ECLI:NL:RBZUT:2010:BQ1265

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
11 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/1923 VEROR
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Tj. Gerbranda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een standplaatsvergunning in het kader van een evenementenvergunning voor het Volksfeest in Winterswijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 11 augustus 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een standplaatsvergunning voor het verkopen van vis op de Markt te Winterswijk tijdens het Volksfeest wilde verkrijgen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk, alsook de burgemeester van de gemeente Winterswijk, die als verweerders optraden. Eiseres had eerder een vergunning voor het innemen van een standplaats tijdens het jaarlijkse Volksfeest, maar door een evenementenvergunning die aan de Vereeniging Volksfeest Winterswijk was verleend, kon er geen individuele standplaatsvergunning meer worden verleend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Markt op basis van de evenementenvergunning als evenemententerrein was aangewezen, waardoor er geen ruimte meer was voor de gewenste standplaats van eiseres.

Eiseres had verzocht om een standplaatsvergunning voor het Volksfeest in 2009, maar het college weigerde deze op 5 augustus 2009. De rechtbank oordeelde dat de festiviteiten van de Vereeniging Volksfeest Winterswijk leidend waren voor de vergunningverlening en dat de belangen van de gemeenschap bij het Volksfeest zwaarder wogen dan die van eiseres. De rechtbank concludeerde dat het college in redelijkheid de standplaatsvergunning had kunnen weigeren, en dat er geen recht op nadeelcompensatie bestond voor de gederfde omzet van eiseres, aangezien het niet verlenen van een vergunning tot het normale ondernemersrisico behoort.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Deze uitspraak benadrukt de afweging tussen individuele belangen en het algemeen belang bij evenementen in de openbare ruimte.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: 09/1923 VEROR
Uitspraak in het geding tussen:
[eiseres]
te [plaats],
eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk
(hierna het college),
de burgemeester van de gemeente Winterswijk
(hierna: de burgemeester),
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 augustus 2009 heeft het college geweigerd eiseres een vergunning te verlenen voor het innemen van een standplaats ten behoeve van de verkoop van vis op de Markt te Winterswijk tijdens het volksfeest op 28 en 29 augustus 2009.
Bij besluit van 11 augustus 2009 hebben verweerders gezamenlijk aan de Vereeniging Volksfeest Winterswijk een evenementenvergunning verleend voor het organiseren van diverse activiteiten in het kader van het volksfeest 2009.
Bij besluit van 7 december 2009 (hierna: het bestreden besluit) hebben verweerders – ieder voor wat de eigen bevoegdheid betreft – de daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Apeldoorn, heeft namens eiseres beroep ingesteld. Verweerders hebben de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 1 juli 2010, waar eiseres en haar gemachtigde – na voorafgaande kennisgeving – niet zijn verschenen. Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door J.G. Krosenbrink.
2. Overwegingen
2.1 De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres heeft gedurende een aantal jaren van het college een vergunning verkregen voor het innemen van een standplaats met een mobiel verkooppunt op de Markt te Winterswijk tijdens het jaarlijkse Volksfeest. Op de Markt werden in het kader van dat volksfeest de kinderspelen georganiseerd. Medio 2008 werd duidelijk dat het Winterswijkse Volksfeest en de kermis in 2009 niet in en rond de schouwburg zouden kunnen plaatsvinden vanwege een ingrijpende verbouwing van de schouwburg, maar moesten worden verplaatst naar het centrum.
Bij brief van 21 januari 2009 heeft eiseres verzocht haar voor het Volksfeest in 2009 wederom een standplaatsvergunning te verlenen. Bij besluit van 5 augustus 2009 heeft het college de gevraagde standplaatsvergunning geweigerd. Bij besluit van 11 augustus 2009 hebben verweerders aan de Vereeniging Volksfeest Winterswijk een evenementenvergunning verleend, onder meer voor de locatie Markt, voor het organiseren van diverse activiteiten in het kader van het Volksfeest 2009.
2.2 Verweerders hebben aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de festiviteiten van de Vereeniging Volksfeest Winterswijk leidend zijn voor de vergunningverlening en het gebruik van de openbare ruimte. Nu de Markt op basis van de verleende evenementenvergunning als evenemententerrein is aangewezen, kan aan eiseres geen afzonderlijke standplaatsvergunning voor die locatie worden verleend. Vrijwel het gehele marktterrein wordt in beslag genomen door de festiviteiten. Rekening houdend met voldoende doorgang voor publiek en de afstandsnormen voor brandveiligheid is er voor de gewenste standplaats van eiseres geen ruimte beschikbaar.
2.3 Op grond van artikel 5.2.3, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2007 (kortgezegd en voor zover hier van belang) is het verboden zonder vergunning van het college standplaats in te nemen.
Ingevolge het vierde lid van genoemd artikel geldt dit verbod niet op de plaats die is aangewezen voor het houden van een evenement als bedoeld in artikel 2.2.1 van de APV.
In artikel 2.2.1, eerste lid, van de APV is het begrip evenement omschreven. Ingevolge het tweede van dat artikel wordt onder evenement mede verstaan: een feest of een wedstrijd op of aan de weg.
Ingevolge het bepaalde in artikel 2.2.2, eerste lid van de APV is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
2.4 De rechtbank stelt vast dat de door eiseres gewenste locatie voor een standplaats op de Markt zich op het evenemententerrein bevindt.
Naar vaste jurisprudentie is er na het verlenen van een algemene evenementenvergunning geen ruimte meer voor de verlening van vergunningen krachtens enige gemeentelijke verordening binnen de naar tijd en ruimte begrensde omvang zoals vermeld in de evenementenvergunning. De verkrijger van die vergunning geeft, zonder nadere gemeentelijke bemoeienis, binnen de in de vergunning aangegeven grenzen op privaatrechtelijke grondslag nader invulling aan het evenement. Degenen met wie de vergunninghouder tot overeenstemming komt over het ontplooien van toegestane activiteiten, behoeven daarvoor geen vergunning.
Gelet hierop moet worden geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er na verlening van de betreffende evenementenvergunning geen ruimte is of zal zijn voor verlening van de door eiseres gewenste standplaatsvergunning op het evenemententerrein zelf. De rechtbank is van oordeel dat verweerders het algemeen belang van de Winterswijkse gemeenschap bij het jaarlijkse Volksfeest zwaarder mogen laten wegen dan het belang van eiseres bij een standplaats op de Markt. Daarbij neemt de rechtbank voorts in overweging dat aan eiseres een alternatieve locatie voor een standplaats is aangeboden op een locatie waar eveneens activiteiten zouden plaatsvinden, maar dat eiseres daarvan om haar moverende redenen geen gebruik heeft willen maken. Voorts had eiseres zich kunnen wenden tot de Vereeniging Volksfeest voor een standplaats op het evenemententerrein.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het college in redelijkheid een standplaatsvergunning heeft kunnen weigeren. Gesteld noch gebleken is voorts dat verweerders niet in redelijkheid aan de Vereeniging Volksfeest Winterswijk een evenementenvergunning hebben kunnen verlenen.
2.5 Eiseres heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat zij financieel is gedupeerd door de weigering haar een standplaatsvergunning te verlenen en dat haar ten onrechte geen nadeelcompensatie is geboden. Bij schrijven van 24 augustus 2009 heeft zij in verband hiermee omzetgegevens overgelegd.
De rechtbank is, gelet op alle feiten en omstandigheden, van oordeel dat het college niet gehouden is de gederfde omzet van eiseres, als gevolg van het niet verlenen van een standplaatsvergunning, geheel of gedeeltelijk te compenseren. Vaststaat dat voor het innemen van een standplaats een vergunning van het college vereist is. Naar het oordeel van de rechtbank behoort het in beginsel tot het normale ondernemersrisico, dat op enig moment een dergelijke vergunning niet wordt verleend. Ook in casu heeft dat uitgangspunt te gelden. Daarbij is van belang dat eiseres al in de loop van 2008 op de hoogte was van het feit dat de kermis verplaatst zou worden naar het centrum en de mogelijke gevolgen die dit voor haar zou kunnen hebben. Voorts neemt de rechtbank daarbij in overweging dat aan eiseres een alternatieve locatie is aangeboden, die zij niet heeft geaccepteerd.
2.6 Het bestreden besluit kan naar het oordeel van de rechtbank in rechte standhouden. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Tj. Gerbranda. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2010.