ECLI:NL:RBZUT:2011:BT6579

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
4 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940411-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling in Lochem onder invloed van alcohol

Op 4 oktober 2011 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. De verdachte, onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol, heeft op 16 oktober 2010 in Lochem het slachtoffer verwond met een scherp voorwerp. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het slachtoffer, na een meningsverschil, met een mes of een vergelijkbaar scherp voorwerp in de buik en hand heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid, maar dat er wel sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft hem verplicht tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het delict, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en het feit dat de verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de immateriële schade is vastgesteld op € 750,00 en materiële schade op € 240,00.

De rechtbank heeft de teruggave gelast van in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbenden. De uitspraak is gedaan in het openbaar, waarbij de rechtbank de betrokken partijen en hun advocaten heeft gehoord. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair tenlastegelegde poging doodslag, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte de intentie had om het slachtoffer van het leven te beroven.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/940411-10
Uitspraak d.d. 04 oktober 2011
Tegenspraak - oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1971],
wonende te [plaats, adres].
Raadsvrouw mr. Scholten, advocaat te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 september 2011.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 07 september 2011 is gewijzigd, is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 oktober 2010 in de gemeente Lochem
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in/tegen de buik en/of in de richting van het hoofd, althans lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht
althans, dat
hij op of omstreeks 16 oktober 2010 in de gemeente Lochem, aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een buikwond en/of abces) heeft toegebracht, door met dat opzet een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de buik, althans in het lichaam van die [slachtoffer] te steken;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, dat
hij
op of omstreeks 16 oktober 2010
in de gemeente Lochem
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [slachtoffer], met een (fruit)mesje, althans met een scherp en/of
een puntig voorwerp, meermalen, althans éénmaal, in de buik, in ieder geval
in het (onder)lichaam en/of in de richting van het hoofd heeft gestoken en/of
meermalen, althans éénmaal in de hand heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij
op of omstreeks 16 oktober 2010
in de gemeente Lochem
opzettelijk mishandelend [slachtoffer] met een (fruit)mesje, althans met een
scherp en/of een puntig voorwerp, meermalen, althans éénmaal, in de buik, in
ieder geval in het (onder)lichaam heeft gestoken en/of meermalen, althans
éénmaal in de hand heeft gestoken en/of gesneden,
waardoor deze [slachtoffer] letsel (steek- en/of snijwond(en) heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 16 oktober 2010 omstreeks 01.18 uur kwam bij de meldkamer van Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland telefonisch de melding binnen dat nabij [café] aan d[adres te plaats] een steekpartij had plaatsgevonden. Als mogelijke dader werd door omstanders genoemd [verdachte], die bij de GBA-administratie bekend is als [verdachte],en die zich zou ophouden in perceel [adres te plaats], alwaar hij is aangehouden. Een mogelijk steekwapen is niet gevonden. Het slachtoffer [slachtoffer] is per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd.
Op de exacte plaats delict (aangewezen door [getuige A]) zijn een paar bloeddruppels veilig gesteld en bemonsterd. Ook is de kleding van [slachtoffer] en [verdachte] meegenomen voor verder sporenonderzoek2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair tenlastegelegde "poging doodslag" bewezen kan worden verklaard op grond van de aangifte en de getuigenverklaringen. Volgens de officier van justitie heeft verdachte bij het steken met een mes in de buik daadwerkelijk de kans aanvaard dat het slachtoffer zodanig letsel oploopt dat hij overlijdt. De officier van justitie is van mening dat de verklaring van verdachte ongeloofwaardig en leugenachtig is en nergens in het dossier wordt ondersteund. De verklaringen van aangever en getuigen komen daarentegen redelijk overeen.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw van verdachte is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat er die avond iets gebeurd is, maar dat niemand iets gezien heeft; ook verdachte niet. Het volgens de officier van justitie aanwezige bewijs in het dossier berust slechts op vermoedens. Niemand heeft gezien dat verdachte met een mes gestoken heeft, er is geen steekwapen gevonden en het is maar de vraag of de verwondingen van [slachtoffer] het gevolg zijn van het handelen van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het primair tenlastegelegde "poging doodslag" heeft begaan. Nu er geen mes of steekwapen is aangetroffen, is onbekend hoe scherp en hoe lang dit voorwerp was. Uit de geneeskundige verklaring3 blijkt niet dat er sprake was van zodanig ernstige verwondingen of bloedverlies dat het slachtoffer heeft moeten vrezen voor zijn leven. Ook blijkt niet uit de geneeskundige verklaring dat de steekwonden zodanig diep waren dat bij een iets diepere steek of een steek net naast de plaats van de huidige verwondingen vitale organen geraakt zouden zijn. Ook overigens bevat het dossier onvoldoende aanwijzingen dat het slachtoffer tengevolge van het aan hem toegebrachte letsel (mogelijk) had kunnen overlijden, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit (poging doodslag).
De rechtbank acht evenmin het subsidiair tenlastegelegde feit (dat verdachte het slachtoffer zwaar lichamelijk letstel heeft toegebracht) wettig en overtuigend bewezen.
De verbalisant die kort na het voorval ter plaatse was zag4 dat het slachtoffer "een gaatje in zijn buik had van ongeveer 1 à 1,5 cm". De medische verklaring5 vermeldt dat een steekwond is geconstateerd in de bovenbuik en in de rechter handpalm van het slachtoffer, maar vermeldt niets over de grootte en diepte van de wond. Uit bijlage 5 bij het oorspronkelijke voegingsformulier6 van de benadeelde partij [slachtoffer] blijkt dat de buikwond gehecht is met één hechting. Daarbij komt dat aangever zelf heeft verklaard7 dat er gelukkig geen vitale organen geraakt zijn. Hoewel uit het aanvullende voegingsformulier8 valt af te leiden dat het slachtoffer maanden later opnieuw medisch behandeld moest worden voor een littekenbreuk, valt het volgens de rechtbank niet uit te sluiten dat dit het gevolg is geweest van onvoldoende adequaat medisch handelen. De rechtbank kan derhalve niet vaststellen dat deze littekenbreuk een direct gevolg is van het handelen van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte voor het subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank baseert zich hierbij op de volgende bewijsmiddelen.
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard9 dat hij op 16 oktober 2010 na een verjaardag naar zijn stamkroeg [café] is geweest in Lochem. Toen [verdachte] waarschijnlijk onder invloed van alcohol tegen hem aanliep, zei hij hier iets van. Bij de bar heeft hij hem weer verteld om rustig aan te doen. [verdachte] gaf hem gelijk en samen zijn zij naar buiten gelopen en hebben rustig staan praten tot de vrouw van [verdachte] kwam. Zij kraamde van alles uit in de richting van [slachtoffer] waardoor [verdachte] weer opgefokt raakte. Enkele seconden later voelde aangever een branderig gevoel in zijn buik. Aangever had direct het gevoel door [verdachte] - die recht voor hem stond - gestoken te zijn. Hij deinsde achteruit en zag [verdachte] met zijn (rechter)hand boven zijn hoofd zwaaien. In een reactie hield aangever de handen voor zijn hoofd en voelde vervolgens dat hij aan de binnenkant van zijn rechterhand werd geraakt door een scherp voorwerp. Aangever heeft geen steekwapen gezien.
Hierna gooide aangever [verdachte] tegen de muur en rende naar [naam A], die ongeveer 20 meter van [café] woont in de [adres]. In zijn woning wachtte [slachtoffer] op de ambulance. In de ambulance kreeg hij een telefoontje van iemand die zei: "Met [verdachte], sorry kerel. Het spijt mij. Ik had het nooit moeten doen". Aangever begreep gelijk dat hij verdachte aan de lijn had. Zijn moeder [moeder slachtoffer] die met hem meereed in de ambulance heeft verklaard10 dat zij dit telefoontje van haar zoon heeft overgenomen, omdat hij nog door het ambulancepersoneel behandeld werd. Zij hoorde een mannenstem zeggen: "Sorry jongen...het komt allemaal wel weer goed. Het was niet de bedoeling...".
Getuige [getuige B] heeft verklaard11 dat hij op 16 oktober 2010 als klant in [café te plaats] was. Hij zag dat in [café] [verdachte] en [slachtoffer] een discussie hadden. Hij is ze naar buiten gevolgd, waar de discussie zich voortzette, eerst bij het raam, later in het steegje rechts van [café]. Hij zag [verdachte] en [slachtoffer] elkaar duwen en aan elkaar trekken.
Hij heeft geen slagen of schoppen gezien, geen stekende bewegingen en geen mes.
Hij hoorde [slachtoffer] zeggen: "Die kankerlijer heeft me gestoken", en hij zag bloed op het shirt van [slachtoffer]. Hij heeft bij [slachtoffer] een bloedende steekwond in zijn buik gezien en in zijn hand.
Getuige [getuige A] heeft verklaard12 dat hij op 16 oktober 2010 als bedrijfsleider werkzaam was in [café te plaats]. [verdachte] kwam aan de bar. [getuige A] wees hem op het feit dat hij een toegangsverbod had voor [café]. [slachtoffer] die ook aan de bar zat, begon zich met dit gesprek te bemoeien. [getuige A] zei dat zij dit gesprek maar buiten moesten voortzetten. [slachtoffer] nam [verdachte] mee naar buiten. Voor het raam ontstond een heftige discussie. Hierna verplaatste de ruzie zich naar het steegje en zag [getuige A] dat er vuistslagen vielen en dat ze elkaar vastpakten. Bij de ruzie in het steegje was verder niemand anders. Ineens stapte [slachtoffer] bij [verdachte] weg en liep op [getuige A] toe. [getuige A] zag dat [slachtoffer] zijn shirt omhoog trok en hij zag bloed uit steekwonden lopen. [getuige A] heeft het moment dat [slachtoffer] gestoken is niet gezien. Een mes heeft hij ook niet gezien. Hij heeft [verdachte] horen zeggen: "Ik heb hem gestoken met een fruitmesje".
[getuige A] heeft de exacte locatie van de steekpartij aangewezen13 en daar zijn een paar druppels bloed aangetroffen.
Blijkens de geneeskundige verklaring14 heeft [slachtoffer] als uitwendig letsel een steekwond in de bovenbuik en in de rechter handpalm met een gering uitwendig bloedverlies
Verbalisant [verbalisant] hoorde verdachte kort na zijn aanhouding verklaren15: "Ik heb hem net gebeld en het viel allemaal wel mee", kennelijk met "hem" het slachtoffer bedoelend. Verder hoorde verbalisant verdachte verklaren dat hij gehandeld had uit zelfverdediging.
In de kleding van verdachte werd bij zijn insluitingsfouillering een mobiele telefoon aangetroffen met het nummer [nummer]. Deze telefoon staat op naam van getuige [getuige C]. Getuige [getuige C] heeft verklaard dat deze telefoon op haar naam staat, maar door verdachte wordt gebruikt.17 Voorts heeft zij verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte, toen hij naar haar huis was gegaan en voordat hij is aangehouden, heeft gebeld met deze telefoon. Uit het onderzoek van de historische printgegevens blijkt dat in de nacht van 16 oktober 2010 om 01.57 uur door het mobiele nummer [nummer] is gebeld met het mobiele nummer van het slachtoffer [slachtoffer]18
Verdachte heeft verklaard19 dat hij eerst op bezoek is geweest bij [naam B], [adres te plaats]. Daarna is hij met [naam B] en [getuige C] naar [café] gegaan in Lochem. In [café] heeft hij bier gedronken - hij was behoorlijk dronken en heeft die avond wel 15 of 20 glazen bier gedronken - en zag hij de hem bekende [slachtoffer ]. [slachtoffer] begon tegen hem te praten over zijn familie. Verdachte had daar geen zin in en liep met [naam B] en [getuige C] richting uitgang. Bij de voordeur werd hij plotseling van achteren in elkaar getrapt en viel op de grond. Op de grond werd hij tegen zijn hoofd getrapt. Hij zag [slachtoffer] bij hem staan en tegen zijn knieën schoppen. Toen hij [naam A] aan zag komen lopen, is hij hard weggelopen en naar de [adres] gegaan. [naam A] is hem daar komen zeggen dat de politie hem zocht.
Hij heeft [slachtoffer] niet vast gehad en hij heeft [slachtoffer] niet gestoken. Verdachte verklaart nooit een mes bij zich te hebben. Het klopt ook niet dat hij gezegd zou hebben: "Ik heb gestoken met een fruitmesje". Hij heeft niet gestoken.
Verdachte heeft verklaard20 dat hij het telefoonnummer [nummer] kent als het nummer van zijn ex [getuige C]. De telefoon lag bij [getuige C] op tafel en hij vermoedt dat zijn kameraad [naam A] met die telefoon naar [slachtoffer] gebeld heeft. Het kan zijn dat hij de telefoon van [getuige C] gepakt heeft toen hij naar buiten liep.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard21 dat hij zich alleen kan herinneren dat hij een klap op zijn achterhoofd heeft gekregen en op de grond terecht is gekomen en dat hij [slachtoffer] die nacht niet heeft gebeld.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de vorenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband bezien, verdachte degene is geweest die [slachtoffer] verwond heeft. Volgens aangever [slachtoffer] stond verdachte, die opgefokt was, voor hem en voelde aangever op dat moment een branderig gevoel in zijn buik. Hij had direct het gevoel door verdachte gestoken te zijn. Hij zag verdachte met zijn rechterhand boven zijn hoofd zwaaien, hield de handen voor zijn hoofd en voelde vervolgens dat hij aan de binnenkant van zijn rechterhand werd geraakt door een scherp voorwerp. Volgens getuigen [getuige B] en [getuige A] hadden [slachtoffer] en verdachte in het steegje een discussie/ruzie en pakten ze elkaar vast. Er was op dat moment niemand anders in het steegje waar het incident zou hebben plaatsgevonden en waar op aanwijzen van getuige [getuige A] ook bloedsporen zijn aangetroffen. Er komt uit het dossier ook geen andere persoon dan verdachte naar voren die het letsel bij aangever [slachtoffer] zou kunnen hebben toegebracht. Daarbij komt dat verdachte niet alleen volgens aangever [slachtoffer] die nacht met hem zou hebben gebeld, maar dat dit ondersteund wordt door de verklaring van getuige [getuige C] en het historische printonderzoek. Dit alles wordt ondersteund door hetgeen verdachte tegen verbalisant [verbalisant] heeft gezegd.
Voorts overweegt de rechtbank dat het bij [slachtoffer] ontstane letsel dat vervolgens door de politieagent is gezien en in het ziekenhuis is geconstateerd past bij het letsel veroorzaakt door een scherp/puntig voorwerp en dat dit letsel bovendien past bij de beschrijving van het voorval door aangever.
Door met een scherp/puntig voorwerp in de richting van iemands hoofd te zwaaien/steken wordt willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat daardoor zwaar lichamelijk letsel ontstaat. Dit geldt evenzeer voor het steken met een scherp/puntig voorwerp in de buikstreek, nu al snel mogelijk is dat schade wordt toegebracht aan de buikwand. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het bewezenverklaarde kan worden gekwalificeerd als poging tot zware mishandeling. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 16 oktober 2010 in de gemeente Lochem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer], met een scherp en/of een puntig voorwerp in de buik en in de richting van het hoofd heeft gestoken en in de hand heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat onder het meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het meer subsidiair bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Poging tot zware mishandeling;
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdacht wordt veroordeeld voor het primair tenlastegelegde feit tot een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van voorarrest, teruggave van de telefoon aan de rechtmatige eigenaar en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 3.015,36 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit en geen strafmaatverweer gevoerd.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door [slachtoffer] met een scherp/puntig voorwerp in de richting van diens hoofd en in de buik en hand te steken.
Het gebruik van een scherp voorwerp om een kennelijk meningsverschil te beslechten, is een misdrijf dat behoort tot een categorie feiten, die niet alleen voor het slachtoffer, maar ook overigens in de samenleving gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaken. Zeker als dit gebeurt in het uitgaansleven, onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol.
Voorts heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte volgens zijn strafblad22
reeds eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsrapport van 18 oktober 2010, waarin is vermeld dat verdachte niet bekend is met psychische klachten, geen alcoholprobleem heeft en geen contacten heeft (gehad) met hulpverlenende instanties. Er is dan ook geen indicatie voor toezicht op bijzondere voorwaarden en directe interventies of behandelingen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van het onderhavige delict een werkstraf niet aan de orde is.
Bij het bepalen van de duur van de straf heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte vrijgesproken zal worden voor de poging doodslag en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Om die reden komt de rechtbank tot een aanzienlijk lagere straf dan geëist door de officier van justitie. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de LOVS oriëntatiepunten voor straftoemeting en met straftoemeting in vergelijkbare zaken en met het feit dat het hier een poging betreft. Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [plaats, adres], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 3.161,36 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
Tevens is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en toewijzing van de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakend feit.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering tot schadevergoeding kan worden toegewezen voor de gevraagde bedragen, met uitzondering van de kosten voor arbeidsverzuim/inkomstenderving. De officier van justitie is van mening dat uitgegaan dient te worden van nettobedragen, zodat voor vergoeding aan inkomstenderving in aanmerking komt een bedrag van € 969,36. Het totale bedrag dat voor vergoeding in aanmerking komt is dan € 3.015,36.
De raadsvrouw van verdachte stelt zich op het standpunt wegens de door de verdediging gevraagde vrijspraak dat de vordering ongegrond is en dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, dan wel dat de vordering dient te worden afgewezen. Mocht de rechtbank hier anders over denken dan plaatst zij de volgende kanttekeningen bij de vordering. In eerste instantie is er sprake van één hechting, later zijn dit er ineens drie. De verdediging betwist dat de littekenbreuk een direct gevolg is van het feit. De verwonding van het slachtoffer viel kennelijk wel mee, want hij is diezelfde avond weer teruggekeerd naar het bewuste café. Het eigen risico over 2010 wordt niet betwist, maar van het eigen risico over 2011 staat niet vast dat dit te wijten is aan het feit. De inkomstenderving wordt eveneens betwist gelet op het feit dat het slachtoffer wel in staat was diezelfde avond terug te gaan naar het café.
De aangehaalde casus in de Smartengeldgids is niet te vergelijken met deze casus. Een vergoeding van de immateriële schade van € 250,00 in plaats van de gevorderde € 1.600,00 wordt meer als redelijk beschouwd.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan, dat de benadeelde partij als gevolg van het onder het meer subsidiair bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank overweegt hierbij als volgt. De immateriële schade wordt naar redelijkheid en billijkheid geschat op een bedrag van € 750,00. Het meerdere aan immateriële schade is onvoldoende onderbouwd om voor toewijzing in aanmerking te komen. Voor wat betreft de gevorderde materiële schade acht de rechtbank de posten verlies eigen risico over 2010 ( € 165,00) en de kleding (€ 75) toewijsbaar. Of er een causaal verband bestaat tussen de post verlies eigen risico over 2011 en het bewezenverklaarde feit is thans onvoldoende duidelijk, zodat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Ten aanzien van de gevorderde reiskosten, welke onvoldoende duidelijk zijn onderbouwd, en gevorderde inkomstenderving is de rechtbank van oordeel dat de beoordeling van deze vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Ook in die vorderingen zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal het totale schadebedrag naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op € 990,00. De wettelijke rente zal over een bedrag van € 825,00 worden vergoed vanaf 16 oktober 2010 en over het bedrag met betrekking tot het verlies eigen risico 2010 van € 165,00 vanaf 1 januari 2011. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De benadeelde partij kan het meer of anders gevorderde alsnog bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van na te noemen som geld ten behoeve van genoemd slachtoffer.
In beslag genomen voorwerpen
Onder verdachte is inbeslaggenomen een telefoon, Samsung SGH-E900, en onder aangever [slachtoffer] kleding met bloedsporen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat deze voorwerpen kunnen worden teruggegeven aan de rechtmatige eigenaren.
Nu er geen strafvorderlijk belang meer aanwezig is dat zich daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerp aan de verdachte c.q. rechthebbende:
- telefoon, Samsung SGH-E900, retour rechthebbende;
- kleding (blouse), retour [slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 45, 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het meer subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
poging tot zware mishandeling;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* gelast de teruggave van de inbeslaggenomen en nog niet teruggeven telefoon, Samsung SGH-E900 aan de rechthebbende;
* gelast de teruggave van de inbeslaggenomen en nog niet teruggeven kleding (blouse) aan [slachtoffer];
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [plaats, adres]A (rek.nr. [nummer]), van een bedrag van € 990,00, vermeerderd met de wettelijke rente over € 825,00 vanaf 16 oktober 2010 en over € 165,00 vanaf 1 januari 2011, en met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], voornoemd, een bedrag te betalen van € 990,00, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 19 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in
zoverre komt te vervallen;
* verklaart de benadeelde partij voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Aldus gewezen door mr. Heenk, voorzitter, mr. De Jong en Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van De Badts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 04 oktober 2011.
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0630 201052931-38, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 7 december 2010.
2 Proces-verbaal sporenonderzoek, p.54-57
3 Geneeskundige verklaring van 19 november 2011, p. 34
4 Proces-verbaal van bevindingen, p. 40
5 Geneeskundige verklaring van 19 november 2011, p. 34
6 Voegingsformulier dd 22 december 2010
7 Proces-verbaal van aangifte , p. 27
8 Aanvullend voegingsformulier dd.29 juli 2011
9 Proces-verbaal van aangifte, p.26-33
10 Proces-verbaal verhoor getuige, p. 88-89
11 Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 69-70
12 Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 76-79
13 Proces-verbaal van bevindingen, p. 39
14 Geneeskundige verklaring van 19 november 2010, p. 34
15 Proces-verbaal van bevindingen, p. 36
16 Proces-verbaal sporenonderzoek p. 55
17 Proces-verbaal van getuige p. 74
18 Stam proces-verbaal p. 10
19 Proces-verbaal van verhoor, p. 93-101
20 Proces-verbaal van verhoor, p. 93, 100
21 Proces-verbaal ter terechtzitting van 20 september 2011
22 Uittreksel justitiële documentatie van 17 augustus 2011