ECLI:NL:RBZUT:2011:BP7067
Rechtbank Zutphen
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor het kappen van populieren
Op 4 maart 2011 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoekster, Bomenstichting te Utrecht, had een verzoek ingediend tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lochem, dat een omgevingsvergunning had verleend voor het kappen van 46 populieren. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond. De rechtbank oordeelde dat de vergunning niet eerder gebruikt mocht worden dan nadat deze onherroepelijk was geworden, aangezien verzoekster een bezwaarschrift had ingediend. Dit betekende dat de gemeente Lochem, als vergunninghouder, niet mocht overgaan tot het kappen van de bomen.
In de uitspraak werd ook ingegaan op een brief van verweerder, waarin werd gesteld dat het voorschrift dat aan de vergunning was verbonden, ten onrechte was opgenomen. Dit voorschrift was gebaseerd op artikel 4.12c, vierde lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Verweerder stelde dat deze bepaling buiten toepassing moest blijven vanwege strijd met artikel 6.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De voorzieningenrechter merkte op dat verzoekster niet had geprotesteerd tegen het voorschrift en dat het niet aan de rechter was om ambtshalve te beoordelen of het voorschrift in strijd was met de wet.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen sprake was van onverwijlde spoed die een voorlopige voorziening vereiste, en wees het verzoek af. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. J.H. van Breda en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.