ECLI:NL:RBZUT:2011:BR4692
Rechtbank Zutphen
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter in civiele procedure over boetebeding
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen, werd op 26 juli 2011 een beschikking gegeven over een wrakingsverzoek van twee verzoekers, beiden wonende te Dinxperlo, tegen rechter mr. E. Boerwinkel. De wraking werd ingediend naar aanleiding van een comparitie op 22 juni 2011 in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Roderlo Invest B.V. en de verzoekers. Tijdens deze comparitie stelde mr. Boerwinkel een vraag over de reden van opname van een boetebeding in de overeenkomst, wat door de verzoekers als partijdig werd ervaren. De verzoekers voerden aan dat de vraag niet relevant was en enkel in het voordeel van Roderlo kon zijn, wat de schijn van partijdigheid wekte.
De rechtbank beoordeelde het wrakingsverzoek aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat stelt dat een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De rechtbank concludeerde dat mr. Boerwinkel niet buiten de grenzen van de rechtsstrijd was getreden door haar vraag te stellen. De vraag was relevant voor de beoordeling van de vordering tot matiging van de boete, en de rechter had de taak om helderheid te scheppen over de geschilpunten tussen partijen.
De rechtbank oordeelde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en de procedure werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van het wrakingsverzoek. De beschikking werd openbaar uitgesproken door de meervoudige wrakingskamer, bestaande uit mr. J.B. de Groot, mr. G. Vrieze en mr. M.C.J. Heessels.