ECLI:NL:RBZUT:2011:BQ9500

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
22 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-1165
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belanghebbendheid van een vereniging in bestuursrechtelijke handhaving tegen jeugdketen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 22 juni 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Vereniging Afdeling West Veluwe van het Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en Aanverwante Bedrijf Horeca Nederland (hierna: eiseres) en het college van burgemeester en wethouders van Putten (hierna: verweerder). Eiseres had beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar verzoek om handhavend op te treden tegen een aantal jeugdketen in Putten. De rechtbank oordeelde dat eiseres als belanghebbende kan worden aangemerkt bij het bestreden besluit, omdat zij de belangen van haar leden behartigt, die mogelijk oneerlijke concurrentie ondervinden van de jeugdketen die alcoholhoudende dranken verstrekken zonder de vereiste vergunning. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 644,00 en het betaalde griffierecht van € 297,00 diende te worden vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van belanghebbende in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de rol van verenigingen in het behartigen van collectieve belangen van hun leden.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nr.: 09/1165
Uitspraak in het geding tussen:
Vereniging Afdeling West Veluwe van het Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en Aanverwante Bedrijf Horeca Nederland
te Ermelo,
eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van Putten
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 januari 2009 heeft verweerder het verzoek van eiseres van 20 september 2004 om handhavend op te treden tegen een aantal zogenoemde jeugdketen in Putten afgewezen.
Bij besluit van 22 juni 2009 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 14 februari 2011, waar eiseres zich, met voorafgaande schriftelijke kennisgeving, niet heeft laten vertegenwoordigen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J. Vooren.
Het onderzoek is heropend om eiseres in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verstrekken. Daarna hebben partijen toestemming gegeven om te bepalen dat een nadere zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1 Voor zover in het bestreden besluit, onder verwijzing naar het advies van verweerders commissie bezwaarschriften, is overwogen dat het bezwaar niet-ontvankelijk is omdat het zich niet richt tegen een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, volgt de rechtbank dit niet. In het besluit van 22 januari 2009 heeft verweerder in reactie op een daartoe strekkend verzoek van eiseres van 20 september 2004 geweigerd handhavend op te treden tegen een negental in dat besluit genoemde jeugdketen. Dat besluit is aldus op rechtsgevolg gericht. Of de aanvraag van eiseres een verdergaande strekking had, doet voor de vraag of sprake is van een besluit in dit geval niet ter zake. Het beroep is in zoverre gegrond.
2.2 De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of eiseres als belanghebbende kan worden aangemerkt bij het bestreden besluit.
2.2.1 Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.2.2 Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres volgens hem niet als belanghebbende bij de afwijzing van haar handhavingverzoek kan worden aangemerkt. Verweerder heeft hiertoe in aanmerking genomen dat niet vast staat dat sprake is van omzetverlies bij de leden van eiseres, terwijl bovendien niet duidelijk is of leden van eiseres in Putten zijn gevestigd.
2.2.3 Eiseres heeft gesteld dat in desbetreffende jeugdketen in Putten alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse zonder de op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet vereiste vergunning. Volgens haar ondervinden haar leden daarvan oneerlijke concurrentie en omzetverlies.
2.2.4 Naar het oordeel van de rechtbank valt het concurrentiebelang onder de belangen die eiseres blijkens haar statuten en feitelijke werkzaamheden behartigt. Niet valt in te zien dat eiseres niet de belangen behartigt van horecaondernemers die zijn gevestigd in Putten. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 februari 2011 (zaak nr. 201005951/1/T1/H3), gepubliceerd op www.raadvanstate.nl.
Om de vraag of eiseres leden heeft die in Putten zijn gevestigd te kunnen beantwoorden, heeft de rechtbank het onderzoek heropend om eiseres in de gelegenheid te stellen om te berichten hoeveel leden eiseres heeft in Putten die zijn te kwalificeren als exploitant van “natte horeca” (cafés en dergelijke). Het is immers deze vorm van horeca die zou moeten vrezen voor concurrentie van de jeugdketen. Eiseres heeft vervolgens een uitdraai van haar ledenlijst, gedateerd 4 maart 2011, toegezonden, waaruit blijkt dat zij leden heeft die “natte horeca” exploiteren en zijn gevestigd in Putten.
Voor zover verweerder heeft bedoeld te stellen dat eiseres met die – actuele – ledenlijst niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij ten tijde van het nemen van het bestreden besluit reeds leden had in Putten, volgt de rechtbank verweerder hierin niet. De rechtbank acht, mede in aanmerking genomen dat eiseres blijkens de akte van oprichting reeds op 22 juli 2004 is opgericht, niet aannemelijk dat alle huidige leden die exploitant zijn van "natte horeca" in Putten na het nemen van het bestreden besluit lid zijn geworden.
2.2.5 Gelet op het vorenstaande is eiseres belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb bij het besluit van 22 januari 2009. Verweerder heeft eiseres ten onrechte niet in haar bezwaar tegen dat besluit ontvangen.
2.3 Het beroep is ook in zoverre gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 8:1, gelezen in verbinding met de artikelen 7:1 en 1:2 van de Awb.
2.4 Om te bewerkstelligen dat alsnog en op korte termijn een inhoudelijk besluit zal worden genomen op het handhavingsverzoek van eiseres, zal de rechtbank verweerder opdragen om binnen 8 weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres.
2.5 Er is aanleiding voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten van eiseres. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt ter zake van rechtsbijstand 1 punt toegekend voor het indienen van een beroepschrift, waarbij een wegingsfactor 1 wordt gehanteerd.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen 8 weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 297,00 aan eiseres vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 644,00, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Breda, voorzitter, en mr. E.G. de Jong en mr. W.J.B. Claassen-Dales, leden. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2011.