ECLI:NL:RBZUT:2011:BU6404

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
30 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940221-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met een bierglas in 's-Heerenberg

Op 30 november 2011 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die op 21 mei 2011 in 's-Heerenberg een andere cafébezoeker met een bierglas in het gezicht heeft geslagen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De feiten zijn als volgt: de verdachte heeft het slachtoffer opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toegebracht door hem met een bierglas in het gezicht te slaan, wat resulteerde in blijvend gezichtsverlies en andere ernstige verwondingen. Het slachtoffer heeft meerdere operaties ondergaan, maar het is onzeker of hij volledig zal herstellen.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het geweld, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de impact op het slachtoffer. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank besloot tot een gedeeltelijk voorwaardelijke straf, mede op basis van een psychologisch rapport waaruit bleek dat de verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis en alcoholmisbruik. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een behandeling bij een GGZ-instelling.

De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 302 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan zware mishandeling en heeft hem vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van geweld in het uitgaansleven en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940221-11
Uitspraak d.d.: 30 november 2011
Tegenspraak / dnip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1982],
ingeschreven op het adres [adres],
feitelijk verblijvende te [adres].
Raadsman: mr. E.J. Verster, advocaat te Zutphen
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
16 november 2011.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 mei 2011 te 's-Heerenberg, gemeente Montferland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (blijvend of langdurig gezichtsverlies en/of perforatieletsel van het hoornvlies en/of beschadiging van het netvlies en/of het regenboogvlies en/of de lens van het (linker)oog en/of een of meer (blijvende) littekens in en/of om het (linker)oog en/of (de rest van) het gezicht), heeft toegebracht, door die [slachtoffer] opzettelijk (met kracht) een- of meermalen met een (bier)glas in/op/tegen (de nabijheid van)
het (linker)oog, althans in/op/tegen (de linkerzijde van) het gezicht, te slaan en/of te duwen en/of te drukken en/of te steken en/of te snijden;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 21 mei 2011 te 's-Heerenberg, gemeente Montferland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] (met kracht) een- of meermalen, met een (bier)glas in/op/tegen (de nabijheid van) het (linker)oog, althans in/op/tegen (de linkerzijde van) het gezicht heeft geslagen en/of geduwd en/of gedrukt en/of gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 21 mei 2011 te 's-Heerenberg, gemeente Montferland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] (met kracht) een- of meermalen met een (bier)glas in/op/tegen (de nabijheid van) het (linker)oog, althans in/op/tegen (de linkerzijde van) het gezicht heeft geslagen en/of geduwd en/of gedrukt en/of gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (blijvend of langdurig gezichtsverlies en/of perforatieletsel van het hoornvlies en/of beschadiging van het netvlies en/of het regenboogvlies en/of de lens van het (linker)oog en/of een of meer (blijvende) littekens in en/of om het (linker)oog en/of (de rest van) het gezicht), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 21 mei 2011 omstreeks 01.45 uur kreeg de politie melding van een mishandeling die gepleegd zou zijn in een café in 's-Heerenberg, gemeente Montferland. Het slachtoffer, [slachtoffer], zou zijn geslagen met een bierglas en daarbij ook glas in het oog gekregen hebben. Op het moment dat de politie ter plaatse arriveerde, was het slachtoffer al met een ambulance naar het ziekenhuis afgevoerd. De verdachte had in de tussentijd zelf al telefonisch contact met de politie opgenomen. Hij heeft zich bij de arriverende politieagenten gemeld en is vervolgens aangehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, namelijk zware mishandeling.
De officier van justitie baseert de bewezenverklaring onder meer op de bekennende verklaring van verdachte, zowel ter zitting als tegenover de politie. Voorts baseert zij de bewezenverklaring van het feit op de aangifte van het slachtoffer, de medische verklaringen en de verklaringen van de getuigen [getuige A], [getuige B], [getuige C] en [getuige D]. Volgens de officier van justitie past het bij het slachtoffer geconstateerde letsel bij het tweemaal slaan met een bierglas door verdachte.
Gelet op de wijze waarop geslagen is, is de officier van justitie van oordeel dat er sprake is van vol opzet. Verdachte ergerde zich al langer aan [slachtoffer]. Hij voelde zich op 21 mei 2011 door hem uitgedaagd, had er toen genoeg van en heeft, terwijl hij een glas in zijn hand hield, bewust met dat glas in het gezicht van [slachtoffer] geslagen, aldus de officier van justitie.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte erkent dat hij aangever zwaar heeft mishandeld, zoals primair ten laste is gelegd. Via voorwaardelijk opzet kan dit bewezen worden verklaard. Verdachte was zich er evenwel niet van bewust dat hij een glas in zijn hand had toen hij sloeg. Het ontstane letsel is dan ook niet bewust ontstaan.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan van zware mishandeling. Hij was op 21 mei 2011 in een café te 's-Heerenberg, gemeente Montferland. Ter hoogte van de bar vroeg hij aan een jongen of die aan de kant wilde gaan. Deze jongen keek hem boos aan. Hij voelde vervolgens een klap ter hoogte van zijn linkeroog. Hij voelde glas in zijn gezicht kapotgaan. Hij voelde pijn en bloedde hevig. Vervolgens kreeg hij nog een tweede klap ter hoogte van zijn linkeroog. Hij had pijn maar door de eerste klap had hij al zoveel bloed in zijn gezicht dat hij niets meer zag. Hij voelde direct dat het niet goed was. Hij is met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd.
Uit medische informatie van GGD Gelre-IJssel2 blijkt dat aangever een perforatieletsel heeft van het linker-hoornvlies en beschadiging van het netvlies, het regenboogvlies en de lens van het linkeroog. Op dit moment is er geen uitspraak mogelijk over het herstel en de uiteindelijke definitieve schade, maar de verwachting is dat het gezichtsverlies blijvend zal zijn.
Er is letsel van de huid in het gelaat, passend bij een scherp voorwerp zoals glas.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 16 november 2011 verklaard dat hij [slachtoffer] op 21 mei 2011 in het desbetreffende café hard van zich af heeft geduwd. Met één hand heeft hij hard tegen diens borstkas geduwd en gelijktijdig met zijn andere hand hard in diens gezicht. In de hand waarmee hij [slachtoffer] in het gezicht heeft geduwd, had hij schijnbaar een glas vast.
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard3 dat [slachtoffer] op hem af kwam lopen, voor hem kwam staan en hem provoceerde. Hijzelf stond met een bierglas in zijn rechterhand. Hij heeft [slachtoffer] met de linkerhand van zich afgeduwd en met de rechterhand zijn gezicht met kracht weggeduwd, terwijl hij in die hand een bierglas vasthield. Het glas kwam in het gezicht van [slachtoffer] en hij voelde dat het glas brak.
De getuige [getuige A] heeft verklaard4 dat hij in het café geschreeuw hoorde en zag dat verdachte tegenover [slachtoffer] stond. [slachtoffer] greep met zijn beide handen naar zijn gezicht, terwijl verdachte zijn hand, die hij bij het gezicht van [slachtoffer] hield, terugtrok. Op dat moment sloeg verdachte zijn hand met opzet en met kracht weer in de richting van het gezicht van [slachtoffer], een soort maaibeweging. Hij zag dat [slachtoffer] bloed in en om zijn linkeroog had.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich er niet van bewust was dat hij een bierglas in zijn hand had terwijl hij aangever in het gezicht duwde. Ook heeft hij verklaard dat hij aangever slechts één keer in het gezicht heeft geduwd. Echter, uit de verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd, blijkt dat hij zich destijds wel degelijk bewust was van het feit dat hij een glas in zijn hand had toen hij de aangever in het gezicht sloeg. Hoewel verdachte ontkent dat hij aangever een tweede keer in het gezicht heeft geslagen, wordt dit onderdeel van de aangifte van [slachtoffer] ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige A].
De rechtbank is van oordeel dat de aard van het handelen van verdachte redelijkerwijs geen andere conclusie toelaat dan dat hij zich ten minste willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.
De rechtbank acht op grond van het voren overwogene het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 21 mei 2011 te 's-Heerenberg, gemeente Montferland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (blijvend of langdurig gezichtsverlies en perforatieletsel van het hoornvlies en beschadiging van het netvlies en het regenboogvlies en de lens van het linkeroog en (blijvende) littekens in en om het linkeroog en de rest van het gezicht) heeft toegebracht, door die [slachtoffer] opzettelijk met kracht meermalen met een bierglas in en tegen de nabijheid van het linkeroog, te slaan.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Primair: zware mishandeling
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een rapport opgemaakt d.d. 10 oktober 2011 door drs. R.K.F. Lemmens, klinisch psycholoog. De conclusie van het rapport is dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke en vermijdende trekken. Verdachte lijdt ook aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van een depressie (differentiaaldiagnostich: mogelijk dysthemie). Ten slotte is ook sprake van een stoornis in de vorm van misbruik van alcohol en (dreigende of beginnende) alcoholafhankelijkheid. Dit was ook aanwezig voorafgaand en tijdens het ten laste gelegde feit. Waarschijnlijk heeft verdachte onder de ontremmende werking van alcohol verkeerd. Op grond hiervan moet verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat aan het rapport van de psycholoog voorbij dient te worden gegaan, nu uit het rapport kan worden afgeleid dat zijn conclusies niet zijn gebaseerd op het volledige strafdossier. De rechtbank merkt op dat door de officier van justitie geen contra-expertise in het geding is gebracht, en ziet ook overigens geen aanleiding om de conclusies van de deskundige als onvoldoende onderbouwd terzijde te schuiven. De rechtbank kan zich verenigen met de conclusies van de psycholoog Lemmens en neemt deze over.
Verdachte is strafbaar nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het primair ten laste gelegde feit te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
Ter toelichting heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte impulsief, dus extra gevaarzettend, heeft gehandeld door een bierglas als wapen te hanteren. Verdachte heeft dit wapen gericht gebruikt op een zeer kwetsbaar lichaamsdeel van aangever. Hij heeft hem daarmee ernstig en blijvend letsel toegebracht. Dit geweld is in het uitgaansleven gepleegd. Ook heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat verdachte eerder een geweldsdelict heeft gepleegd en dat hij een zekere opleiding heeft genoten, waardoor van hem verwacht mag worden dat hij in dit soort situaties met frustratiegevoelens om kan gaan. Bij de hoogte van de eis heeft zij bovendien aansluiting gezocht bij vergelijkbare zaken.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte geen enkele rechtvaardigingsgrond ziet voor het door hem veroorzaakte letsel. Hij heeft verzocht de verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zodat de verdachte de door de psycholoog en de reclassering geadviseerde en inmiddels opgestarte behandeling kan voortzetten. Een eventueel onvoorwaardelijk deel zou het beste kunnen in de vorm van een taakstraf. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou desastreuze gevolgen hebben voor verdachte, aangezien hij daardoor zijn woning en inkomen zal verliezen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het toebrengen van zware mishandeling, gepleegd in een uitgaansgelegenheid. Verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] in ernstige mate aangetast. Hij heeft zonder enige aarzeling grof en bijzonder ernstig geweld gebruikt door met een bierglas in zijn hand hard in het gezicht van aangever [slachtoffer] te slaan. Al tijdens de eerste klap brak het glas in het gezicht van aangever [slachtoffer] kapot. Verdachte heeft vervolgens nogmaals met dat kapotte glas in zijn hand hard uitgehaald naar [slachtoffer]. [slachtoffer] is een aantal keren geopereerd, maar de verwachting is dat het toegebrachte oogletsel onherstelbaar is. [slachtoffer] zal verder moeten leven met dit oogletsel en met ontsierende littekens in zijn gezicht. Verdachte heeft door zo te handelen [slachtoffer] een zeer traumatische ervaring bezorgd. Bovendien heeft hij op die manier bijgedragen aan de in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid.
Om voldoende recht te doen aan de aard en buitengewone ernst van deze vorm van (uitgaans)geweld, acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf passend en geboden. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat het belangrijk is dat aan verdachte, zoals geadviseerd wordt door Lemmens en de reclassering5, reclasseringstoezicht wordt opgelegd, mede om een dergelijk gedrag in de toekomst te voorkomen. De rechtbank zal daarom een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en daaraan bijzondere voorwaarden verbinden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
+ verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
+ verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
+ verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als: primair: zware mishandeling
+ verklaart verdachte strafbaar;
+ veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren;
+ bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 1 (één) jaar niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
+ stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die hem zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang de reclassering dit nodig oordeelt, ook indien zulks zal inhouden dat veroordeelde zal dienen deel te nemen aan een ambulante behandeling bij een GGZ-instelling of een door de reclassering aan te wijzen soortgelijke instelling;
Veroordeelde dient zich binnen vijf dagen na het einde van de detentie te melden bij Reclassering Nederland, unit Nijmegen. Hierna moet veroordeelde zich gedurende door de reclassering bepaalde periode blijven melden, zo frequent als de reclassering dit nodig acht;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
+ geeft de reclassering opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
+ beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
+ heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Troost, voorzitter, Heenk en Van Breda, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 november 2011.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer BHV-2011068938, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, team Montferland, gesloten en ondertekend op 27 juni 2011.
2 Medische informatie van GGD Gelre-IJssel d.d. 21 juni 2011, pag. 201-203 en de aanvullende informatie d.d. 26 juli 2011
3 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 168-170
4 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A], pag. 82-84
5 Voortgangsverslag van Reclassering Nederland, Toezicht Unit Nijmegen d.d. 31 oktober 2011