ECLI:NL:RBZUT:2011:BP9670

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
30 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940476-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Troost
  • mr. Kleinrensink
  • mr. Ouweneel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een Duitser voor overval met geweld op winkel in Winterswijk

Op 30 maart 2011 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een Duitser die op 8 december 2010 een overval heeft gepleegd op een winkel in Winterswijk. De verdachte heeft daarbij een mes getoond en de eigenaresse gedwongen om geld uit de kassa af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, de eigenaresse heeft bedreigd met geweld. De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het feit gedeeltelijk als diefstal door middel van bedreiging met geweld en gedeeltelijk als afpersing moet worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte op verschillende punten ongeloofwaardig geacht, waaronder zijn verklaring dat hij eerst op straat om geld heeft gebedeld.

De rechtbank heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd. De verdachte, die in Duitsland woont en daar een voorwaardelijke straf had lopen, heeft in Nederland een ernstige inbreuk op de rechtsorde gemaakt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden en heeft hem daarnaast verplicht om een schadevergoeding van € 950,00 te betalen aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. Ook is gelast dat het inbeslaggenomen geld van € 85,00 aan het slachtoffer wordt teruggegeven. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot een totaalbedrag van € 1.050,00 toegewezen, maar het meer of anders gevorderde afgewezen. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940476-10
Uitspraak d.d. 30 maart 2011
Tegenspraak / dip
Raadsman: mr. M. van Kan, advocaat in Zutphen
Tolk Duitse taal: A. Stamatiou
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] (Bondsrepubliek Duitsland) op [datum],
wonende te [adres] (Bondsrepubliek Duitsland),
thans gedetineerd in PI Flevoland, HvB Almere Binnen te Almere.
Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 maart 2011.
De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 08 december 2010 te Winterswijk met het oogmerk om zich
en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedrag, in elk
geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- meermalen, althans eenmaal een mes in de richting van die [slachtoffer] heeft
gestoken en/of gezwaaid, althans die [slachtoffer] een mes heeft getoond en/of
- (tegelijkertijd) meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] heeft gezegd de
kassa open te maken en/of hem, verdachte geld te geven en/of
- (vervolgens) (een) briefje(s) van 5 en/of 10 euro uit de hand van die [slachtoffer] heeft gepakt en/of
- (vervolgens) met een mes in de richting van [slachtoffer] heeft gestoken,
althans die [slachtoffer] een mes heeft getoond
en/of
hij op of omstreeks 08 december 2010 te Winterswijk met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat
- meermalen, althans eenmaal een mes in de richting van die [slachtoffer] heeft
gestoken en/of gezwaaid, althans die [slachtoffer] een mes heeft getoond en/of
- (tegelijkertijd) meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] heeft gezegd de
kassa open te maken en/of hem, verdachte, geld te geven en/of
- (vervolgens) (een) briefje(s) van 5 en/of 10 euro uit de hand van die [slachtoffer] heeft gepakt en/of
- (vervolgens) met een mes in de richting van [slachtoffer] heeft gestoken,
althans die [slachtoffer] een mes heeft getoond;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De bewijsmotivering1
A. Aanleiding van het onderzoek
Op 8 december 2010 heeft een overval plaatsgevonden op een winkel in Winterswijk door een Duits sprekende dader, die daarbij een mes heeft getoond, waarna de eigenaresse van de winkel hem geldbiljetten uit de kassa heeft gegeven.
B. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het feit, dat naar haar mening gedeeltelijk als diefstal door middel van bedreiging met geweld en gedeeltelijk als afpersing te kwalificeren is. Zij heeft daarbij aangevoerd de verklaringen van verdachte op de navolgende punten niet aannemelijk te achten;
- het slachtoffer zal het geld nooit zo aan verdachte afgeven;
- de afstand tot het slachtoffer moet kleiner zijn geweest, dan verdachte aangeeft, want anders heeft hij het geld nooit zo uit haar handen kunnen grissen;
- het verhaal dat verdachte eerst op straat heeft gebedeld om geld vindt zij ongeloofwaardig;
- verdachte heeft een mes uit de keukenla bij zijn vader meegenomen alvorens hij naar Winterswijk is gefietst; je neemt niet zomaar een mes mee;
- verdachte liep in Duitsland in een proeftijd en heeft daarom dit strafbare feit in Nederland gepleegd.
C. Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is betoogd dat afpersing bewezen kan worden verklaard. Verdachte heeft bij zijn verzoek om geld, een mes zichtbaar in zijn handen gehad, maar ontkent daarmee stekende bewegingen gemaakt te hebben.
D. Beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank is van oordeel dat het primair tenlastegelegde - de afpersing - wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij baseert zich hierbij op de aangifte van [slachtoffer]2 en de bekennende verklaring van verdachte bij de politie3, welke verklaring hij ter terechtzitting van 16 maart 2011 heeft bevestigd. Bij de aanhouding van verdachte is bovendien het door hem afgeperste geld en het door verdachte gebruikte mes aangetroffen.
De rechtbank gaat er bij haar bewezenverklaring - anders dan de officier van justitie - van uit, dat verdachte géén stekende bewegingen met het door hem aan aangeefster getoonde mes heeft gemaakt.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 08 december 2010 te Winterswijk met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte die [slachtoffer] een mes heeft getoond en tegelijkertijd die [slachtoffer] heeft gezegd de kassa open te maken en hem, verdachte geld te geven en vervolgens briefjes van 5 en 10 euro uit de hand van die [slachtoffer] heeft gepakt.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf: afpersing
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor diefstal met geweld en afpersing tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van het voorarrest, verbeurdverklaring van het mes en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van 950 euro en afwijzing van het overige.
2. Door de raadsman van verdachte is ten aanzien van de strafmaat aangevoerd dat het handelen van verdachte verwerpelijk is geweest, maar op zo'n "schlemielige" manier heeft plaatsgevonden, dat hierbij niet een strafeis past voor een geharde crimineel. Het inbeslaggenomen mes is eigendom van de vader van verdachte en dient aan hem te worden teruggegeven. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij is de raadsman van mening dat het materiële deel moet worden afgewezen, omdat mag worden aangenomen dat de bankbiljetten door de politie reeds teruggegeven worden/zijn. Het immateriële deel van de vordering dient buiten beschouwing te blijven, aangezien het slachtoffer niemand gemachtigd heeft de vordering in te vullen of aan te passen.
3. De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte, van Duitse nationaliteit en in Duitsland in het grensgebied woonachtig, heeft in Nederland, een overval gepleegd op een winkel, waarbij hij een van huis meegenomen mes uit zijn broekzak heeft gehaald en aan de eigenaresse heeft getoond. Verdachte heeft het feit gepleegd, omdat hij zich naar eigen zeggen onder druk gezet voelde door een man van wie hij € 70,00 geleend had en die zijn geld nu had opgeëist. Naar zijn mededelingen heeft hij het feit in Nederland gepleegd omdat hij in Duitsland nog een voorwaardelijke straf had lopen .
Dit soort delicten behoort tot een categorie strafbare feiten die steeds vaker wordt gepleegd en die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken.
5. Uit een uittreksel Justitiële Documentatie van 09 december 2010, blijkt dat verdachte in Nederland strafrechtelijk onbekend is. Volgens eigen opgave is hij in Duitsland eerder met justitie in aanraking geweest. Wegens gebrek aan verificatie zal de rechtbank bij de beoordeling hier verder geen rekening houden. Verdachte wordt dan ook als een first-offender beschouwd.
6. Volgens de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS wordt voor een overval op een bedrijf als uitgangspunt gehanteerd een gevangenisstraf van twee jaar.
7. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd, nu de rechtbank - door observatie van de verdachte tijdens de behandeling ter terechtzitting - niet kan uitsluiten, dat bij verdachte mogelijk sprake is van onderliggende psychische problematiek, waardoor hij tot het plegen van dit feit is gekomen. Weliswaar ligt er geen deskundigenrapport waarop dat kan worden gebaseerd, maar de persoon van verdachte geeft aanleiding zulks te veronderstellen.
In beslag genomen voorwerpen
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven mes, met betrekking tot welke het bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het in handen van de verdachte van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Het inbeslaggenomen geldbedrag van 85,00 euro( 5 x € 10 en 7 x € 5 biljetten) waarvan verdachte bij de politie afstand heeft gedaan4, dient te worden teruggegeven aan [slachtoffer].
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer], [adres], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van totaal € 1.050,00 (€ 100,00 materiële en € 950,00 immateriële schade) gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen immateriële schade heeft geleden tot na te melden bedrag, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is niet betwist en dient tot dit bedrag te worden toegewezen. Wat betreft het meer of anders gevorderde moet de vorderingworden afgewezen omdat de rechtbank (zie hiervoor) de teruggave van het inbeslaggenomen geld aan mevrouw [slachtoffer] heeft gelast.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 36f en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als: afpersing;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
* verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven mes.
* gelast de teruggave van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven geld à € 85,00
( 5 biljetten van € 10 en 7 biljetten van € 5) aan [slachtoffer];
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer], [adres] (rek.nr. [nummer]), van een bedrag van € 950,00 (immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2010, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het
slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 950,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2010, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 19 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de
Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* wijst voor het overige de vordering tot schadevergoeding af.
Aldus gewezen door mr. Troost, voorzitter, mr. Kleinrensink en mr. Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van De Badts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 maart 2011.
Mr. Troost is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Eindnoten
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij (Stam) proces-verbaal nr. PL0646 2010178804-14, gedateerd 10 december 2010
2 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], met bijlagen, dossierpag. 035-040
3 Proces-verbaal van verhoor verdachte, dossierpag. 064-065, 068
4 Afstandsverklaring, dossierpag. 010