Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 113377 / HA ZA 10-1325
Vonnis van 22 december 2010
de naamloze vennootschap
DREDGING INTERNATIONAL N.V.,
gevestigd te Zwijndrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. W.H. van Baren te Amsterdam,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DREDGING INTERNATIONAL GENDRINGEN B.V.,
gevestigd te 's-Heerenberg,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. K.A.M. van Os- ten Have te Zutphen.
Partijen zullen hierna DI en DIG genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 september 2010
- de akte houdende overlegging producties van DI
- de akte overlegging productie van DIG
- het proces-verbaal van comparitie van 26 november 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. DI maakt onderdeel uit van de DEME Groep (Dredging, Environmental and Marine Engineering). De DEME Groep houdt zich onder meer bezig met het terugwinnen van land, baggerwerkzaamheden, bodemsanering en verhuur van bagger- en grondwinningsmaterieel. DI is de werkmaatschappij die verantwoordelijk is voor de baggeractiviteiten van de DEME Groep.
2.2. DIG is sinds haar oprichting op 3 mei 1999 toeleverancier van baggermaterieel, zoals zandzuigers, pompstations en baggerpompen.
3. De vordering in conventie
3.1. DI vordert samengevat - dat de rechtbank DIG op straffe van een dwangsom veroordeelt om elk gebruik van de handelsnaam Dredging International, al dan niet met het achtervoegsel Gendringen, te staken en gestaakt te houden en voorts DIG veroordeelt in de volledige kosten van deze procedure.
3.2. Volgens DI handelt DIG in strijd met artikel 5 van de Handelsnaamwet (Hnw).
DI heeft hiertoe onder meer gesteld dat zij eerder dan DIG actief is op de Nederlandse en internationale markt, zodat DI oudere rechten heeft op de onderhavige handelsnaam. Omdat de handelsnaam Dredging International volledig terugkomt in Dredging International Gendringen, is er sprake van een zodanig geringe afwijking tussen beide handelsnamen dat gevaar voor verwarring bestaat. Door de toevoeging ‘Gendringen’ kan bij het relevante publiek de notie ontstaan dat DIG een nevenvestiging van DI is, helemaal omdat beide ondernemingen in de baggerbranche opereren.
4. Het verweer in conventie
4.1. DIG concludeert dat de vorderingen van DI afgewezen worden, met veroordeling van DI in de volledige proceskosten.
4.2. DIG heeft in de eerste plaats betwist dat DI over oudere handelsnaamrechten in Nederland beschikt dan DIG.
Voorts is er geen verwarringsgevaar. Er heeft zich nooit een daadwerkelijk geval van verwarring voorgedaan, terwijl beide ondernemingen al elf jaar naast elkaar bestaan. Het door DI gestelde gevaar voor verwarring is dan ook vooral hypothetisch. Ook is van belang dat het relevante publiek in de baggerbranche deskundig is en dat DI en DIG verschillende bedrijfsactiviteiten in de baggerindustrie hebben. De omstandigheid dat de aanduiding Dredging International zuiver beschrijvend is, brengt mee dat de handelsnaam van DI een zeer zwak onderscheidend vermogen heeft. Met de toevoeging Gendringen wordt het gevaar voor verwarring – voor zover toch aanwezig – teniet gedaan.
Tot slot heeft DIG aangevoerd dat sprake is van rechtsverwerking of misbruik van bevoegdheid door DI.
5. Het geschil in voorwaardelijke conventie
5.1. DIG vordert samengevat – bij vervulling van de voorwaarde dat DIG in conventie wordt veroordeeld om het gebruik van haar handelsnaam te staken, veroordeling van DI tot betaling van een voorschot van € 150.000,- aan DIG en verwijzing naar de schadestaatprocedure.
5.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
6. De beoordeling
in conventie
6.1. Artikel 5 Hnw beschermt de gebruiker van een oudere handelsnaam tegen het gebruik van een potentieel verwarrende jongere handelsnaam. Partijen twisten onder meer over de vraag of de handelsnaam Dredging International onderscheidende kracht heeft en volgens het handelsnaamrecht bescherming verdient.
6.2. Volgens DIG is de handelsnaam Dredging International zuiver beschrijvend en heeft deze handelsnaam daarom een geringe beschermingsomvang. DI heeft hier tegenover gesteld dat de combinatie van de woorden ‘Dredging’ en ‘International’ wel degelijk een beschermingswaardige handelsnaam is. Volgens DI is de handelsnaam Dredging International niet (te) beschrijvend en geldt bovendien dat eveneens bescherming toekomt aan beschrijvende handelsnamen. In dit kader heeft DI gesteld dat de naam Dredging International in de baggerbranche uniek is. Door het intensieve gebruik van de woordencombinatie komt aan de handelsnaam Dredging International een onderscheidend vermogen toe.
6.3. De rechtbank stelt het volgende voorop. Uit jurisprudentie (onder meer Gerechtshof Arnhem 27 februari 2007, LJN BC0951 en 25 juli 2006, LJN AY5841) blijkt dat een handelsnaam met een beschrijvend karakter weinig tot geen onderscheidend vermogen heeft. Een dergelijke handelsnaam heeft daarom slechts een geringe beschermingswaarde, in die zin dat niet al te snel kan worden geoordeeld dat van verwarringsgevaar sprake is wanneer een andere onderneming een handelsnaam voert met gelijke beschrijvende bewoordingen. Hiermee wordt voorkomen dat algemeen gangbare woorden worden gemonopoliseerd.
6.4. De handelsnaam ‘Dredging International’ bestaat uit een vervoeging van het werkwoord ‘to dredge’ en ‘International’. Met de handelsnaam wordt dus omschreven dat de achterliggende onderneming zich bezig houdt met baggeractiviteiten in een internationale context. De handelsnaam moet daarom worden beschouwd als beschrijvend.
6.5. Volgens DI heeft haar handelsnaam desondanks een voldoende sterk onderscheidend vermogen, omdat de naam ‘Dredging International’ in de baggerbranche uniek is. Deze stelling is echter gemotiveerd weersproken door DIG. Volgens DIG worden de bewoordingen ‘Dredging’ en ‘International’ ook door andere baggerbedrijven dan DI en DIG gebruikt in de handelsnaam. Ter ondersteuning hiervan heeft DIG uittreksels van de Kamer van Koophandel ingebracht, waaruit volgens DIG blijkt dat de woordcombinatie ‘Dredging’ en ‘International’ in totaal zeven keer voorkomt bij ondernemingen die niet zijn gelieerd aan DI of het moederconcern DEME (productie 16 bij conclusie van antwoord). Zes van deze ondernemingen waren bovendien al actief voordat DIG werd opgericht.
Ter comparitie heeft DI hier tegenin gebracht dat sommige van deze ondernemingen niet meer bestaan, pas recent zijn opgericht of een andere woordvolgorde hanteren. Dit doet echter niet af aan de stelling van DIG dat de woordencombinatie ‘Dredging’ en ‘International’ niet uniek is in de baggerbranche, maar juist tamelijk gangbaar. Daarom kan niet worden gezegd dat deze combinatie een sterk onderscheidend vermogen heeft.
6.6. Zoals hiervoor al is overwogen, is terughoudendheid geboden bij het toekennen van beschermingswaarde aan beschrijvende handelsnamen, omdat voorkomen moet worden dat algemeen gangbare woorden worden gemonopoliseerd. De gebruiker van een beschrijvende handelsnaam neemt ook zelf het risico dat andere ondernemingen gebruik maken van een handelsnaam met dezelfde beschrijvende woorden. Binnen de baggerbranche mag een zekere mate van deskundigheid worden verwacht bij het relevante publiek. Niet in geschil is dat de internationale baggerbranche een tamelijk specialistische markt is, zodat van afnemers, (toe)leveranciers en andere betrokken partijen mag worden verwacht dat zij de bedrijven die in deze branche actief zijn, van elkaar weten te onderscheiden. Dit geldt temeer omdat beide partijen weliswaar allebei actief zijn in dezelfde branche, maar uiteenlopende activiteiten ontplooien. Waar DI zich hoofdzakelijk bezig houdt met het daadwerkelijke baggeren, houdt DIG zich bezig met het leveren van baggermaterieel. Dit verschil in bedrijfsactiviteiten blijkt ook afdoende uit de websites van DI en DIG. Tot slot is van belang dat DIG gebruik maakt van de toevoeging Gendringen. Uit de naam van de onderneming, de tekst van de website en het gebruikte briefpapier en logo blijkt afdoende dat DIG de handelsnaam Dredging International Gendringen gebruikt. Met deze toevoeging wordt onderscheid gemaakt tussen de handelsnaam van DI en die van DIG.
6.7. Het bovenstaande leidt tot het oordeel dat niet is komen vast te staan dat er bij het relevante publiek gevaar is voor verwarring tussen enerzijds de handelsnaam Dredging International en anderzijds Dredging International Gendringen. De vordering zal daarom worden afgewezen.
6.8. DI zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van DIG. Op vordering van DIG en in zoverre niet weersproken door DI, zullen deze kosten op de voet van artikel 1019h van het Wetboek van Rechtsvordering worden begroot op € 23.172,85.
in reconventie
6.9. De eis in reconventie is voorwaardelijk ingesteld. Uit de beslissing in conventie vloeit voort dat de voorwaarde niet is vervuld, zodat op de vordering in reconventie geen beslissing hoeft te worden gegeven.
7. De beslissing
De rechtbank
in conventie
7.1. wijst de vorderingen af,
7.2. veroordeelt DI in de proceskosten, aan de zijde van DIG tot op heden begroot op € 23.172,85, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf zeven dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
7.3. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
7.4. verstaat dat de vordering geen behandeling behoeft.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2010.