Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 101370 / HA ZA 09-351
Vonnis van 28 december 2011
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KADATA B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
DIENST VOOR HET KADASTER EN DE OPENBARE REGISTERS,
zetelend te Apeldoorn,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. J.A.J.M. van Aken te Apeldoorn,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HET LOGISTIEK ADVIESBUREAU HLA B.V.,
gevestigd te Epe,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. K.A.M. van Os- ten Have te Zutphen.
Partijen zullen hierna Kadata, het Kadaster en HLA genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 mei 2011
- de akte na tussenvonnis tevens akte houdende wijziging van eis in reconventie van de zijde van HLA
- de akte houdende inbreng rapport deskundige van de zijde van HLA
- de akte houdende uitlating van het Kadaster
- de op 5 december 2011 gehouden pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie en in reconventie
2.1. De rechtbank neemt over en volhardt bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 4 mei 2011.
2.2. Bij dit tussenvonnis is HLA in de gelegenheid gesteld nader te onderbouwen of en, zo ja, welke schade zij heeft geleden doordat het Kadaster de KLIC-viewer met uitsluiting van HLA onderhands heeft aanbesteed. Daarbij is overwogen dat HLA onder meer zal dienen in te gaan op de vraag of zij aan de aanbesteding zou hebben meegedaan en, zo ja, onder welke voorwaarden en op welke wijze.
2.3. HLA heeft vervolgens bij akte haar eis gewijzigd in die zin, dat zij in plaats van de primaire vorderingen tot betaling van een bedrag van € 3.589.807,60 met wettelijke rente (b) en een verklaring voor recht dat het Kadaster ook aansprakelijk is voor de omzetschade, op te maken bij staat (c), thans primair vordert een veroordeling van het Kadaster tot betaling van een bedrag van € 21.836.900,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2009.
Het bezwaar van het Kadaster tegen deze eiswijziging wordt afgewezen. Met de eiswijziging heeft HLA immers - naar aanleiding van de instructie van de rechtbank in het tussenvonnis van 4 mei 2011 - de omzetschade die zij stelt te hebben geleden geconcretiseerd. Bovendien is het Kadaster in de gelegenheid geweest hierop te reageren. De eiswijziging is daarom niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde.
2.4. Op HLA rust de plicht om te stellen en - zo nodig - te bewijzen dat zij aan de aanbesteding zou hebben deelgenomen en dat zij de aanbesteding zou hebben gewonnen.
2.5. Allereerst zal worden ingegaan op de vraag of HLA inderdaad aan de aanbesteding zou hebben meegedaan.
HLA heeft in dit verband aangevoerd dat zij eenvoudig kon voldoen aan de door het Kadaster gestelde producteisen door van het reeds door haar ontwikkelde, geavanceerde product CableGuard een vereenvoudigde (lite-)versie te maken. Deze versie zou zij, conform de wens van het Kadaster, gratis hebben aangeboden. Indien de aanbesteding haar zou zijn gegund, zou zij het door het Kadaster geboden kanaal van www.kadaster.nl/klic en www.klicviewer.nl hebben kunnen gebruiken om de reeds ontwikkelde CableGuard Professional onder de naam CableGuard Professional tegen vergoeding aan te bieden. De inschrijving op de aanbesteding was onlosmakelijk verbonden met de mogelijkheid om de CableGuard Professional via voornoemde site aan te bieden, zodat hiermee de ontwikkelkosten zouden kunnen worden terugverdiend. Zij zou hoogstens een kostendekkende inschrijving hebben gedaan, in die zin dat de ontwikkelkosten van de CableGuard lite ter hoogte van € 50.000,- gedekt zouden zijn, aldus HLA.
HLA heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat het door haar ontwikkelde product dient te worden aangemerkt als “Standaard Computerprogrammatuur” als bedoeld in artikel 4 sub A van de bij het Bestek behorende inkoopvoorwaarden. In geval van “Standaard Computerprogrammatuur” geldt volgens genoemd artikel dat aan het Kadaster (alleen) een niet-exclusief en niet-overdraagbaar gebruiksrecht dient te worden verleend en HLA (dus) eigenaar zou blijven van de intellectuele eigendomsrechten van het aanbestede product. Ter onderbouwing van haar standpunt dat haar product CableGuard als “Standaard Computerprogrammatuur” moet worden aangemerkt, heeft HLA aangevoerd dat zij deze programmatuur al had ontwikkeld en op de plank had liggen voordat de aanbesteding werd uitgeschreven.
2.6. Het Kadaster heeft betwist dat het zou gaan om “Standaard Computerprogrammatuur”. Volgens hem gaat het om “Maatwerk Computerprogrammatuur” als bedoeld in artikel 4 onder B van de inkoopvoorwaarden, in welk geval alle intellectuele eigendomsrechten van het product - waaronder objectcode en broncode - aan het Kadaster dienen te worden overgedragen. Ter onderbouwing van de kwalificatie “Maatwerk Computerprogrammatuur” heeft het Kadaster aangevoerd dat de software voor de KLIC-viewer speciaal ontwikkeld moest worden. HLA had op grond van deze kwalificatie alleen een geldige aanbieding kunnen doen indien zij onvoorwaardelijk alle intellectuele eigendomsrechten op het product aan het Kadaster zou overdragen. Omdat het Kadaster eigenaar zou zijn geweest van de basis software waarop de volledige versie zou zijn gebaseerd, had HLA niet zelfstandig en zonder toestemming van het Kadaster een uitgebreidere versie op de markt kunnen brengen. Het Kadaster heeft hierbij aangevoerd dat hij nooit toestemming zou hebben gegeven voor of medewerking zou hebben verleend aan het door HLA (laten) ontwikkelen van een separate, geavanceerde KLIC-viewer, omdat hij hiermee buiten zijn wettelijke taken en bevoegdheden zou treden. Hierdoor was meedoen aan de aanbesteding voor HLA geen optie, omdat HLA haar ontwikkelkosten niet had kunnen terugverdienen, aldus het Kadaster.
2.7. Het Kadaster heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat de in het kader van de aanbesteding te ontwikkelen software dient te worden aangemerkt als “Standaard Computerprogrammatuur” als bedoeld in de inkoopvoorwaarden. De enkele stelling dat de software voor de KLIC-viewer speciaal ontwikkeld moest worden, is onvoldoende om ervan uit te gaan dat sprake is van “Maatwerk Computerprogrammatuur”. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat de begrippen “Standaard Computerprogrammatuur” en “Maatwerk Computerprogrammatuur” nergens in het Bestek of bijbehorende stukken zijn gedefinieerd. Het Kadaster had, indien het zijn bedoeling was dat de te ontwikkelen software onder het begrip “Maatwerk Computerprogrammatuur” als bedoeld in artikel 4 sub B van de inkoopvoorwaarden diende te vallen, duidelijk in het bestek of bijbehorende stukken moeten vermelden dat de software als zodanig zou worden aangemerkt. Dit geldt temeer omdat het ook goed denkbaar is dat de software - in elk geval de software die door HLA is ontwikkeld - als “Standaard Computerprogrammatuur” wordt aangeduid, omdat HLA deze programmatuur al had ontwikkeld en op de plank had liggen voordat de aanbesteding werd uitgeschreven.
Het Kadaster kan vanzelfsprekend evenmin worden gevolgd in zijn stelling dat het aan hem als aanbestedende dienst is om te bepalen of het om maatwerk gaat. Een aanbestedende dienst dient de voorwaarden waaronder ingeschreven kan worden duidelijk en ondubbelzinnig te formuleren in het bestek en de daarbij behorende stukken, zodat inschrijvers daarmee bij het opstellen van hun offertes rekening kunnen houden. Dit geldt temeer in het geval van een beding als het onderhavige, dat van groot belang is voor de inschatting van een potentiële inschrijver of, en zo ja, voor welk bedrag hij zal deelnemen aan de aanbesteding. Voorts lijkt het in tegenspraak met het gemaakte voorbehoud ten aanzien van de toepasselijkheid van artikel 3.1 van de inkoopvoorwaarden.
Bovendien moet uit de inhoudelijke beantwoording van enkele vragen in de Nota van Inlichtingen worden afgeleid dat ook het Kadaster ervan uitging dat software (ook) in de vorm van “Standaard Computerprogrammatuur” zou kunnen worden aangeboden. Verwezen wordt in dit verband naar vraag 42 die betrekking heeft op “Standaard Computerprogrammatuur”. Op deze vraag heeft het Kadaster geantwoord dat het aanbieden van een KLIC-viewer onder een corporate licentie, waarna opdrachtgever deze viewer ongelimiteerd en kosteloos mag aanbieden aan grondroerders binnen Nederland, te overwegen is. Het Kadaster heeft hierbij niet opgemerkt dat het artikel waarover de vraag werd gesteld, niet van toepassing is.
Het Kadaster heeft nog aangevoerd dat het Kadaster de markt niet kent en dat dit zijn weerslag vindt in de Nota van Informatie, maar hierachter kan het Kadaster zich niet verschuilen.
Voor zover het Kadaster een beroep heeft gedaan op een tussen Arcadis en hem gemaakte afspraak dat het Arcadis niet is toegestaan commerciële activiteiten te ondernemen aan de hand van gebruikersgegevens, geldt dat deze afspraak HLA niet regardeert. Richtinggevend is het Bestek en de daarbij behorende stukken, waaruit niet blijkt dat een dergelijk verbod zou gelden voor het bedrijf waaraan de aanbesteding zou worden gegund.
2.8. Uitgangspunt is dus dat HLA ervan mocht uitgaan dat zij als eigenaar van de intellectuele eigendomsrechten bevoegd was om CableGuard Professional verder te ontwikkelen en te vermarkten. Het was HLA erom te doen dat zij CableGuard Professional via het hosten van de website www.klicviewer.nl tegen vergoeding aan geïnteresseerden had kunnen aanbieden.
Het Kadaster heeft ten verwere aangevoerd dat hosting van de site www.klicviewer.nl in het onderhavige geval niet de mogelijkheid biedt om een database van bezoekers en downloaders aan te leggen en dat bij het downloaden van de KLIC-viewer geen (adres)gegevens hoeven te worden opgegeven. Wat hier van ook zij, dit laat onverlet dat, zoals HLA onbetwist heeft gesteld, bij raadpleging van een site een IP-adres wordt achtergelaten, waarmee bekend is dat de bezoeker van de site een KLIC-melding doet en mogelijk dus ontvankelijk is voor producten die daarmee direct samenhangen. Dit brengt met zich dat HLA wel degelijk de CableGuard Professional kon vermarkten via de site www.klicviewer.nl indien de aanbesteding aan haar gegund zou zijn.
2.9. Vervolgens is de vraag of de inschrijving van HLA tot gunning zou hebben geleid. Bij de beantwoording van deze vraag is de in het Bestek vastgelegde beoordelingsprocedure van inschrijvingen van belang. In die procedure is bepaald dat het Kadaster de aanbieding eerst zal beoordelen op volledigheid en zich het recht voorbehoudt onvolledige aanbiedingen terzijde te leggen of om aanvullende informatie te vragen. Verder is bepaald dat de opdrachtgever de aanbiedingen op basis van de aangeboden prijs, de doorlooptijd van de uitvoering en de mate waarin de aanbieding aan de specificaties voldoet. Op een vraag naar de wijze van berekening van de scores heeft het Kadaster in de Nota van Inlichtingen geantwoord dat de beoordeling van een inschrijving afhankelijk is van de geboden oplossingen en de mate waarin aan de eisen wordt voldaan en dat inschrijvingen in ieder geval worden beoordeeld op prijs, doorlooptijd en geboden kwaliteit.
2.10. HLA heeft gemotiveerd aangevoerd dat CableGuard Lite op ieder van de beoordelingspunten beter zou hebben gescoord dan de KLIC-viewer van Arcadis.
Het Kadaster heeft hiertegen enkel ten verwere aangevoerd dat HLA de aanbesteding niet zou hebben gewonnen omdat haar aanbieding niet zou hebben voldaan aan de (minimum)eis van het mede offreren van een helpdesk. De aanbieding van HLA zou om deze reden zonder meer ter zijde zijn gelegd, aldus het Kadaster. Ter gelegenheid van de gehouden pleidooien heeft het Kadaster bovendien gesteld dat gevraagd is om een fysiek bemenste helpdesk. Volgens het Kadaster is het geautomatiseerd beantwoorden van vragen niet mogelijk bij een nieuw product vanwege onbekendheid met de gebruikers.
2.11. Het Kadaster kan niet worden gevolgd in haar betoog dat sprake zou moeten zijn van een fysiek bemenste helpdesk. Uit het Bestek en de daarbij behorende stukken blijkt dat het inrichten van een helpdesk als vereiste gold, maar de wijze waarop deze helpdesk zou moeten worden ingericht, is niet nader uitgewerkt. Verwezen wordt naar bijlage 2 van het Bestek, met als titel: “Aanvullende non-functional requirements en organisatorische aspecten viewer Klic-online”, waarin over de helpdesk is vermeld:
“ Helpdesk, het Kadaster is niet ingericht om vragen van gebruikers omtrent de werking van de viewer te beantwoorden. Inschrijver wordt verzocht een helpdesk hiervoor in te richten.
a. Hoe denkt de aanbieder een helpdesk in te richten ter ondersteuning van de aan te bieden applicatie?
b. Onder welke voorwaarden?
Heeft de aanbieder ervaring met helpdeskactiviteiten? In dat geval graag een voorbeeld.”
In de Nota van Inlichtingen is in verband met de helpdesk de vraag gesteld of de viewer stand alone moet kunnen werken of dat een server-client applicatie (waarbij de server bij het kadaster staat) ook is toegestaan. Daarop is als volgt geantwoord:
“De viewer moet stand alone kunnen werken maar mag ook een server-client applicatie of een gehoste applicatie bij de leverancier zijn. In feite zijn alle oplossingen die de leverancier aanbiedt akkoord, mits zij de specificaties dekken. Niet toegestaan is apparatuur bij het Kadaster, omdat het geheel bij de leverancier wordt belegd.”
Het Kadaster kan zich dus bij gebreke van een nadere uitwerking van de inrichting van de helpdesk in het Bestek en bijbehorende stukken niet op het standpunt stellen dat sprake zou moeten zijn van een fysiek bemenste helpdesk.
2.12. Uit de akte die HLA naar aanleiding van het tussenvonnis van 4 mei 2011 heeft genomen, blijkt dat HLA rekening heeft gehouden met de inrichting van een helpdesk. HLA heeft daarbij immers gesteld dat CableGuard tevens voorziet in adequate en beproefde geautomatiseerde productondersteuning aan eindgebruikers, een zogenaamde knowledgebase. Het Kadaster heeft de juistheid hiervan niet weersproken.
Voor zover het Kadaster zich op het standpunt heeft gesteld dat HLA door het geven van deze informatie geen antwoord heeft gegeven op de hiervoor vermelde vragen van bijlage 2 bij het Bestek, kan dit haar niet baten. Mede gelet op het feit dat het Kadaster door zijn onrechtmatig handelen heeft veroorzaakt dat HLA niet heeft kunnen deelnemen aan de aanbesteding en als gevolg daarvan aan HLA de mogelijkheid heeft ontnomen om zekerheid te verschaffen omtrent hetgeen in die hypothetische situatie zou zijn geschied, moet worden aangenomen dat HLA bij een daadwerkelijke inschrijving voor de aanbesteding de bedoelde vragen op dezelfde wijze zou hebben beantwoord als zij heeft gedaan ter gelegenheid van de gehouden pleidooien. Bij die gelegenheid heeft zij uitvoerig uiteengezet op welke wijze en onder welke voorwaarden de helpdesk zou zijn ingericht. Daarbij komt dat het Kadaster vanwege de MOL-projecten bekend was met het feit dat HLA ervaring had met helpdeskactiviteiten. Tevens moet worden aangenomen dat de inrichting van de helpdesk was begrepen in het door HLA genoemde offertebedrag van € 50.000,-. De helpdesk is door HLA immers genoemd als onderdeel van het door haar aan te bieden product CableGuard Lite.
Voor zover het Kadaster heeft gesteld dat HLA op het onderdeel van de helpdesk beduidend minder zou hebben gescoord dan de andere inschrijvers en in ieder geval dan Arcadis, heeft zij deze stelling, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, onvoldoende onderbouwd.
2.13. HLA heeft dus voldaan aan de in het kader van de aanbesteding geldende vereisten ten aanzien van de helpdesk. Nu het Kadaster bovendien niet heeft aangevoerd dat de helpdesk van Arcadis beter zou zijn beoordeeld dan die van HLA, moet ervan worden uitgegaan dat de inschrijving van HLA op het punt van de helpdesk geen beletsel voor gunning aan HLA zou zijn geweest.
2.14. HLA heeft uitvoerig uiteengezet dat zij voor een bedrag van € 50.000,- zou hebben ingeschreven, zodat de ontwikkelkosten van de CableGuard lite gedekt zouden zijn en zij de mogelijkheid zou krijgen om de CableGuard Professional via www.klicviewer.nl te vermarkten. Het Kadaster heeft niet gemotiveerd betwist dat HLA het product zou hebben geoffreerd tegen genoemde prijs. Hiermee is de aanbieding van HLA voordeliger dan die van Arcadis, die de aanbesteding heeft gewonnen voor een bedrag van € 76.000,-. Nu het Kadaster voor het overige geen gemotiveerd verweer heeft gevoerd tegen de stelling van HLA dat zij op ieder van de beoordelingspunten beter zou hebben gescoord dan Arcadis, moet worden aangenomen dat HLA de aanbesteding zou hebben gewonnen.
2.15. HLA zou geen omzetschade hebben geleden als het Kadaster niet onrechtmatig jegens haar zou hebben gehandeld. Immers, indien het Kadaster HLA van de aanbesteding op de hoogte had gesteld, zou dit hebben geleid tot deelname aan de aanbesteding en het gunnen van de aanbestede werkzaamheden aan HLA. Alsdan had HLA de gelegenheid gehad om de CableGuard Professional via het hosten van de website aan geïnteresseerden aan te bieden en te verkopen. HLA heeft uitgebreid uiteengezet dat het marketingtechnisch van groot belang is om geïnteresseerden juist op het moment dat zij daarvoor ontvankelijk zijn, te benaderen met een product. De door HLA genoemde prijs van € 50,- voor een licentie komt redelijk voor, mede gelet op de door HLA beschreven - door het Kadaster niet betwiste - extra functionaliteiten van het product. Het product biedt onder meer functionaliteiten waarmee gemakkelijk wettelijk voorgeschreven registratieverplichtingen kunnen worden nageleefd en zodoende boetes wegens schending van deze verplichtingen kunnen worden voorkomen. Mede gelet op de lage prijs van de CableGuard Professional en de hoge boetes die op schending van de wettelijke verplichtingen staan, ligt voor de hand dat er kopers voor het product zouden zijn geweest.
2.16. Het Kadaster heeft nog gesteld dat HLA niet heeft voldaan aan haar plicht de schade te beperken door de CableGuard in de markt te brengen. Hij heeft daarbij aangevoerd dat HLA geen enkele inspanning heeft gedaan om haar product te vermarkten, terwijl andere bedrijven wel hun KLIC-viewers en apps aanbieden.
HLA heeft dit betoog gemotiveerd betwist. Zij heeft - onder verwijzing naar het door haar overgelegde rapport van PPMC - uiteengezet dat het op de markt brengen van de CableGuard geen zin heeft, omdat een gebruiker van software niet wenst te wisselen van software als hij aan die software gewend is en gemakkelijk kan worden bewogen een product te kopen indien dat zeer concurrerend wordt aangeboden op exact het moment dat de gebruiker het nodig heeft. Voor HLA en de overige aanbieders anders dan Arcadis is de markt afgesloten, omdat gebruikers van het door Arcadis ontwikkelde en gratis aangeboden product niet ontvankelijk zullen zijn voor de mogelijkheid om een ander product te gebruiken, zelfs als dat aanmerkelijk beter is, aldus HLA. Deze zienswijze wordt onderschreven door het rapport van PPMC dat door HLA is overgelegd.
In reactie op het verweer van HLA heeft het Kadaster haar beroep op de schadebeperkingsplicht onvoldoende nader onderbouwd. Aan dit beroep wordt dan ook voorbijgegaan.
2.17. Vraag is vervolgens tot welk bedrag HLA schade heeft geleden. Zij vordert vergoeding van door haar gederfde winst. De omvang van de door HLA geleden winstderving moet worden bepaald door een vergelijking van de toestand zoals deze in werkelijkheid is geweest met de toestand zoals die (vermoedelijk) zou zijn geweest wanneer het onrechtmatig handelen van het Kadaster niet zou hebben plaatsgevonden. Bij de begroting van de schade is de rechter niet gebonden aan de gewone regels van stelplicht en bewijslast.
2.18. HLA vordert een bedrag van € 21.836.900,- aan winstderving. In de door haar bij akte overgelegde specificatie is berekend dat HLA gedurende zeven jaar 78.140 licenties à € 50,- zou uitgeven. Daarbij heeft zij gespecificeerd welke afnemers er zijn en hoeveel licenties per afnemer afgenomen zouden worden. Hierbij is als uitgangspunt genomen dat in het eerste jaar 70% van de maximale aantallen licenties zou worden afgenomen en in de daarop volgende jaren 100%. Op de licentie-inkomsten heeft zij ieder jaar een bedrag van € 620.000,- in mindering gebracht in verband met de door haar aan Nav4All te betalen licentiekosten.
Het Kadaster heeft in reactie hierop alleen aangevoerd dat HLA filosofeert over het aantal betaalde licenties en dan uitkomt op onwerkelijke aantallen en een onwaarschijnlijk bedrag van bijna € 22 miljoen.
Partijen hebben de rechtbank hiermee onvoldoende aanknopingspunten gegeven voor het vaststellen van de omvang van de schade, met name als het gaat om het vaststellen van het aantal licenties dat naar verwachting zou zijn afgenomen. Voor toewijzing van de gehele vordering is onvoldoende onderbouwing gegeven, nu de door HLA gehanteerde cijfers onder meer geflatteerd lijken doordat HLA ervan uitgaat dat 100% van de afnemers licenties zou hebben afgenomen en dat hiervan een substantieel aantal meerdere licenties (tot wel 200 licenties per afnemer) zou hebben gekocht. Afwijzing van de volledige vordering is evenmin aan de orde, nu aannemelijk is dat HLA bij gunning van de aanbestede werkzaamheden daadwerkelijk licenties zou hebben verkocht.
Over de door HLA vanaf 17 juni 2009 gevorderde wettelijke rente wordt het volgende overwogen. HLA heeft in haar “conclusie van dupliek in conventie en reconventie tevens inhoudende eiswijziging in reconventie” onweersproken aangevoerd dat de eerste oplevering van de KLIC-viewer door Arcadis heeft plaatsgevonden in november 2009 en dat de KLIC-viewer in februari 2010 nog niet was gelanceerd, omdat er problemen waren met de kwaliteit van de tekeningen, de responstijden en de bediening. Nu HLA de CableGuard ten tijde van de aanbesteding al gereed had en het - om dit product als Professional-versie op de markt te kunnen brengen - alleen nodig was dat van de CableGuard ook een vereenvoudigde lite-versie werd gemaakt, wordt ervan uitgegaan dat HLA, indien de aanbesteding aan haar was gegund, de CableGuard Professional al per 1 januari 2010 op de markt had gebracht. Dit betekent dat de door HLA gedurende zeven jaren geleden omzetschade is ingegaan per 1 januari 2010.
De rechtbank zal de schade op grond van hetgeen hiervoor is overwogen ex aequo et bono vaststellen op een per datum vonnis gekapitaliseerd bedrag van € 10.000.000,-.
2.19. Het Kadaster heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring, zodat deze zal worden toegewezen.
2.20. Reeds geoordeeld is dat HLA uit hoofde van een factuur van 30 juni 2008 aan het Kadaster dient te betalen een bedrag van € 68.067,00. Hierover is de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW verschuldigd vanaf 30 dagen na factuurdatum, derhalve vanaf 30 juli 2008. Verder is al beslist dat HLA uit hoofde van een factuur van 2 juni 2008 een bedrag van € 23.000,- aan het Kadaster dient te betalen. Hierover is de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW verschuldigd vanaf 23 juni 2008.
2.21. De hoogte van het in reconventie aan HLA toegewezen gekapitaliseerde schadebedrag overstijgt de toegewezen vordering van het Kadaster in conventie ruimschoots. Het beroep van HLA op verrekening brengt mee dat per saldo geen vordering in conventie meer resteert, zodat deze vordering zou kunnen worden afgewezen. Ter voorkoming van executieproblemen kiest de rechtbank ervoor om het toegewezen deel van de vorderingen in conventie en in reconventie te onderscheiden.
in conventie en in reconventie voorts
2.22. Nu partijen over en weer op onderdelen in het (on)gelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. veroordeelt HLA tot betaling aan het Kadaster van een bedrag van € 91.007,00, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW over een bedrag van € 68.067,00 vanaf 30 juli 2008 en de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW over een bedrag van € 23.000,00 vanaf 23 juni 2008, dit tot aan de tot aan de dag der algehele voldoening;
3.2. verklaart voor recht dat het Kadaster onrechtmatig jegens HLA heeft gehandeld door na te laten HLA op de hoogte te stellen van de aanbesteding met betrekking tot de KLIC-viewer en dat het Kadaster aansprakelijk is voor de schade die HLA daardoor heeft geleden en lijdt;
3.3. veroordeelt het Kadaster tot betaling van de schade per 28 december 2011 begroot op een bedrag van € 10.000.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 28 december 2011;
in conventie en in reconventie
3.4. verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen tot betaling uitvoerbaar bij voorraad;
3.5. compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.6. wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Strens-Meulemeester, mr. M. Engelbert-Clarenbeek en mr. M.J. Vos en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2011.