ECLI:NL:RBZUT:2010:BP0049

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
29 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
117522 FA RK 10-2229
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met internationale privaatrechtelijke aspecten en huwelijksgoederenrecht

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen op 29 december 2010, hebben verzoekers, een man met de Italiaanse nationaliteit en een vrouw met de Nederlandse nationaliteit, een verzoek tot echtscheiding ingediend. Het huwelijk van verzoekers, dat op [1973 te plaats] is gesloten, is duurzaam ontwricht, en verzoekers hebben voldaan aan de wettelijke vereisten voor echtscheiding. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Haags Huwelijksgevolgenverdrag 1905 van toepassing is, aangezien verzoekers huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt waarin zij een rechtskeuze voor het Nederlandse recht hebben gedaan. Dit heeft gevolgen voor de innerlijke geldigheid van de huwelijkse voorwaarden en de rechtskeuze die verzoekers hebben gemaakt.

De rechtbank heeft de nationaliteit van verzoekers en de huwelijksvoltrekking vastgesteld op basis van de overgelegde authentieke bescheiden. De man heeft de Italiaanse nationaliteit en de vrouw de Nederlandse nationaliteit. Op basis van artikel 3 van EG Verordening 2201/2003 heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht, omdat de echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. Verzoekers hebben gekozen voor toepassing van Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding, wat betekent dat het Nederlandse recht bepaalt of en op welke gronden echtscheiding kan worden verzocht.

De rechtbank heeft echter niet kunnen vaststellen of het in 1973 mogelijk was om een rechtskeuze voor Nederlands recht te doen volgens Italiaans recht, aangezien dit recht kort daarna is gewijzigd. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat de verzoekers in de veronderstelling hebben geleefd dat er sprake was van een blijvende uitsluiting van gemeenschap van goederen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat strikte toepassing van het Verdrag en het aannemen van een gemeenschap van goederen in strijd zou zijn met de rechtszekerheid. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat het Nederlandse recht van toepassing is op de vermogensrechtelijke verhouding van verzoekers, evenals op de overige in het echtscheidingsconvenant geregelde zaken zoals partneralimentatie en de echtelijke woning.

De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat het echtscheidingsconvenant, dat op 1 november 2010 is ondertekend, als in de beschikking opgenomen moet worden beschouwd. Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Eskes en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Familie
Zaaknummer: 117522 FA RK 10-2229
beschikking van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 29 december 2010
in de zaak van:
[verzoeker],
hierna mede te noemen de man,
wonende te [plaats, gemeente],
en
[verzoekster],
hierna mede te noemen de vrouw,
wonende te [plaats, gemeente],
verzoekers tot echtscheiding,
advocaat: mr. J.A.B.H.M. Willemse te Ulft.
Het procesverloop
Dit verloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, waarvan een kopie aan deze beschikking is gehecht, ingekomen op 18 november 2010;
- het door verzoekers op 1 november 2010 ondertekende echtscheidingsconvenant, waarvan een kopie aan deze beschikking is gehecht.
De beoordeling
Het in het aangehechte verzoekschrift door verzoekers gestelde met betrekking tot de nationaliteit van verzoekers, de huwelijksvoltrekking en het huwelijksgoederenregime staat - voor zover nodig gestaafd door de overgelegde authentieke bescheiden - vast, met dien verstande dat de in het verzoekschrift vermelde persoonlijke gegevens in overeenstemming zijn gebracht met deze bescheiden.
De man heeft de Italiaanse en de vrouw de Nederlandse nationaliteit. Op grond van artikel 3 van EG Verordening 2201/2003 van 27 november 2003 komt aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding, nu de echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.
Nu verzoekers - op grond van artikel 1 lid 4 van de Wet van 25 maart 1981, Stb. 81, 166 houdende regeling van het conflictenrecht inzake ontbinding van huwelijk enz. - hebben gekozen voor toepassing van Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding, bepaalt het Nederlandse recht of echtscheiding kan worden verzocht en op welke gronden.
Nu verzoekers stellen dat hun huwelijk duurzaam is ontwricht en ook overigens aan de wettelijke vereisten is voldaan, is het verzoek tot echtscheiding voor toewijzing vatbaar.
Verzoekers zijn op [1973 te plaats] gehuwd. Om die reden is het Haags Huwelijksgevolgenverdrag 1905 (hierna: het Verdrag) van toepassing. Verzoekers hebben op 13 december 1973 huwelijkse voorwaarden gemaakt waarin zij een rechtskeuze hebben gedaan voor het Nederlandse recht. De innerlijke geldigheid van de huwelijkse voorwaarden en de gevolgen daarvan worden ingevolge artikel 5 van het Verdrag beheerst door de nationale wet van de man ten tijde van de huwelijkssluiting. Dezelfde wet beslist, of en in welke mate de echtgenoten de vrijheid bezitten naar een andere wet te verwijzen. Wanneer zij daarnaar hebben verwezen, bepaalt deze laatste wet de gevolgen van de huwelijkse voorwaarden.
De rechtbank heeft op dit moment niet kunnen vaststellen of het in 1973 naar Italiaans recht voor partijen mogelijk was een rechtskeuze voor Nederlands recht te doen, nu het Italiaanse recht kort nadien is gewijzigd. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit echter in het midden blijven. Ten tijde van het sluiten van het huwelijk gold naar Italiaans recht een scheiding van goederen. In 1975 is dat systeem gewijzigd, en sindsdien bestaat er een gemeenschap van goederen. Deze is ook van toepassing geworden op huwelijken van vóór 20 september 1975 indien geen uitdrukkelijke verklaring is afgelegd dat de scheiding van goederen gehandhaafd blijft. Een dergelijke uitdrukkelijke verklaring mag niet worden ingelezen in de huwelijksvoorwaarden van 1973. Verzoekers hebben echter geleefd op basis van hun veronderstelling dat sprake was van een (blijvende) uitsluiting van gemeenschap van goederen, zodat in deze zaak - in het geval een rechtskeuze niet mogelijk zou zijn geweest - strikte toepassing van het Verdrag en het alsnog aannemen van een gemeenschap van goederen naar Italiaans recht (communione dei beni) in de gegeven omstandigheden flagrant in strijd met de rechtszekerheid moet worden geacht. In dit geval is dan ook sprake van de spiegelbeeldige situatie als die van het arrest Haagse Italianen (Hoge Raad 27 maart 1981, NJ 1981/335). Uit dat arrest kan worden afgeleid dat de rechtszekerheid van groot belang is voor de vaststelling van het toepasselijke recht in zaken die vallen onder het Verdrag.
Nu verzoekers het Nederlandse rechtsstelsel hebben gekozen aan hetwelk hun vermogensrechtelijke positie onderworpen zal zijn, wordt hun vermogensrechtelijke verhouding door Nederlands recht beheerst. Op de overige in het echtscheidingsconvenant geregelde onderworpen (partneralimentatie, de echtelijke woning en het pensioen) is eveneens Nederlands recht van toepassing. Het verzoek het door verzoekers getroffen onderlinge regelingen in de beschikking op te nemen is dan ook als volgt toewijsbaar.
De beslissing
De rechtbank:
spreekt de echtscheiding uit tussen verzoekers op [1973 te plaats] met elkaar gehuwd;
bepaalt dat het tussen verzoekers gesloten en op 1 november 2010 ondertekende echtscheidingsconvenant als in deze beschikking opgenomen moet worden beschouwd en dat hetgeen tussen hen is overeengekomen als hier ingelast geldt en van deze beslissing deel uitmaakt.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Eskes en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 december 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.