ECLI:NL:RBZUT:2011:BQ1278
Rechtbank Zutphen
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vloeit recht op aansluiting op waterbron in tuin van buurman voort uit overeenkomst of door verjaring verkregen erfdienstbaarheid?
In deze zaak vorderden eisers, wonende aan [adres 1], dat gedaagden, wonende aan [adres 2], zouden worden veroordeeld om alles na te laten wat een waterlevering op de gebruikelijke wijze verhindert. De eisers stelden dat de waterbron in 1980 op gezamenlijke kosten met de toenmalige buren was aangelegd en dat deze situatie ongewijzigd was voortgezet. Gedaagden voerden aan dat zij niet bevoegd waren om water te leveren aan derden en dat de Waterleidingwet dit verbiedt. De voorzieningenrechter oordeelde dat de waterbron op het perceel van gedaagden ligt en dat er schriftelijk niets is vastgelegd over de waterlevering. De rechter concludeerde dat er geen sprake was van een erfdienstbaarheid, omdat de vordering van eisers meer inhoudt dan alleen een verplichting om iets te dulden. De rechter verwees naar een arrest van de Hoge Raad waarin werd gesteld dat een erfdienstbaarheid in beginsel slechts kan bestaan in de verplichting om iets te dulden of niet te doen. De rechter oordeelde dat eisers onvoldoende aannemelijk hadden gemaakt dat er een overeenkomst of een recht van hen bestond om de waterlevering te eisen. De vorderingen van eisers werden afgewezen en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.