ECLI:NL:RBZUT:2011:BR4981

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
4 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
123093 / KG RK 11-392
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking verzoek na uitspraak in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de rechtbank Zutphen op 4 augustus 2011 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van [verzoeker] tegen mr. E.G. de Jong. Het wrakingsverzoek volgde na een eerdere beschikking van 10 mei 2011 in een WOZ-zaak, waarin [verzoeker] niet-ontvankelijk was verklaard. [verzoeker] stelde dat mr. De Jong onterecht had geoordeeld over het griffierecht en dat hij niet had erkend dat het bouwwerk dat hij had gekocht niet voldeed aan de bouwtekening. Hij betoogde dat de gemeente Bronckhorst hem onterecht WOZ-aanslagen had opgelegd, omdat het bouwwerk niet als woning kon worden aangemerkt. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking te laat was ingediend, aangezien de wet geen mogelijkheid biedt tot wraking na een uitspraak. De wrakingskamer overwoog verder dat de civiele rechter de aangevoerde kwesties zou moeten behandelen, en niet de bestuursrechter. De rechtbank verklaarde [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek, en adviseerde hem juridische bijstand te zoeken voor zijn civielrechtelijke kwestie.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rekestnummer: 123093 / KG RK 11-392
Beschikking van 4 augustus 2011 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:
[verzoeker]
wonende te [plaats], thans gemeente [gemeente]
verzoeker,
in persoon verschenen,
strekkende tot wraking van:
mr. E.G. DE JONG,
rechter in deze rechtbank.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en mr. De Jong genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de wrakingsprocedure blijkt uit:
- de beschikking van 10 mei 2011 in de zaak met registratienummer 11/241 WOZ tussen [verzoeker] als eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Bronckhorst als verweerder
- de brief van [verzoeker] van 16 mei 2011 waarin hij verzoekt om de wraking van mr. De Jong
- de brief van mr. De Jong van 11 juli 2011
- de brief van [verzoeker] van 12 juli 2011
- het proces-verbaal van de behandeling van het wrakingsverzoek ter terechtzitting van 15 juli 2011
- de brieven van [verzoeker] van 17 en 23 juli 2011.
2. Het wrakingsverzoek
2.1. [verzoeker] heeft aan zijn wrakingsverzoek, voor zover relevant, het volgende ten grondslag gelegd.
2.2. Hij heeft het bouwwerk op het perceel [adres te plaats] op tekening gekocht. Na levering is hem gebleken dat niet conform de bouwtekening is gebouwd. Zo is de oppervlakte van het gebouwde 12 m² kleiner dan de tekening aangeeft. Ook zijn er onherstelbare bouw- en constructiefouten gemaakt. Het bouwwerk is nooit opgeleverd en kan niet als woning worden aangemerkt. Omdat er geen sprake is van een woning, is de Wet Waardering Onroerende Zaken (Wet WOZ) niet van toepassing. Desondanks heeft de gemeente Bronckhorst hem steeds WOZ-aanslagen opgelegd. De aanslagen van de gemeente zijn allemaal terug te voeren op één en hetzelfde feit, namelijk de veronderstelling van de gemeente(-ambtenaar) dat het gebouwde onder de Wet WOZ valt. Omdat het om steeds hetzelfde feit gaat, is maar eenmaal griffierecht verschuldigd. Dat griffierecht is tijdig voldaan, zodat mr. De Jong ten onrechte heeft geoordeeld dat het griffierecht niet betaald is.
Mr. De Jong is er voorts aan voorbijgegaan dat hij alleen tot een oordeel kan komen als er sprake is van een woning als bedoeld in de Wet WOZ. Hij heeft het onrechtmatig handelen van de gemeente respectievelijk de heffingsambtenaar geaccepteerd.
3. Het standpunt van mr. De Jong
Mr. De Jong heeft bij brief van 11 juli 2011 het verzoek tot wraking gemotiveerd weersproken. Op hetgeen hij heeft aangevoerd zal hierna, indien van belang, nader worden teruggekomen
4. De beoordeling
4.1. Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan op verzoek van een partij een rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Artikel 8.16 Awb bepaalt dat het verzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
4.2. Het verzoek tot wraking is gedaan nadat in de desbetreffende zaak uitspraak was gedaan. Nu de wet niet voorziet in de mogelijkheid van wraking nadat reeds uitspraak is gedaan, dient [verzoeker] in zijn verzoek met betrekking tot die zaak niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4.3. Ten overvloede overweegt de wrakingskamer het volgende.
4.3.1. Ambtshalve is het de wrakingskamer bekend dat in de procedure met nummer 09-1095 WOZ [verzoeker] bij beschikking van 1 juni 2010 niet-ontvankelijk is verklaard, omdat wat hij met het beroep tegen de WOZ-beslissing wilde bereiken buiten het kader van het bestuursrecht valt. Op 23 juni 2010 heeft [verzoeker] verzocht deze beslissing te herzien. Dat herzieningsverzoek is op 22 september 2010 afgewezen. Tegen deze beslissing heeft [verzoeker] verzet aangetekend. De behandeling van die zaak is uitgesteld en gevoegd bij de procedure met het nummer 11-241 WOZ.
[verzoeker] heeft op of omstreeks 26 januari 2011 beroep ingesteld tegen de afwijzing door de heffingsambtenaar van de gemeente Bronckhorst van zijn bezwaar tegen de WOZ-aanslag. Deze procedure is bij deze rechtbank geregistreerd onder nummer 11-241 WOZ en is geëindigd met de hiervoor vermelde beschikking van 10 mei 2011.
4.3.2. Zowel voor het indienen van een beroepschrift als voor het instellen van een herzieningsverzoek is op grond van het bepaalde in artikel 8.41 Awb in samenhang met artikel 8.88 Awb griffierecht verschuldigd. Weliswaar hebben zowel de beroepschriften als het herzieningsverzoek betrekking op hetzelfde perceel, maar dat brengt nog niet met zich dat er sprake is van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 8.41 Awb. De beroepschriften en het herzieningsverzoek hebben immers steeds betrekking op een andere beschikking of ander belastingjaar.
Zoals ter zitting is afgesproken heeft [verzoeker] aan de griffier van de wrakingskamer een bewijs van betaling van griffierecht toegezonden. Uit het ontvangen afschrift van de betaalrekening van [verzoeker] blijkt dat op 13 juli 2010 van zijn rekening een bedrag van € 41,-- ten gunste van de rechtbank Zutphen is afgeschreven. De wrakingskamer gaat ervan uit dat dit bedrag betrekking heeft op het door [verzoeker] ingediende herzieningsverzoek. Dat de bestuursrechter ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat [verzoeker] het griffierecht voor de procedure met registratienummer 11-241 WOZ niet heeft voldaan, kan daarom niet gezegd worden.
4.4. Uit het hiervoor gegeven overzicht van de laatstelijk door [verzoeker] gevoerde procedures voor de bestuursrechter van deze rechtbank alsmede uit de verklaring van [verzoeker] ter terechtzitting begrijpt de wrakingskamer dat hij de bezwaar- en beroepsprocedures inzake de hem opgelegde WOZ-aanslagen steeds heeft aangegrepen om een civielrechtelijke kwestie aan de orde te stellen. Het is echter niet aan de bestuursrechter maar aan de civiele rechter om te oordelen over de vraag of aan [verzoeker] is geleverd wat hij gekocht heeft. [verzoeker] dient zich voor die kwestie tot de civiele rechter te wenden. [verzoeker] wordt in overweging gegeven zich daarvoor te voorzien van juridische bijstand.
5. Beslissing
De rechtbank:
5.1. verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.B. de Groot, mr. G. Vrieze en mr. M.C.J. Heessels en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2011.