd. De kans op recidive wordt als laag ingeschat. Het delictgedrag lijkt met name verklaard te kunnen worden door de beïnvloedbaarheid van verdachte en het niet kunnen overzien van de mogelijke gevolgen van zijn gedrag. Verdachte neemt voldoende verantwoordelijkheid. Verdachte houdt zich al lange tijd goed aan de schorsingsvoorwaarden. Mocht een straf gerechtvaardigd zijn, dan zijn er geen contra-indicaties voor het opleggen van een werkstraf.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met het feit dat verdachte nog zeer jong is.
Ook heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte reeds zeer lange tijd in een schorsing van de voorlopige hechtenis loopt, gedurende welke schorsing hij begeleiding heeft gekregen van de Jeugdreclassering, waaraan verdachte goed meegewerkt.
Alles afwegende, de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zal de rechtbank aan verdachte een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie met aftrek van voorarrest en een jeugddetentie van 2 weken. Deze jeugddetentie zal de rechtbank geheel voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te doordringen dat hij in de toekomst geen strafbare feiten meer pleegt.
Vordering van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer B], [plaats, adres] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 130,- gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd, nu de vordering ook vergoeding voor blikjes fris noemt. Verdachte heeft zich niet schuldig gemaakt aan het toebrengen van deze schade.
Naar het oordeel van de rechtbank dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De benadeelde partij [videotheek] - [slachtoffer C], [plaats, adres] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 152,09 gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde.
De raadsman heeft aangegeven dat de vordering toewijsbaar is.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, gelet op het feit dat door aangever is verklaard dat de schade is verhaald op een winkelmedewerker.
De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter, indien daarvoor nog mogelijkheden zijn, die de strafrechter thans niet kan waarnemen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 45, 48, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 77gg, 310, 311, 312, 317 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 4 primair en 5 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4 subsidiair en 5 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
feit 1 primair: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 4 subsidiair: schuldheling;
feit 5 subsidiair: medeplichtigheid aan diefstal;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 2 weken;
* bepaalt, dat de jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 80 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
* verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer B] en [videotheek] - [slachtoffer C] niet-ontvankelijk in hun vordering;
* heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, tevens kinderrechter, Schuurman en Troost, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Oosten-Boksem, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 januari 2012.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0646 2011009615?, Regio Noord- en Oost Gelderland, Team Winterswijk, gesloten en ondertekend op 23 juni 2011.
2 Proces-verbaal p. 432
3 Verklaring aangever, map 3, p. 23-25 van de bijlagen
4 zakendossier 3, bladzijde 2 van de bijlage
5 Proces-verbaal verhoor [medeverdachte B], p. 439-440
6 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 442-443
7 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 52
8 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 88-89
9 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer C], p. 191-192
10 Lijst weggenomen goederen, p. 194
11 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 211
12 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer D], p. 475-476
13 Proces-verbaal verhoor [naam 1], p. 507
14 Proces-verbaal verhoor [naam 4], p. 498
15 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 504
16 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer E], p. 642-643
17 Proces-verbaal verhoor [medeverdachte B], p. 660
18 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 651-652