ECLI:NL:RBZUT:2011:BP2333
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot verschoning in civiele procedure
Op 26 januari 2011 heeft de meervoudige verschoningskamer van de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een verzoek tot verschoning van een rechter in een civiele procedure. Het verzoek was ingediend door [rechter] op basis van artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechter had kennisgenomen van een brief van de echtgenote van de gedaagde, wat leidde tot twijfels over zijn onpartijdigheid. Tijdens de behandeling van het verzoek op 18 januari 2011 was de rechter niet verschenen, maar had hij zijn verzoek schriftelijk ingediend.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden waren die de schijn van partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. De rechter had slechts de identiteit van de afzender van de brief vastgesteld en de inhoud van de brief niet verder gelezen. Ook het kennisnemen van een e-mail van de gedaagde werd niet als een feit of omstandigheid beschouwd die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar zou kunnen brengen. De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot verschoning niet voldoende onderbouwd was en wees het verzoek af.
De beslissing houdt in dat de procedure, die bekend is onder het kenmerk 59956/04/122, zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van het indienen van het verschoningsverzoek. De uitspraak werd gedaan door mr. J.B. de Groot, voorzitter, en mrs. C.N. Dijkstra en M.C. van der Mei, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. F.A. Demmers.