ECLI:NL:RBZUT:2011:BT6756

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
4 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
453728 HA 11-53
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst bij zorgverlening via persoonsgebonden budget

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 4 oktober 2011 uitspraak gedaan over een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst tussen een verzoeker, die ongeneeslijk ziek is en zorg nodig heeft, en een zorgverlener, de verweerder. De verzoeker had een persoonsgebonden budget (PGB) waarmee hij zorg op maat kon inkopen. De werkgever, verzoeker, wilde de arbeidsovereenkomst ontbinden omdat hij de zorgverlening anders wilde inrichten en een derde zorgverlener wilde inschakelen. De verweerder was echter niet bereid om zijn uren te verminderen, wat leidde tot het verzoek tot ontbinding.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de door de werkgever geschetste verstoring van de onderlinge verhoudingen en de keuze voor een andere invulling van de zorgverlening niet voldoende waren om tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst te leiden. De rechtbank oordeelde dat de zorgvraag van de verzoeker in de loop der jaren was veranderd, maar dat dit niet betekende dat de arbeidsovereenkomst ontbonden moest worden. De verweerder had zich in het verleden flexibel opgesteld en was bereid om enkele uren in te leveren, wat de rechtbank als positief beschouwde.

De rechtbank concludeerde dat er geen gewichtige redenen waren voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst en wees het verzoek van de verzoeker af. Tevens werden de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van goede communicatie en samenwerking tussen werkgever en werknemer in de zorgsector, vooral wanneer het gaat om veranderingen in zorgbehoeften.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Kanton – Locatie Oost Gelre
Zaaknummer: 453728 HA 11-53
Afschrift aan: mr. De Bruine en mr. Van de Chijs
Verzonden d.d. 4 oktober 2011
Beschikking d.d. 4 oktober 2011 van de kantonrechter
inzake
[verzoeker], wonende te Doetinchem,
verzoeker, hierna te noemen “[verzoeker]”,
gemachtigde: mr. K. de Bruine (voorheen mr. M.L. Mooibroek),
t e g e n
[verweerder], wonende te Dinxperlo,
verweerder,
gemachtigde: mr. M. van der Chijs.
1. Het procesverloop
Dit blijkt uit:
- het op 6 juli 2011 ter griffie ingekomen verzoekschrift met producties
- het op 8 september 2011 binnengekomen verweerschrift
- de mondelinge behandeling van 20 september 2011, waarbij de gemachtigde van [verzoeker] gebruik heeft gemaakt van pleitnotities en waarvan overigens aantekening is gehouden door de griffier.
Hierna is de beschikking bepaald op heden.
2. De feiten
2.1. [verzoeker] is ongeneeslijk ziek en heeft daardoor verpleging, begeleiding, vervoer en persoonlijke verzorging nodig. Aan hem is een persoonsgebonden budget (hierna: PGB) toegekend, waarmee hij zelf de benodigde “zorg op maat” kan inkopen.
Door het inkopen van die zorg ontstaat een arbeidsovereenkomst met de zorgverlener, waarbij [verzoeker] als werkgever moet worden aangemerkt.
2.2. [verweerder], geboren in [1970], is per 22 mei 2004 in dienst getreden bij [verzoeker] als zorgverlener. Per 1 mei 2009 hebben zij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten, voor 33 uur zorg per week.
Het huidige salaris bedraagt € 2.431,00 bruto, inclusief 8% vakantiebijslag.
2.3. In december 2010 heeft [verweerder] zich ziek gemeld bij [verzoeker]. Na een re-integratieperiode vanaf maart 2011, heeft [verweerder] zijn werkzaamheden voor [verzoeker] per 1 juli 2011 volledig hervat.
3. Het geschil
3.1. [verzoeker] heeft verzocht de arbeidsovereenkomst tussen partijen voorwaardelijk – zo later mocht blijken dat deze nog bestaat - te ontbinden vanwege gewichtige redenen, bestaande uit zodanige veranderingen in de omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst dadelijk, althans op een nader te bepalen datum behoort te eindigen, zonder toekenning van een vergoeding, met veroordeling van [verweerder] in de kosten van de procedure.
3.2. [verzoeker] legt aan zijn verzoek, bezien tegen de achtergrond van de feiten, het
volgende ten grondslag.
De zorgvraag van [verzoeker] is in de loop van de jaren veranderd. In 2004 was het totaal aantal uren zorg per week 58 uur, verdeeld over 33 uur voor [verweerder] en 25 voor een andere zorgverlener. De behoefte aan steeds meer en intensievere zorg neemt echter voortdurend toe. Gebleken is dat bij vakantie en langdurige afwezigheid wegens ziekte, de andere zorgverlener niet alle zorg kan bieden die noodzakelijk is voor [verzoeker]. Om continue die zorg te kunnen bieden, is het essentieel dat de zorgverlening anders wordt ingericht. [verzoeker] heeft daartoe voorgesteld een derde zorgverlener in dienst te nemen en de totale zorguren te verdelen over de drie zorgverleners. [verweerder] is echter niet bereid zijn uren te beperken.
[verzoeker] heeft getracht met [verweerder] tot een voor beiden aanvaardbare oplossing te komen, maar is daarin niet geslaagd. Als de organisatie van de zorgverlening ongewijzigd blijft, zal deze zorgverlening aan [verzoeker] echter ernstig in gevaar komen. Om goede zorg te kunnen waarborgen, is het onderhavige verzoek ingediend.
3.3. [verweerder] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Op de inhoud van het verweer zal hieronder waar nodig nader worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is gebleken dat [verzoeker] geen voorwaardelijk verzoek heeft beoogd, zodat in de beoordeling verder van een onvoorwaardelijk verzoek zal worden uitgegaan.
4.2. Niet gebleken is dat het verzoek verband houdt met het bestaan van enig wettelijk opzegverbod. Ten tijde van het indienen van het verzoekschrift was [verweerder] immers niet meer arbeidsongeschikt en overigens moet worden geconstateerd dat niet zijn ziekte, maar de zorgvraag van [verzoeker] zelf de reden is geweest voor het onderhavige verzoek.
4.3. [verweerder] heeft betwist dat de toenemende zorgvraag van [verzoeker] aan voortzetting van zijn dienstverband in de weg zou staan. Hij heeft aangevoerd dat de zorgvraag in de afgelopen jaren niet zwaarder is geworden, maar dat [verzoeker] enkel heeft gekozen voor een andere invulling van de zorgverlening.
Vaststaat dat (de familie van) [verzoeker] door veranderde inzichten een andere invulling van de zorguren beoogd. Dat de zorg in de loop van de jaren zwaarder begint te drukken en dat (de familie van) [verzoeker] een derde zorgverlener heeft willen aantrekken om ziekte en calamiteiten beter te kunnen opvangen, is begrijpelijk. Uit hetgeen ter zitting is besproken moet worden geconstateerd dat deze derde zorgverlener momenteel al wekelijks meedraait, waarbij zij extra zorguren invult, bovenop de aan [verweerder] en de tweede zorgverlener toegekende uren.
[verzoeker] heeft bij de herinrichting van de zorg echter tevens van [verweerder] gevraagd om arbeidstijd in te leveren ten behoeve van deze derde zorgverlener. Daargelaten of [verweerder] de in te leveren uren door andere inkomsten zou kunnen opvangen, zoals door [verzoeker] gesteld, mocht laatstgenoemde niet van [verweerder] verwachten dat hij zonder meer met het inleveren van een substantieel deel van zijn inkomen akkoord zou gaan. Het voorstel behelsde immers het inleveren van een derde van zijn uren.
Door [verzoeker] is onvoldoende toegelicht dat het noodzakelijk zou zijn de zorgverlening zodanig te organiseren dat elke zorgverlener evenveel uren werkt. Deze verdeling van de uren lijkt slechts te zijn ingegeven door het feit dat [verzoeker] de derde zorgverlener een bepaalde inkomensgarantie wil verstrekken.
Dat [verweerder] niet bereid zou zijn om aan een andere organisatie van de zorgverlening mee te werken, is overigens niet gebleken. [verweerder] heeft onweersproken aangevoerd dat hij zich in het verleden altijd flexibel heeft opgesteld en hij heeft in deze procedure bovendien zijn aanbod gestand gedaan, om 6,5 uur per week in te leveren aan werkzaamheden in het weekend. Elk van de drie zorgverleners zou in dat geval één avond in het weekend blijven werken. Overwogen wordt dat ook bij een dergelijke urenverdeling over de drie zorgverleners sprake zou kunnen zijn van een zodanige continuïteit, dat daarmee voldoende zekerheid voor opvang bij ziekte en calamiteiten zou kunnen worden verkregen. Van de zijde van [verzoeker] is niets aangevoerd waaruit het tegendeel zou kunnen blijken.
Een en ander betekent dat deze grondslag onvoldoende is om het verzoek te dragen.
4.4. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] overigens nog aan het verzoek ten grondslag gelegd dat sprake is van een vertrouwensbreuk en dat reeds om die reden ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de rede ligt.
De door [verzoeker] gestelde verstoorde verhoudingen vloeien voort uit de discussie over de door [verweerder] in te leveren uren. Van een oncoöperatieve houding aan de kant van [verweerder] is echter niet gebleken, nu hij zich bereid heeft getoond om [verzoeker] tegemoet te komen, zoals hiervoor al is overwogen. Ook het functioneren van [verweerder] staat niet ter discussie, in tegendeel: het pleit voor hem dat hij zich bij de uitoefening van zijn zorgtaak niet heeft laten beïnvloeden door de met de familie van [verzoeker] ontstane (communicatie) problemen en deze procedure. Ook deze grondslag is dus, zowel zelfstandig als in samenhang met het voorgaande, onvoldoende om het verzoek te dragen.
4.5. Omdat geen andere relevante feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die thans tot ontbinding van de overeenkomst zouden moeten leiden, zal het verzoek worden afgewezen.
4.6. In de omstandigheden van het geval wordt aanleiding gevonden de proceskosten te compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
5. Beslissing
De kantonrechter:
5.1. wijst het verzoek af;
5.2. compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mr. I.C.J.I.M. van Dorp en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 oktober 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.