ECLI:NL:RBZUT:2011:BV0314

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
7 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
114858 - HA ZA 10-1559
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen van beslaglegger jegens stille pandhouder

In deze zaak stond de vraag centraal of de beslaglegger onrechtmatig heeft gehandeld jegens de stille pandhouder, in dit geval de Ontvanger van de Belastingdienst, door de beslagen goederen te verkopen zonder de vereiste wettelijke procedures te volgen. De rechtbank Zutphen oordeelde dat de Ontvanger volledig eigen schuld had aan de ontstane situatie, omdat hij zijn rechten niet tijdig had veiliggesteld. De Ontvanger had de verpande transportmiddelen kunnen vorderen en verkopen, maar heeft dit nagelaten, waardoor hij zijn rechten als pandhouder niet heeft kunnen uitoefenen. De Ontvanger vorderde betaling van een bedrag van € 73.900,-, maar de rechtbank wees deze vordering af en legde de proceskosten volledig bij de Ontvanger. De rechtbank benadrukte dat het nalaten van de Ontvanger om tijdig actie te ondernemen, leidde tot de schade die hij nu trachtte te verhalen op Cosmo Wagenparkbeheer B.V., de gedaagde partij. Cosmo had de transportmiddelen verkocht, maar de rechtbank oordeelde dat de Ontvanger onvoldoende had gedaan om zijn pandrecht te beschermen, wat leidde tot de afwijzing van zijn vordering. De uitspraak benadrukt het belang van tijdig handelen door pandhouders om hun rechten te waarborgen en de gevolgen van nalatigheid in het executierecht.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 114858 / HA ZA 10-1559
Vonnis van 7 december 2011
in de zaak van
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/OOST,
mede kantoorhoudende te Winterswijk,
eiser,
advocaat mr. J.C.G. Vestjens te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COSMO WAGENPARKBEHEER B.V.,
gevestigd te Lochem,
gedaagde,
advocaat mr. J.M. Wolfs te Maastricht.
Partijen zullen hierna de Ontvanger en Cosmo genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek, tevens akte vermindering van eis
- de conclusie van dupliek
- de akte uitlating producties van de zijde van de Ontvanger.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [Naam A] B.V. (hierna: [Naam A]) behoorde samen met [Naam A] Materieel B.V. (hierna [Naam A] Materieel) en [Naam B] Exploitatie B.V. (hierna: [Naam B] Exploitatie) tot een groep van vennootschappen die tot juni 2008 een transportonderneming dreef. De heer [bestuurder] (hierna: [bestuurder]) was enig bestuurder van [Naam A] Holding B.V.; [Naam A] Holding was enig bestuurder van [Naam A] Materieel B.V.
2.2. In een onderhandse akte van 3 december 2007, geregistreerd op 18 december 2007, is - voor zover in dit verband van belang - het volgende bepaald:
“(…) De ontvanger (…) en de heer [bestuurder], namens [Naam A] B.V., komen overeen dat [Naam A] Materieel B.V. en [Naam B] Exploitatie B.V. de hieronder genoemde roerende zaken aan de Belastingdienst in pand geeft. [Naam A] Materieel B.V. en [Naam B] Exploitatie B.V. geeft de roerende zaken in pand, omdat de hierboven genoemde rechtspersoon ([Naam A] B.V.) haar schuld op dit moment niet kan betalen. (…) Deze pandakte strekt zich mede uit over eventuele nieuwe belastingaanslagen die niet vermeld staan in bijlage I. (…)”
Bijlage I bij de pandakte betreft een specificatie van de belasting- en premieschuld van [Naam A]. De schuld bedraagt volgens deze specificatie in totaal € 985.707,-. Bij de akte is tevens een lijst met verpande goederen gevoegd. Het gaat om transportmiddelen.
2.3. Bij vonnis van 30 juni 2008 is [Naam A] in staat van faillissement verklaard.
2.4. Bij kort geding-vonnis van 25 juli 2008, gewezen tussen [Naam A] Materieel en [Naam B] Exploitatie enerzijds en de Ontvanger anderzijds, is onder meer geoordeeld dat de Ontvanger, gelet op het feit dat [Naam A] inmiddels in staat van faillissement is verklaard, mag overgaan tot executie van zijn pandrecht.
2.5. Op 4 augustus 2008 is op verzoek van Cosmo uit kracht van een beschikking van 27 juni 2008 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen ten laste van [Naam A] Materieel conservatoir beslag gelegd op een deel van de aan de Ontvanger verpande zaken. Bij die beschikking is Cosmo als gerechtelijk bewaarder aangesteld. Cosmo heeft na de inbeslagname inbeslaggenomen zaken laten afvoeren en onderhands verkocht.
2.6. In een vonnis van 28 augustus 2008 heeft de kantonrechter te Terborg een vordering van Cosmo jegens [Naam A] Materieel toegewezen. De vordering bedraagt ruim 11 miljoen euro. Het vonnis is op 3 september 2008 aan [Naam A] Materieel betekend.
2.7. In een brief van 17 juni 2009 heeft de Ontvanger de advocaat van Cosmo meegedeeld dat op het merendeel van de door Cosmo in beslag genomen transportmiddelen een pandrecht rust en dat hij voornemens is om de verpande zaken op korte termijn te gaan uitwinnen. Omdat niet alle verpande zaken meer aanwezig zijn, heeft hij verzocht om terbeschikkingstelling van de zaken, bij gebreke waarvan hij een claim ter hoogte van € 81.850,- heeft neergelegd.
3. De vordering
3.1. De Ontvanger vordert - na vermindering van eis - dat Cosmo bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis wordt veroordeeld tot betaling aan de Ontvanger van een bedrag van € 73.900,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2008, met haar veroordeling in de kosten van de procedure.
3.2. De Ontvanger legt aan deze vordering de navolgende stellingen ten grondslag.
Van de vorderingen tot zekerheid waarvan het pandrecht strekt, staat op het moment van de dagvaarding nog een bedrag van € 2.321.573,- (exclusief invorderingsrente en kosten) open.
Cosmo heeft de verpande transportmiddelen verkocht zonder dat zij (in alle gevallen) beschikte over een voor tenuitvoerlegging vatbare titel die aan de schuldenaar was betekend. Bovendien heeft zij de beslagen zaken in beslotenheid verkocht zonder daarbij de dwingendrechtelijke bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) in acht te nemen. Verder heeft Cosmo haar positie als bewaarder misbruikt door zaken “aan zichzelf” vrij te geven, terwijl de wet voorschrijft dat zij de zaken aan een deurwaarder had moeten afgeven.
Cosmo heeft hierdoor onrechtmatig gehandeld jegens de Ontvanger. Een schuldeiser die executeert zonder executoriale titel die betekend is, maakt inbreuk op het eigendomsrecht van de geëxecuteerde en beperkt gerechtigden. Het executierecht biedt nadrukkelijk niet de mogelijkheid van een onderhandse verkoop door een beslaglegger. De regels die een openbare executoriale verkoop met vooraankondiging voorschrijven zien op alle belanghebbenden dus ook op de Ontvanger. Indien het relativiteitsvereiste in de weg staat aan aansprakelijkheid wegens strijd met een wettelijke bepaling, geldt dat Cosmo ook in strijd heeft gehandeld met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt.
De Ontvanger mocht erop vertrouwen dat andere beslagleggers zich aan de wettelijke executieregels zouden houden.
Gevolg van dit onrechtmatig handelen is dat de Ontvanger, doordat hij aldus geen kennis heeft kunnen nemen van de voorgenomen verkoop, zijn rechten als pandhouder niet heeft kunnen uitoefenen en (bijvoorbeeld) de executie niet op de voet van artikel 461a Rv heeft kunnen overnemen. Gelet op de aan het pandrecht verbonden voorrang zou de executieopbrengst - geschat op € 73.900,- - volledig aan de Ontvanger zijn toegekomen.
4. Het verweer
4.1. Cosmo concludeert dat de rechtbank de Ontvanger niet-ontvankelijk zal verklaren, althans dat hem zijn vorderingen zullen worden ontzegd, met zijn veroordeling in de kosten van de procedure.
4.2. Cosmo voert ten verwere het navolgende aan.
De vorderingen van de Ontvanger jegens [Naam A] zijn door de rechtbank afgewezen, dus er is geen sprake geweest van een mogelijkheid tot uitwinning van het pandrecht.
Er is geen sprake van een geldig pandrecht. De pandgever was niet beschikkingsbevoegd omdat de voertuigen waarop het pandrecht gevestigd moest worden, niet in eigendom toebehoren aan [Naam A] maar aan [Naam A] Materieel. Alleen [Naam B] Holding is bevoegd om een overeenkomst namens [Naam A] Materieel aan te gaan. De akte is ondertekend door [bestuurder] pro se.
Bovendien is het pandrecht ongeldig wegens statutaire doeloverschrijding.
Cosmo heeft niet onrechtmatig gehandeld jegens de Ontvanger omdat zij niets te maken heeft met een rechtsverhouding tussen de Ontvanger en [Naam A]. Bovendien heeft de Ontvanger noch [Naam A] het pandrecht bekend gemaakt bij Cosmo. De Ontvanger dient de pandgever op grond van onrechtmatig handelen aan te spreken, omdat hij, in strijd met de overeenkomst, heeft verzuimd de Ontvanger in te lichten over de beslaglegging. Cosmo mocht er op grond van artikel 3:109 BW op vertrouwen dat [Naam A] Materieel de bezitter van de voertuigen was en hoefde geen rekening te houden met een mogelijk (stil) pandrecht.
Aangezien noch [Naam A] noch de Ontvanger Cosmo in kennis heeft gesteld van het pandrecht, kon van Cosmo niet verwacht worden dat zij op de hoogte was van dit bezitloos pandrecht. Zij heeft het vonnis in het geschil met [Naam A] Materieel te goeder trouw geëxecuteerd.
De Ontvanger dient de vermeende schade zelf te dragen omdat hij heeft verzuimd de executie op grond van artikel 461a Rv over te nemen. Bovendien heeft de Ontvanger na het beslag bijna een jaar stilgezeten alvorens actie te nemen.
Cosmo heeft de zorg van een goed bewaarder in acht genomen en is uit hoofde van zaakwaarneming opgetreden door de zaken zo spoedig mogelijk te verkopen. Hierdoor is waardevermindering door stilstand en tijdsverloop voorkomen.
Zij beschikte over een executoriale titel. Onrechtmatigheid wegens het ontbreken van een executoriale titel wordt weggenomen door het vonnis van 28 augustus 2008.
Er is geen sprake van causaal verband. Er is geen aanwijzing dat de Ontvanger ook in geval van openbare verkoop tijdig zijn pandrecht bekend zou hebben gemaakt. De voertuigen bevonden zich al een jaar niet op de plek waar de Ontvanger dacht dat ze waren. Betwist wordt dat de Ontvanger kennis zou hebben genomen van de advertenties waarbij de openbare verkoop bekend zou zijn gemaakt. De Ontvanger heeft zijn belangen laten behartigen door de curator in het faillissement van [Naam A] die stukken heeft verstuurd naar een niet bestaand postadres van de advocaat van Cosmo.
Er is bovendien niet voldaan aan het relativiteitsvereiste. De artikelen 463 tot en met 466 Rv zien op de belangen van de beslagene en niet op de belangen van derden.
De omvang van de schade wordt betwist. Wettelijke rente is eerst verschuldigde vanaf de dag dat de Ontvanger zijn pandrecht kenbaar heeft gemaakt aan Cosmo, althans de datum waarop de Ontvanger de executie zou hebben overgenomen.
5. De beoordeling
5.1. De Ontvanger heeft zijn vordering gebaseerd op onrechtmatig handelen van Cosmo. Dit onrechtmatig handelen bestaat volgens de Ontvanger hieruit dat Cosmo:
- de aan de Ontvanger verpande transportmiddelen heeft verkocht, zonder daarbij (in alle gevallen) te beschikken over een executoriale titel die aan de schuldenaar was betekend;
- bij deze verkoop niet de dwingend voorgeschreven artikelen 463 tot en met 466 Rv (openbare verkoop en tijdige aankondiging daarvan) in acht heeft genomen;
- haar positie als bewaarder heeft misbruikt om zich te bevoordelen, door zaken “aan zichzelf” vrij te geven, terwijl de wet voorschrijft dat het in bewaring gestelde aan de deurwaarder moet worden afgegeven (artikel 861 Rv).
5.2. Voor zover de Ontvanger Cosmo verwijt dat zij de verpande transportmiddelen heeft verkocht zonder te beschikken over de daarvoor vereiste executoriale titel en zonder betekening daarvan aan de schuldenaar, geldt dat de Ontvanger onvoldoende heeft gesteld om aan te nemen dat de schade waarvan hij vergoeding vordert niet zou zijn opgetreden als Cosmo wel had beschikt over een executoriale titel en deze voorafgaand aan de executie had laten betekenen aan de beslagschuldenaar.
5.3. Vooropgesteld wordt dat op een beslaglegger op goederen die geen registergoederen zijn, niet de verplichting rust eventuele pandhouders en/of beperkt gerechtigden van de voorgenomen executie op de hoogte te brengen.
Indien al geoordeeld zou moeten worden dat de Ontvanger onrechtmatig jegens Cosmo heeft gehandeld door de transportmiddelen te verkopen zonder daarbij de artikelen 463 tot en met 466 Rv in acht te nemen en/of door bij die verkoop geen deurwaarder te betrekken, dan geldt dat (zoals Cosmo terecht heeft aangevoerd) sprake is van zodanige eigen schuld aan de zijde van de Ontvanger dat de schade volledig voor zijn rekening dient te blijven. Hiervoor het volgende van belang.
5.4. Het gaat om vorderingen van de Ontvanger op [Naam A] die zijn verzekerd door pandrecht op voertuigen die in eigendom toebehoren aan [Naam A] Materieel. [Naam A] is op 30 juni 2008 failliet gegaan. In het kort geding-vonnis dat op 25 juli 2008 tussen [Naam A] Matereel en [Naam B] Exploitatie enerzijds en de Ontvanger anderzijds is gewezen, is geoordeeld dat de Ontvanger mag overgaan tot executie van zijn pandrecht, omdat [Naam A] inmiddels in staat van faillissement is verklaard. Het had op de weg van de Ontvanger gelegen om zijn rechten zo spoedig mogelijk veilig te stellen. Het risico bestond immers dat andere belanghebbenden aanspraak zouden maken op de verpande zaken. De Ontvanger had uit hoofde van het pandrecht afgifte van de verpande transportmiddelen kunnen vorderen op grond van artikel 3:237 lid 3 BW. Hij had vervolgens de verpande transportmiddelen kunnen verkopen en zich op de opbrengst kunnen verhalen. Hij heeft dit alles echter niet gedaan. De Ontvanger heeft niet betwist dat hij gedurende bijna een jaar niets heeft ondernomen om zijn rechten uit hoofde van het pandrecht veilig te stellen. Verwezen wordt naar de uitlating bij dagvaarding dat hij (pas) in juni 2009 heeft geconstateerd dat diverse verpande transportmiddelen niet meer op het terrein van [Naam A] aanwezig waren. De Ontvanger heeft ook toen pas van de curator in het faillissement van [Naam A] vernomen dat Cosmo op 4 augustus 2008 conservatoir beslag had gelegd op een deel van de verpande zaken en deze zaken had laten afvoeren. Eerst bij brief van 17 juni 2009, derhalve bijna een jaar na het faillissement van [Naam A] en het kort geding-vonnis, heeft de Ontvanger Cosmo gewezen op zijn rechten als pandhouder en haar meegedeeld dat hij voornemens was om de zaken op korte termijn te gaan uitwinnen. Daarbij is verzocht om de zaken binnen veertien dagen aan hem ter beschikking te stellen.
Door na het faillissement van [Naam A] en het kort geding-vonnis niet zo spoedig mogelijk maatregelen te nemen om zijn rechten veilig te stellen, heeft de Ontvanger onvoldoende zorg gedragen voor de instandhouding van zijn rechten. Voor zover hij, zoals Cosmo heeft gesteld, de curator in het faillissement van [Naam A] heeft ingeschakeld ter behartiging van zijn belangen, heeft hij hiermee niet mogen volstaan. De Ontvanger was immers als pandhouder bevoegd om, zodra [Naam A] in verzuim raakte met de voldoening van hetgeen waarvoor het pand tot waarborg strekte, de verpande transportmiddelen zonder executoriale titel te verkopen en zich op de opbrengst te verhalen, buiten het faillissement van [Naam A] om.
5.5. De vermeende schade van de Ontvanger is aldus (mede) een gevolg van een omstandigheid die aan hem kan worden toegerekend in de zin van artikel 6:101 lid 1 BW. Indien hij tijdig in actie was gekomen, had hij kunnen voorkomen dat Cosmo was overgaan tot verkoop van de beslagen transportmiddelen. Dit geldt ook indien, zoals de Ontvanger heeft aangevoerd, Cosmo al op 20 augustus 2008 is begonnen met het heimelijk onderhands verkopen van auto’s.
Het nalaten is ook toerekenbaar aan de Ontvanger, nu geen feiten of omstandigheden zijn gesteld waaruit moet worden afgeleid dat dit nalaten niet aan hem te verwijten is of niet in zijn risicosfeer ligt.
5.6. Gelet op het voorgaande geldt dat het aan de Ontvanger toe te rekenen nalaten voor 100% tot de schade heeft bijgedragen. In het onderhavige geval eist de billijkheid niet een andere verdeling wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval. De ernst van het verwijt dat Cosmo treft (het verkopen van transportmiddelen zonder daarbij de hiervoor geldende regels van de artikelen 463 tot en met 466 Rv in acht te nemen en daarbij een deurwaarder te betrekken) legt onvoldoende gewicht in de schaal om de verdeling ten gunste van de Ontvanger te wijzigen.
5.7. Het voorgaande brengt met zich dat de gestelde schade volledig voor rekening van de Ontvanger dient te blijven. De vordering van de Ontvanger, die zich - daargelaten of het thans nog zou kunnen - niet beroepen heeft op voorrang, zal daarom worden afgewezen.
5.8. De Ontvanger zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Cosmo. De kosten worden aan de zijde van Cosmo tot op heden begroot op:
- vast recht € 1.800,00
- salaris advocaat € 1.788,00 (2 punten x tarief € 894,00)
Totaal € 3.588,00.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. wijst de vordering af;
6.2. veroordeelt de Ontvanger in de proceskosten, aan de zijde van Cosmo tot op heden begroot op € 3.588,00.
Dit vonnis is gewezen door mrs. D. Vergunst, S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek en P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2011.