ECLI:NL:RBZUT:2011:BV7683

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
28 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/1120 WOZ
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Tj. Gerbranda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde en proceskostenvergoeding voor deskundige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 28 december 2011 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een onroerende zaak en de vergoeding van proceskosten voor een deskundige. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.B.A.C. Hasselman, had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar van de gemeente Brummen vastgestelde WOZ-waarde van € 320.000 voor het belastingjaar 2011. De heffingsambtenaar had het bezwaar gegrond verklaard en de WOZ-waarde verlaagd naar € 300.000, met een proceskostenvergoeding van € 318. Eiser was het niet eens met de hoogte van de vergoeding voor de kosten van het ingediende taxatierapport, waarvoor een uurtarief van € 80 exclusief BTW was gehanteerd.

De rechtbank oordeelde dat het uurtarief van de taxateur redelijk was en dat eiser recht had op vergoeding van de kosten van het taxatierapport. De rechtbank vernietigde de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking had op de hoogte van de proceskostenvergoeding voor de kosten van de deskundige. De rechtbank stelde de hoogte van de kostenvergoeding vast op € 190,40 voor de taxatie, en veroordeelde de verweerder in de proceskosten van eiser in bezwaar en beroep tot respectievelijk € 190,40 en € 874. Tevens werd bepaald dat het betaalde griffierecht van € 41 aan eiser vergoed diende te worden.

De rechtbank overwoog dat de taxateur, hoewel gelieerd aan de gemachtigde van eiser, niet in dienst was van eiser zelf en dat er geen grond was om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de taxateur. De rechtbank concludeerde dat de kosten van de deskundige voor vergoeding in aanmerking kwamen, en dat de door verweerder voorgestelde lagere tarieven niet opgingen. De uitspraak benadrukt het belang van een redelijke vergoeding voor deskundigen in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige belastingkamer
Reg.nr.: 11/1120 WOZ
Uitspraak in het geding tussen:
[eiser]
te [plaats],
eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Brummen
verweerder.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 31 januari 2011 heeft verweerder de WOZ-waarde van de onroerende zaak [adres te plaats] voor belastingjaar 2011 per waardepeildatum 31 januari 2010 vastgesteld op € 320.000.
Namens eiser heeft mr. M.B.A.C. Hasselman, werkzaam bij WOZ-specialisten te Zevenbergen, bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 23 juni 2011 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard, de WOZ-waarde verlaagd naar € 300.000 en een proceskostenvergoeding toegekend van
€ 318, waarvan € 218 voor kosten van rechtsbijstand en € 100 voor de kosten van het inschakelen van een deskundige.
Mr. M.B.A.C. Hasselman heeft namens eiser beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 19 december 2011. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is eveneens ter zitting verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank stelt vast dat uitsluitend de hoogte van de door verweerder toegekende vergoeding voor de kosten van het door eiser ingediende taxatierapport in geschil is, waarbij partijen slechts verdeeld zijn over het te hanteren uurtarief. Niet in geschil is dat uitgegaan moet worden van een tijdsbesteding van twee uur. Evenmin is in geschil dat de verschuldigde BTW moet worden vergoed.
2.2. De kosten dienen ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) te worden vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken.
Ingevolge artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts) geldt voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de wet, waarvoor geen speciaal tarief is bepaald, naar gelang de werkzaamheden niet of in meer of mindere mate van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn een tarief van ten hoogste € 81,23 per uur.
Blijkens de Nota van Toelichting (Staatsblad 2003, nr. 330) is de vraag of voor deze werkzaamheden het maximum uurtarief of een lager tarief geldt, afhankelijk van de mate van wetenschappelijke of bijzondere aard van de werkzaamheden. Door een maximumtarief op te nemen is er ruimte voor marktwerking; om deze reden is eveneens afgezien van het opnemen van een minimumtarief.
Op grond van artikel 15 van het Bts worden de bedragen, genoemd in dit besluit, verhoogd met de omzetbelasting die daarover is verschuldigd.
2.3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de werkzaamheden voor het opstellen van het taxatierapport niet van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn. Volgens verweerder is in dit geval een uurtarief van € 50 inclusief BTW redelijk. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft verweerder opgemerkt dat de taxateur die het taxatierapport heeft opgesteld en in dienst is bij Cournot Taxateurs niet onpartijdig is, aangezien Cournot Taxateurs op hetzelfde adres staat geregistreerd als Woz-specialisten en Woz-diensten N.V. Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de taxateur niet bevoegd is om taxatiewerkzaamheden uit te voeren, omdat hij geregistreerd staat in het KRMT-register. Verweerder heeft ten slotte gewezen op de lagere tarieven die zijn gehanteerd door taxateurs die door de gemeente zijn ingehuurd.
2.4. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat niet is voldaan aan het motiveringsbeginsel, nu in de uitspraak op bezwaar niet is vermeld waarom een uurtarief van € 50 wordt gehanteerd. Voorts heeft eiser - onder verwijzing naar diverse uitspraken - zich op het standpunt gesteld dat het in rekening gebrachte uurtarief van € 80 exclusief BTW volledig voor vergoeding in aanmerking komt.
2.5. De rechtbank overweegt het volgende. Kosten die kunnen worden toegerekend aan het inschakelen van personen die in dienst zijn van de eisende partij in een bezwaarprocedure komen niet voor vergoeding als proceskosten in aanmerking. Dat geldt in beginsel ook voor kosten van een deskundige die in dienst is van de eisende partij, omdat het dienstverband aan een onpartijdige opdrachtvervulling in de weg staat. In het onderhavige geval is de taxateur echter niet in dienst van eiser zelf, maar gelieerd aan de rechtsbijstandverlener, die zelf een derde is. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat die situatie op één lijn moet worden gesteld met de situatie dat de taxateur in dienst is van de partij zelf. Een dergelijke beperking is niet opgenomen in het Bpb, noch in de toelichting daarop. Het begrip ‘deskundige, die aan een partij verslag heeft uitgebracht’ is immers in het Bpb, noch in de toelichting daarop nader omschreven. Dat een dergelijke beperking niettemin is beoogd door de wetgever heeft de rechtbank ook niet uit de parlementaire geschiedenis kunnen afleiden. De stelling van verweerder dat de taxateur [taxateur] zijn werkzaamheden niet onpartijdig heeft uitgevoerd, omdat hij handelt in dienst van de gemachtigde van eiser en Cournot Taxateurs gelieerd is aan de gemachtigde van eiser en in diens opdracht het taxatierapport van 17 februari 2011 heeft opgesteld, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te kunnen stellen dat sprake is van partijdigheid of vooringenomenheid en eiser om die reden niet voor vergoeding van de kosten van de deskundige in aanmerking te laten komen. Voor zover nog is betoogd dat de taxatiekosten niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat de deskundige niet voldoet aan het vereiste van onpartijdigheid als bedoeld in artikel 8:34 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), treft ook dit betoog geen doel. Artikel 8:34 van de Awb ziet op een door de rechtbank benoemde deskundige.
2.6. Ter zitting heeft eisers gemachtigde verklaard dat [taxateur] als taxateur staat ingeschreven in het Kandidaat Register Makelaar Taxateur (KRMT) en voldoet aan de door het KRMT gestelde verplichtingen van permanente educatie. De rechtbank heeft geen reden om hieraan te twijfelen, te meer niet nu het door hem opgestelde taxatierapport het logo bevat van het KRMT. Gelet op de aldus aan te nemen expertise op het gebied van waardebepalingen, mocht eiser er naar het oordeel van de rechtbank van uitgaan dat [taxateur] een bijdrage zou leveren aan een voor eiser gunstige beantwoording door de rechtbank van een voor de uitkomst van het geschil relevante vraag. Derhalve kan [taxateur] naar het oordeel van de rechtbank worden beschouwd als een deskundige als bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel b, van het Bpb.
2.7. Onder verwijzing naar de uitspraak van het gerechtshof Arnhem van 8 november 2011 (LJN: BU4959) is de rechtbank van oordeel dat het uurtarief van de taxateur van € 80 exclusief BTW in het onderhavige geval redelijk is. Dit uurtarief overstijgt niet het in
artikel 6 van het Bts opgenomen maximale bedrag. Naar het oordeel van de rechtbank komt belanghebbende daarom in aanmerking voor vergoeding van de in rekening gebrachte bedragen.
2.8. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en dient de uitspraak op bezwaar te worden vernietigd, voor zover deze betrekking heeft op de hoogte van de vergoeding voor de kosten van een deskundige. Onder verwijzing naar voornoemde uitspraak van het Gerechtshof Arnhem stelt de rechtbank de hoogte van het uurtarief op € 80 exclusief omzetbelasting per uur, hetgeen neerkomt op € 95,20 inclusief BTW. Het aantal aan de taxatie bestede uren (twee) is niet in geschil. Op grond hiervan zal de rechtbank de hoogte van de kostenvergoeding ter zake van het taxatierapport vaststellen op 2 uur à € 95,20 =
€ 190,40.
2.9. Nu het beroep gegrond is, bestaat aanleiding voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten in beroep. Met toepassing van het Bpb worden ter zake van rechtsbijstand 2 punten toegekend (1 punt voor het beroepschrift; 1 punt voor de zitting), waarbij een wegingsfactor 1 wordt gehanteerd en een tarief per punt van € 437.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de hoogte van de proceskostenvergoeding voor de kosten van een deskundige;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser in bezwaar voor de inschakeling van een deskundige tot een bedrag van € 190,40 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser in beroep tot een bedrag van
€ 874 ter zake van in beroep verleende rechtsbijstand;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 41 aan eiser vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Tj. Gerbranda. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 december 2011.