ECLI:NL:RBZUT:2011:BP2333

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
26 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
119190 KG RK 11-27
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verschoning in civiele procedure

Op 26 januari 2011 heeft de meervoudige verschoningskamer van de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een verzoek tot verschoning van een rechter in een civiele procedure. Het verzoek was ingediend door [rechter] op basis van artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechter had kennisgenomen van een brief van de echtgenote van de gedaagde, wat leidde tot twijfels over zijn onpartijdigheid. Tijdens de behandeling van het verzoek op 18 januari 2011 was de rechter niet verschenen, maar had hij zijn verzoek schriftelijk ingediend.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden waren die de schijn van partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. De rechter had slechts de identiteit van de afzender van de brief vastgesteld en de inhoud van de brief niet verder gelezen. Ook het kennisnemen van een e-mail van de gedaagde werd niet als een feit of omstandigheid beschouwd die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar zou kunnen brengen. De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot verschoning niet voldoende onderbouwd was en wees het verzoek af.

De beslissing houdt in dat de procedure, die bekend is onder het kenmerk 59956/04/122, zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van het indienen van het verschoningsverzoek. De uitspraak werd gedaan door mr. J.B. de Groot, voorzitter, en mrs. C.N. Dijkstra en M.C. van der Mei, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. F.A. Demmers.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige verschoningskamer
Rekestnummer: 119190 KG RK 11-27
Beslissing van 26 januari 2011 van de meervoudige verschoningskamer van de rechtbank op het verzoek van:
[rechter],
rechter in deze rechtbank,
verzoeker,
strekkende tot het zich mogen verschonen in de civiele procedure bij deze rechtbank bekend onder nummer 59956/04/122 tussen
[eiser],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. P.J.A. Plattel,
tegen
[gedaagde],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat: mr. H.H. van Steijn.
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de verschoningsprocedure blijkt uit:
- het verschoningsverzoek en de daarbij horende bijlagen d.d. 6 januari 2011 van [rechter];
- de behandeling van het verschoningsverzoek op 18 januari 2011.
Bij de behandeling van het verschoningsverzoek op 18 januari 2011 is [rechter] na voorafgaand bericht niet verschenen.
2. Het verschoningsverzoek
2.1. [Rechter] heeft op grond van artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) verzocht zich te mogen verschonen van verdere behandeling van de civiele procedure tussen [eiser] en [gedaagde], bij deze rechtbank bekend onder nummer 59956/04/122 (verder: de procedure). Hij legt aan dit verzoek -samengevat- het volgende ten grondslag.
2.2. Verzoeker heeft op 3 januari 2011 een aan hem geadresseerde envelop aangetroffen. Na lezing van de eerste bladzijde van deze brief constateerde hij dat deze brief afkomstig was van mevrouw [echtgenote gedaagde], de echtgenote van [gedaagde]. Verzoeker heeft de brief vervolgens per omgaande en zonder van de verdere inhoud kennis te nemen, teruggestuurd aan deze partij.
2.3. Verzoeker heeft mrs. Plattel en Van Steijn op 3 januari 2011 vervolgens per e-mail op de hoogte gesteld van de ontvangst van deze brief. Naar aanleiding van dit bericht ontving verzoeker op dezelfde dag een e-mail van [gedaagde]. Door de aard van het communicatiemiddel heeft verzoeker deze e-mail in zijn geheel gelezen. Van deze e-mail is door [gedaagde] geen afschrift verzonden aan [eiser] en/of diens advocaat.
2.4. Door de e-mail van dhr. [gedaagde] voelde verzoeker zich genoodzaakt om een verzoek tot verschoning te doen. Verzoeker heeft (ongewild) kennis genomen van een stuk afkomstig van één procespartij, waarin deze zich uitlaat over de andere procespartij, zonder dat die partij dat weet en daarop aanstonds kan reageren.
3. Beoordeling door de rechtbank
3.1. Ingevolge artikel 40 Rv in verbinding met artikel 36 Rv kan op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden een rechter verzoeken om zich te mogen verschonen. Er dient dan sprake te zijn van feiten en omstandigheden die, ongeacht de persoonlijke instelling van de rechter, grond geven te vrezen dat de rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid van belang is.
3.2. In dit licht dient beoordeeld te worden of de door verzoeker aangevoerde gronden gekwalificeerd kunnen worden als dergelijke feiten of omstandigheden.
3.3. Vooropgesteld dient te worden dat uit het verschoningsverzoek niet blijkt dat verzoeker van mening is dat hij de zaak niet meer onpartijdig verder zou kunnen behandelen. Door verzoeker is enkel gesteld dat hij betwijfelt of hij de buiten zijn toedoen mogelijk ontstane schijn van partijdigheid genoegzaam heeft weggenomen.
3.4. Door verzoeker is niet gesteld dat het kennisnemen van –een gedeelte van- de brief van mevrouw [echtgenote gedaagde] een feit of omstandigheid is die grond geeft te vrezen dat de rechter niet onpartijdig is of dat de schijn van partijdigheid hierdoor objectief gerechtvaardigd is. Verzoeker heeft de brief enkel gelezen voor zover nodig was voor het vaststellen van de identiteit van de verzender, hierna is de brief meteen retour gestuurd. Verzoeker heeft van de verdere inhoud van de brief ook geen kennisgenomen.
3.5. Aan zijn verzoek tot verschoning ligt het feit ten grondslag dat verzoeker kennis heeft genomen van de e-mail van dhr. [gedaagde]. Het enkel kennisnemen van de inhoud van deze e-mail is naar oordeel van de verschoningskamer geen feit of omstandigheid zoals bedoeld onder 3.1. Niet is gebleken dat als gevolg van het kennisnemen van de inhoud door verzoeker te vrezen is dat deze rechter niet onpartijdig is noch dat de schijn van partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Door het e-mailbericht door te zenden aan de wederpartij [eiser] heeft verzoeker deze partij ook genoegzaam in de gelegenheid gesteld om op de inhoud van de e-mail van dhr. [gedaagde] te reageren. Dat zal in het vervolg van de procedure kunnen gebeuren
3.6. De verschoningskamer is van oordeel dat gelet op het voorgaande geen sprake is van feiten en omstandigheden zoals bedoeld onder 3.1. Het verzoek zich te mogen verschonen wordt dan ook afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
- wijst het verzoek om verschoning af;
- bepaalt dat de procedure, bij de rechtbank bekend onder kenmerk 59956/04/122, zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het onderhavige verschoningsverzoek werd ingediend.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.B. de Groot, voorzitter, mrs. C.N. Dijkstra en M.C. van der Mei, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2011 in aanwezigheid van mr. F.A. Demmers, griffier.
De voorzitter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.