RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/940139-10
Uitspraak 29 december 2010
Tegenspraak - dip
[verdachte B],
geboren te [plaats, 1981],
wonende te [adres].
Raadsman: mr. F. Leemans, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting 15 december 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 april 2010 in de gemeente Zutphen met een ander of
anderen, op of aan de openbare weg, de Van de Vegtestraat, in elk geval op of
aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen goederen (te weten een woning, gelegen aan de [adres]) en/of
tegen een een persoon, genaamd [slachtoffer],,
welk geweld bestond uit het
- zich al scheldend en schreeuwend in de richting van en/of op korte afstand
van die woning en/of in de tuin van die woning begeven en/of (vervolgens)
kapot trappen en/of -slaan van een of meer ruiten van die woning (waarin [slachtoffer] verbleef) en/of
- gooien van een of meer voorwerpen in de richting van/naar die woning en/of
de bij die woning behorende tuin en/of
- maken van dreigende en/of ophitsende/opruiende/uitdagende en/of
intimiderende gebaren en/of bewegingen naar en/of in de richting van die
[slachtoffer] en/of (daarbij) schreeuwen en/of schelden naar die [slachtoffer] en/of
waarmee hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) de
gewelddadige handelingen heeft/hebben ondersteund en/of
- zich dreigend opdringen aan/naar die [slachtoffer] en/of
- achternarennen/achtervolgen van die [slachtoffer] (waarbij een mededader van
verdachte, een knuppel, althans een steel van een bijl, in elk geval een hard
(houten) voorwerp - al dan niet omhooggeheven - in de hand hield) en/of
waarbij, hij verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s), door het
achtervolgen van die [slachtoffer] en/of het schreeuwen en/of schelden naar die
[slachtoffer] en/of insluiten van die [slachtoffer], in elk geval door het
versperren/bemoeilijken van de vrije doorgang voor die [slachtoffer], de gewelddadige
handelingen heeft/hebben ondersteund en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) slaan met een knuppel, althans met
een steel van een bijl, in elk geval met een hard (houten) voorwerp, op/tegen
het hoofd en/of het (overige) lichaam van die [slachtoffer] en/of
- (zodoende) naar de grond slaan en/of werken van die [slachtoffer] en/of
- (vervolgens)(terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) een of meermalen met
voornoemde knuppel, althans met voornoemde steel van een bijl, in elk geval
met een (hard) houten voorwerp, (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het
(overige) lichaam van die [slachtoffer] slaan en/of waarbij hij, verdachte, heeft
nagelaten de gewelddadige handelingen te verhinderen, althans te beeindigen,
in elk geval zich niet van de gewelddadige handelingen heeft gedistantieerd;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Door de raadsman is aangevoerd dat in deze zaak sprake is van verschillende onvolkomenheden, dusdanig dat dit dient te leiden tot niet ontvankelijkheid van de officier van justitie. De raadsman heeft kort gezegd onder meer het volgende daarvoor aangevoerd:
[verdachte B] is op 13 oktober 2010 op verzoek van de raadsman van [verdachte A] door de rechter-commissaris als getuige gehoord, waarbij door de rechter-commissaris is medegedeeld dat [verdachte B] een verschoningsrecht had en dat hij ook als verdachte werd aangemerkt. In het daarvan opgemaakte proces-verbaal is opgenomen dat [verdachte B] als verdachte is gehoord, maar de cautie ex artikel 29, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is hem echter niet gegeven. De door [verdachte B] als getuige afgelegde verklaring in de zaak tegen [verdachte A], kan derhalve niet ten nadele van [verdachte B] werken.
Nu door de officier van justitie in het verhoor expliciet vragen zijn gesteld die beogen antwoord van [verdachte B] te verkrijgen omtrent de verdenkingen die jegens [verdachte B] zijn gerezen in het strafrechtelijk onderzoek kan niet anders worden geconcludeerd dan dat er sprake is van schending van artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Immers er is op oneigenlijke wijze en met omzeiling van wettelijke waarborgen het nemo tenetur beginsel willens en wetens/doelbewust geschonden.
De belangen van verdachte [verdachte B] zijn door de officier van justitie tekort gedaan, met name het recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak;
Het openbaar ministerie heeft daarnaast de regels van fair play geschonden, omdat het van meet af aan de bedoeling was van het openbaar ministerie om de door [verdachte B] afgelegde verklaring ook in zijn eigen zaak in te brengen. Direct na afloop van het bewuste verhoor werd door de rechter-commissaris medegedeeld dat bij hem een verzoek door de officier was gedaan om de door [verdachte B] in de zaak tegen [verdachte A] afgelegde verklaring tevens te voegen in de zaak tegen [verdachte B] als verdachte. Nu dit verzoek door de officier al bij de rechter-commissaris was binnengekomen vóór het verhoor van [verdachte B] en de officier daarvan geen mededeling heeft gedaan aan (de raadsman van) [verdachte B] zijn de elementaire regels van fair play geschonden;
In het dossier is opgenomen een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 11 juli 2010 door verbalisant [verbalisant], waaruit volgt dat het op de steel van de bijl gemonsterde celmateriaal bij vergelijkend DNA-onderzoek door het NFI is herleid op celmateriaal van verdachte [verdachte B] en slachtoffer [slachtoffer]. Uit het bij dat proces-verbaal gevoegd rapport van het NFI gedateerd 23 juni 2010 blijkt evenwel dat het celmateriaal afkomstig kan zijn van verdachte [verdachte A] en slachtoffer [slachtoffer]. Een en ander leidt tot de conclusie dat ambtsedige verklaringen niet zijn te vertrouwen.
Door de officier van justitie is aangevoerd dat bij het verhoor bij de rechter-commissaris al algemeen bekend was dat [verdachte B] als verdachte werd aangemerkt. Door de rechter-commissaris is [verdachte B] erop gewezen dat hij zichzelf niet hoefde te belasten.
Voorafgaand aan het verhoor van [verdachte B] heeft zij de rechter-commissaris gevraagd om de door [verdachte B] af te leggen verklaring ook toe te voegen aan het dossier in zijn eigen strafzaak. De rechter-commissaris heeft er voor gekozen om pas na afloop van het verhoor daarvan mededeling te doen aan de raadsman van [verdachte B].
Afgezien daarvan staat het het openbaar ministerie vrij om stukken aan het procesdossier toe te voegen, terwijl evenmin valt in te zien welke belangen van verdachte zijn geschaad aangezien hij zelf heeft aangegeven te willen verklaren.
Ten aanzien van het proces-verbaal van bevindingen is er kennelijk sprake van een vergissing. Een dergelijke omissie maakt nog niet dat er een 'fout' proces-verbaal zou zijn opgemaakt.
De rechtbank overweegt het volgende.
Uit het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris op 13 oktober 2010 blijkt dat [verdachte B] als getuige is gehoord in de zaak van [verdachte A], waarbij [verdachte B] in aanwezigheid van zijn raadsman uitleg is gegeven over zijn positie als getuige, zijn verschoningsrecht en het feit dat hij in deze zaak ook als verdachte werd aangemerkt.
Omdat [verdachte B] als getuige werd gehoord en niet als verdachte diende hem ook niet te worden gezegd dat hij geen antwoord hoefde te geven op vragen; als getuige moet hij antwoorden, tenzij hij zich kan verschonen, omdat hij door te antwoorden zichzelf zou kunnen belasten. De raadsman van de getuige was bij het verhoor aanwezig en het was zijn taak om vraag voor vraag te beoordelen of er met vrucht een beroep op het verschoningsrecht van de getuige kon worden gedaan. Van bemerkingen op dit punt door de raadsman maakt het proces verbaal van de rechter commissaris geen melding.
[verdachte B] heeft bij de rechter-commissaris ook niet wezenlijk anders verklaard dan hij reeds had gedaan en ook nadien ter terechtzitting heeft gedaan. Alleen al om die reden valt niet in te zien dat zijn belangen op enige wijze zijn geschaad.
Dat de rechter-commissaris er voor heeft gekozen om de raadsman van de getuige eerst na afloop van het verhoor te wijzen op het door de officier van justitie gedane verzoek - gelijk bij alle getuigen is gedaan - om het proces-verbaal toe te voegen aan het dossier van [verdachte B] in zijn hoedanigheid van verdachte valt het Openbaar Ministerie niet toe te rekenen.
Het als derde punt door de raadsman aangevoerde gebrek in een proces-verbaal van bevindingen acht de rechtbank evenmin redengevend, omdat uit het proces-verbaal in onderlinge samenhang met het bijgevoegde rapport van het NFI zonder meer is op te maken dat het hier een vergissing/omissie betreft en de onjuiste weergave daaruit is voortgekomen. Overigens wordt het betrokken proces-verbaal niet tegen [verdachte B] gebruikt.
Anders dan de raadsman is de rechtbank dan ook van oordeel dat de ontvankelijkheid van de officier van justitie hier niet in het geding is en het beroep van de raadsman op de niet-ontvankelijkheid van de officier derhalve dan ook wordt verworpen.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Aanleiding tot het onderzoek
Aanleiding voor het onderzoek waren meerdere meldingen2 bij de regionale meldkamer op 9 april 2010 omstreeks 22.15 uur over een burenconflict dat gaande was in de Van den Vegtestraat te Zutphen nabij perceel [nummer].
Diverse politie-eenheden begaven zich ter plaatse, waar meerdere schreeuwende personen op straat werden aangetroffen en enkele vrouwen elkaar in de haren vlogen. Partijen waren moeilijk uit elkaar te halen. Een ruit van de voordeur en woonkamer van [nummer] waren vernield. Twee ter plaatse aanwezige mannen, naar later bleek verdachte en [verdachte B], verklaarden dat zij met messen waren gestoken en toonden snijwonden op armen en handen.
In de voortuin van [nummer] werd een man liggend - op zijn rug3 - op de grond aangetroffen met veel bloed bij zijn hoofd. Later bleek het hier te gaan om [slachtoffer].
In de tuin werd een mes met zwart handvat aangetroffen en in beslag genomen (keukenmes met zwart heft, circa 25 cm lang, aangetroffen in de voortuin van perceel [adres]4).
Bij de voordeur van perceel [nummer] werd een geel/bruine houten steel van ongeveer 80 centimeter aangetroffen met een rood geverfd uiteinde, mogelijk van een voorhamer of bijl. Door een van de verbalisanten werd mogelijk bloed op deze steel waargenomen en de steel is vervolgens inbeslaggenomen.
B. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie is daarbij uitgegaan van het door haar meest aannemelijk geachte scenario, aangezien dit scenario wordt ondersteund door de meeste verklaringen in onderling verband bezien.
Zij heeft zich daarbij naast de verklaring die verdachte zelf heeft afgelegd onder meer gebaseerd op de verklaringen van [verdachte A], [naam 1], [naam 2], [naam 3], [naam 4], [naam 5], [naam 6], [naam 7], [naam 8] en [naam 9].
De officier acht aannemelijk dat [slachtoffer] die bewuste dag met een mes uit zijn woning is gekomen en daarmee zwaaiende bewegingen heeft gemaakt. [slachtoffer] is vervolgens in zijn tuin of net daarbuiten op het trottoir [verdachte B] tegengekomen, waarop [verdachte B] is teruggedeinsd en tussen twee aldaar geparkeerde auto's is komen te vallen. Vervolgens is [slachtoffer] geconfronteerd met verdachte, die met een opgeheven stok tegenover hem stond. Dat is aanleiding geweest voor [slachtoffer] om te vluchten, waarbij hij op straat achterna wordt gezeten door [verdachte A] met de stok, gevolgd door verdachte [verdachte B]. [slachtoffer] is op een gegeven moment teruggerend naar zijn woning, achtervolgd door verdachte via het trottoir en door [verdachte B] via de straat. [verdachte B] staakt de achtervolging nabij de woning van [slachtoffer], wanneer hij door [naam 5] aangesproken wordt.
[verdachte A] heeft [slachtoffer] ter hoogte van de tuinpoort van de woning van [slachtoffer] van achteren met de stok geslagen en [slachtoffer] komt te vallen. Vervolgens heeft [verdachte A] [slachtoffer] een aantal keren met kracht op het gezicht, hoofd en lichaam geslagen terwijl hij weerloos op de grond lag. [naam 5] is vervolgens ter plaatse gekomen en heeft [verdachte A] een aantal malen gewaarschuwd dat hij op moest houden omdat hij [slachtoffer] anders dood zou slaan. [naam 5] heeft vervolgens de stok vastgepakt, waarna [verdachte A] is gestopt.
Verdachte heeft aan het gebeuren een wezenlijke en provocerende bijdrage geleverd door zijn gedrag en houding in de aanloop naar het door [verdachte A] uiteindelijk uitgeoefende geweld.
Verdachte heeft anderen die stonden te schreeuwen, schelden en intimiderende gebaren maakten naar [slachtoffer], waarbij ook dingen in de richting van de woning werden gegooid, getalsmatig ondersteund en met zijn vocaal en opruiende gedrag aangemoedigd tot het plegen van geweld. Hij heeft zich daarbij onderscheiden van de anderen van de groep door samen met [verdachte A] [slachtoffer] achterna te rennen en te achtervolgen en actief bij te dragen aan een sfeer van ontremming waarin [verdachte A] tot de fatale klappen is gekomen. Verdachte heeft geen enkele poging ondernomen om [verdachte A] tot stoppen te dwingen. Door zich niet te distantiëren, waartoe hij wel de gelegenheid heeft gehad, heeft verdachte bewust gekozen voor het blijven zoeken van de confrontatie met het toegepaste geweld als gevolg. Met zijn gedrag heeft verdachte volgens de officier van justitie welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard cq op de koop toegenomen dat hij een wezenlijke bijdrage aan het geweld leverde.
C. Standpunt van de verdachte / de verdediging
Door de raadsman is aangevoerd dat de verklaring van [verdachte B], dat hij nadat hij was gevallen tussen twee auto's op het moment dat hij door [slachtoffer] met het mes werd aangevallen en hij ter verdediging van zich af had getrapt, zijn kinderen in veiligheid had gebracht en de woning van [verdachte A] was binnengegaan, wordt bevestigd door diverse andere personen. Indien in een strafzaak voor een feit meerdere verklaringen kunnen zijn heeft de verdachte het voordeel van de twijfel en dient de verdachte te worden vrijgesproken.
D. Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het ten laste gelegde feit uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend zich te hebben schuldig gemaakt aan de hem tenlastegelegde. Hij is niet achter [slachtoffer] aan gerend. Hij heeft slechts zijn kinderen gepakt en is de woning van [verdachte A] binnengegaan en is binnen gebleven tot de politie kwam. Hij is ook in de woning gearresteerd.
In het dossier bevinden zich verschillende stukken, waaronder verklaringen van diverse personen en bescheiden, zoals hierna zakelijk en verhalenderwijs weergegeven:
Door de vriendin van [slachtoffer] is aangifte5 gedaan van zware mishandeling van danwel poging tot doodslag van haar vriend [slachtoffer], geboren op [datum].6 Zij heeft - in aanvulling op een eerdere verklaring op 10 april 2010 in het Radboudziekenhuis in Nijmegen - bij de politie verklaard dat op 9 april 2010 rond 21.30 uur de buren van [nummer], [vriendin verdachte A] en [verdachte A], samen met [verdachte B] (zij had die naam op het politiebureau opgevangen) en zijn vriendin, bij hun voor de deur stonden te schreeuwen en dreigende taal uitten, zoals: "Kom maar naar buiten, kom maar naar beneden". Zij was samen met [slachtoffer] boven in de woning in de voorslaapkamer. Zij hebben niet gereageerd op het geschreeuw. Zij hoorde een moment later dat er met stenen naar de ramen van de voorslaapkamer werd gegooid. [slachtoffer] heeft toen even bij het geopende slaapkamerraam naar buiten gekeken. Zij heeft niet gehoord of hij wat geroepen heeft, zij hoorde enkel het geblèr van [verdachte A], [vriendin verdachte A], [verdachte B] en zijn vriendin.
Zij is toen naar beneden gegaan omdat zij de politie wilde bellen, omdat zij zich bedreigd voelde. De telefoon lag dicht bij het voorraam. Toen zij beneden stond hoorde zij een grote klap en glasgerinkel. Zij heeft de politie gebeld en gemeld dat de ruiten van haar woning werden ingegooid.
(Uit de uitgewerkte meldkamergesprekken7 blijkt dat er op 9 april 2010 om 22.15 een melding is gedaan door [naam 7] bij de meldkamer dat de buren aan het gooien waren naar de woning en dat de melder behoorlijk in paniek was.)
Er werd vervolgens nog een keer iets tegen het voorraam gegooid. Vervolgens hoorde zij nog een derde klap; later bleek het bovenste ruitje van de voordeur kapot te zijn.
Zij is naar boven gegaan om bij de kinderen te kijken en toen zij vervolgens weer naar beneden liep zag zij dat [slachtoffer] naar de voordeur liep. Hij was woedend. Zij heeft geprobeerd hem tegen te houden toen hij bij de voordeur stond, maar hij rukte zich los en is naar buiten gelopen. Hij liep naar de groep die bij het tuinhek stond. Zij zag vanuit de deuropening dat [slachtoffer] en [verdachte A] met elkaar in gevecht raakten en dat er over en weer rake klappen vielen. Op een gegeven moment zag zij dat [verdachte A] een stok of knuppel in zijn hand hield en dat [slachtoffer] wegrende en [verdachte A] en [verdachte B] achter hem aan renden richting de Berkel. Zij durfde niet naar buiten te gaan omdat zij bang was. Zij had geen zicht meer op [slachtoffer] en de achter hem aanrennende mannen. Op een gegeven moment zag zij dat [slachtoffer] terug kwam rennen en bij hen in de voortuin in elkaar zakte. Zij zag dat [verdachte A] er aan kwam lopen en [slachtoffer] met een knuppel van ongeveer 60 a 70 centimeter klappen gaf op zijn hoofd, armen en borst. Hij gaf [slachtoffer] een paar harde klappen op de rechterzijkant van het hoofd. [slachtoffer] trachtte zich af te weren door zijn armen omhoog te houden, maar hij had kennelijk de kracht niet meer.
(onderaan pag. 286 een beschrijving van het letsel dat het slachtoffer zou hebben opgelopen: scheurtje schedel, bloedingen onder de schedel, operatief ingrijpen om druk op de hersenen te kunnen reduceren, kneuzingen en breuken in het hele gezicht, rechterarm op meerdere plaatsen gebroken, beschadiging rechter oog, gebit vernield, klaplong, rechteroor zwaar gewond).
[verdachte A] heeft bij de politie verklaard8 dat hij op de avond van 9 april 2010 samen met zijn vriendin [vriendin verdachte A],[verdachte B]chte B] en zijn vrouw [vriendin [vriendin verdachte B]chte B] en [naam 10] (wonende op [nummer]) naar hun woning op [nummer] liep. Hij was wat aangeschoten (4 of 5 pilsjes) en hij had van [vriendin verdachte A] gehoord dat [slachtoffer] weer van die kut-muziek op had staan. Hij had daaruit begrepen dat [slachtoffer] de muziek weer te hard aan had staan en hij had [vriendin verdachte A] gezegd dat hij er wel wat van zou zeggen.
Hij liep met het groepje de voortuin van de woning van [vriendin verdachte A] in. Het groepje was wat aan het ouwehoeren en er werd hard gepraat.
Hij hoorde geen harde muziek uit de woning van de buren, [slachtoffer] en [naam 7], komen. Hij was echter boos/kwaad en riep met opgezette stem dat het uit moest zijn met die rot muziek en hij anders maar naar buiten moest komen (hij bedoelde daarmee dat hij een goed gesprek met hem wilde hebben). Hij hoorde vervolgens iemand lachen en herkende daarop de stem van [slachtoffer] toen deze zei "dat is goed". Hij zag dat [slachtoffer] daarna voor het raam van de woonkamer stond en hem stond uit te lachen. Daar werd hij kwaad om en als hij kwaad wordt kan hij verschillend reageren. Hij is toen de tuin van [slachtoffer] en [naam 7] ingelopen en heeft met zijn rechtervuist de voorruit ingeslagen.
Hij hoorde vervolgens de voordeur opengaan en zag dat [slachtoffer] met een mes in de hand in de deuropening verscheen. Hij schrok daarvan en hoorde [slachtoffer] zeggen: Nu steek ik je". Hij dacht dat hij hem of zijn vrouw [vriendin verdachte A] of zijn zoon, die ook buiten stonden, zou steken. Hij is daarop in paniek naar zijn woning gelopen en heeft uit de gang de stok, dat wil zeggen een steel van een kloofbijl gepakt. [slachtoffer] kwam hem achterna. Hij is vervolgens met de stok naar [slachtoffer] toegelopen, de stok met beide handen ter hoogte van zijn buik vasthoudend.
Hij heeft [slachtoffer] vervolgens met een slaande beweging geslagen, hoe precies weet hij niet meer. [slachtoffer] stond op dat moment (toen hij hem voor de eerste keer sloeg >> pag. 595) op de scheiding van de stoep en zijn voortuin. Nadat hij [slachtoffer] had geraakt zag hij dat [slachtoffer] het mes nog in zijn hand hield. Hij zag dat [slachtoffer] zich in de richting van zijn huis bewoog. Hij vond dat hij [slachtoffer] moest achtervolgen omdat hij nog steeds het mes in zijn hand hield. Hij zag dat [slachtoffer] in zijn voortuin omviel en dat hij bloedde. [slachtoffer] lag op het pad met zijn hoofd richting de voordeur van zijn woning. Hij - verdachte - dacht op dat moment niets. Hij hoorde vervolgens de stem van [n[naam 5] die zei dat hij op moest houden. Hij heeft [slachtoffer] geslagen uit zelfverdediging.
[naam 5] riep tegen hem: "Het is genoeg jongen" en op dat moment schrok hij van al het bloed. Hij had [slachtoffer] toen een paar keer geslagen9.
[naam 3] heeft verklaard10 dat zij die dag rond 21.45 uur een hoop geschreeuw hoorde. Dat geschreeuw kwam bij [vriendin verdachte A] en [verdachte A] vandaan, zij stonden samen met [verdachte B] en [vriendin verdachte B] in de voortuin van hun woning. Korte tijd daarna hoorde zij glasgerinkel. Zij wilde weten wat er aan de hand was en heeft de voordeur opengedaan van haar woning op [nummer]. Zij zag[verdachte B]chte B] bij de heg in de voortuin van [vriendin verdachte A] en [verdachte A] stond en hij gaf aan waar zij zich mee bemoeide. Zij zag dat haar zoontje naar beneden kwam lopen. Haar op bezoek zijnde vriendin [naam 6] had gezien dat [slachtoffer] klappen had gekregen en zij heeft haar zoontje toen opgepakt en is met hem naar boven gegaan. Toen zij ook naar boven wilde gaan hoorde zij [naam 7] hysterisch naar haar gillen. Zij is daarop naar buiten gegaan en zag [slachtoffer] om haar voor haar deur geparkeerde auto heen rennen achtervolgd door [vriendin verdachte A], [verdachte A], [verdachte B] en [vriendin verdachte B]. [verdachte A] had een honkbalknuppel in zijn handen in een slaghouding. Bij het hekje van zijn voortuin kreeg [slachtoffer] van [verdachte A] een knal met de knuppel op zijn achterhoofd. [slachtoffer] viel gelijk in elkaar op het pad in zijn voortuin hoofd richting voordeur en voeten richting trottoir. Zij zag vervolgens dat [verdachte A] een aantal malen op het hoofd van [slachtoffer] insloeg, het bloed spoot uit zijn oren. Zij heeft daarop in paniek een broodmes gepakt en is daarmee naar buiten gevlogen en is bij [slachtoffer] gaan staan, tussen [slachtoffer] en de anderen - [verdachte A], [verdachte B], [vriendin verdachte A] en [vriendin verdachte B] - in. [naam 7] zat in shock bij [slachtoffer], onder het bloed. Pas toen de ambulancebroeders kwamen, kwam [slachtoffer] een beetje bij. Zij zag [verdachte A] weglopen met de knuppel in zijn hand. [verdachte A] is de enige die [slachtoffer] heeft geslagen. [verdachte B] heeft [slachtoffer] niet aangeraakt.
[naam 6] heeft verklaard11 dat zij die avond op bezoek was bij [naam 3]. Zij hoorde glasgerinkel en hoorde kort daarop een hoop geschreeuw op straat. Zij heeft met [naam 3] vanuit de deuropening staan kijken. Zij zag dat [verdachte A], [verdachte B], [vriendin verdachte A] en haar zoon en de vrouw van [verdachte B] bij de heg stonden in [verdachte A]s tuin. Zij zag dat ze naar boven keken. Toen [naam 3] vroeg of het wat zachter kon, kreeg zij van [verda[verdachte B] te horen "dat zij haar kankerbek moest dichthouden" en "Pas op anders pak ik jou ook even". Zij is daarop naar binnen gegaan en toen zij weer naar buiten ging, zag zij dat [verdachte A] het woonkamerraam bij [slachtoffer] en [naam 7] ingooide. Zij is daarop weer de woning binnengegaan en toen zij vervolgens weer naar buiten kwam zag zij [slachtoffer] in zijn eigen tuin op de stoep liggen.
Zij zag bloed bij zijn hoofd en is er gelijk heengelopen. Zij zag dat [verdachte B] met zijn voet trapte in de zij van [slachtoffer]. [naam 3] zorgde er voor dat [verdachte B] werd weggehouden bij [slachtoffer] en zij heeft zich vervolgens over [slachtoffer] gebogen. Zij hoorde dat hij kreunde, maar meer ook niet, zij kreeg geen reactie. Zij zag dat zijn hoofd aan de rechterkant helemaal onder het bloed zat. [naam 7] zat eveneens geknield bij [slachtoffer]. Er spoot bloed uit het gezicht van [slachtoffer], vooral uit zijn oor. Vanuit haar ooghoek zag zij [verdachte A] aankomen met een (honkbal)knuppel in zijn hand. Zij probeerde [slachtoffer] af te schermen en riep [verdachte A] toe dat hij moest kappen. [verdachte A] stoof gewoon door en zij is toen bang aan de kant gesprongen. Zij zag dat [verdachte A] de knuppel eerst in de ene hand hield en toen hij haar voorbij was omhoog haalde en toen met grote kracht tegen het gezicht van [slachtoffer] sloeg en op zijn achterhoofd raakte. Zij zag dat [verdachte A] na die slag met zijn rechtervoet tegen het bovenlichaam van [slachtoffer] schopte. Zij zag dat hij daarna de knuppel met twee handen beetpakte en [slachtoffer] een aantal malen vol in het gezicht sloeg.
Een dikke jongen kwam ter plekke en riep dat iedereen kalm aan moest doen. Hij was ineens verdwenen.
[naam 6] (zij was die avond op bezoek bij [naam 3] op [nummer]) heeft bij de rechter-commissaris verklaard12 dat zij [slachtoffer] zag op het moment dat [slachtoffer] zijn voortuin ([nummer]) in liep en daar in elkaar zakte. Zij is er toen heen gegaan. [naam 7] zat gehurkt bij [slachtoffer] en schreeuwde heel hard. [slachtoffer] haalde heel raar adem. Vanuit haar ooghoek zag zij [verdachte A] aankomen met een knuppel in zijn handen. Zij is toen voor [slachtoffer] gaan staan om [verdachte A] de doorgang te belemmeren. [verdachte B] was op dat moment met [naam 3] aan het bakkeleien. Zij (getuige) werd weggeduwd door '[alias naam 5]" ([naam 5]), zodat zij geen klap van [verdachte A] zou krijgen. [naam 5] ving de eerste klap op en is vervolgens via het huis van [slachtoffer] en [naam 7] weggegaan. Zij was geschrokken van de duw die zij had gekregen. Toen zo vervolgens opkeek, zag zij [naam 3] met een mes haar huis uitkomen. Op dat moment was [verdachte A] [slachtoffer] aan het slaan met de knuppel. [naam 3] heeft met het mes staan zwaaien in de nabijheid van [verdachte A].
[naam 3] heeft bij de rechter-commissaris verklaard13 dat zij [naam 7] in paniek haar naam hoorde schreeuwen. Zij is toen naar buiten gegaan en zag [slachtoffer] om haar auto heen rennen de stoep op. [verdachte A] en [verdachte B] renden achter hem aan. Toen gaf [verdachte A] hem een klap op zijn nek en [slachtoffer] viel tussen haar tuinpad en dat van hemzelf. Na die eerste klap was [slachtoffer] meteen weg d.w.z. hij viel voorover en bleef liggen. [verdachte A] ging toen goed staan en sloeg [slachtoffer] een aantal keren op zijn hoofd. Zij heeft toen van angst in haar broek geplast, is haar woning binnen gerend en heeft het grootste mes gepakt dat zij kon vinden en is daarmee naar buiten gegaan. Zij kwam toen [verdachte B] op haar pad tegen en zij heeft het mes naar voren gehouden en geschreeuwd: "weg hier". Zij heeft [verdachte B] niet geraakt met het mes, hij sprong weg. Daarna is zij over het hekje (van de tuin van [slachtoffer]) gesprongen en is vlak voor [verdachte A] gaan staan. Toen hij het mes zag is [verdachte A] opzij gesprongen. Op het moment dat zij naar buiten kwam was hij ook nog steeds aan het slaan op [slachtoffer].
[naam 5] heeft verklaard14 dat hij die avond rond 22.00 uur ter hoogte van de Van de Vegtestraat vrouwen in paniek hoorde gillen. Hij herkende de stemmen van [naam 3] en [naam 7], de vrouw van [slachtoffer]. Hij was aan het begin van de straat en zag dat [slachtoffer] achterna werd gezeten door [verdachte A] en [verdachte B]. [verdachte A] had een dikke stok/balk in zijn handen. Hij schreeuwde dat ze [slachtoffer] met rust moesten laten. [verdachte B] riep hem iets toe in de trant dat [slachtoffer] op hem (in) gestoken had. Op dat moment zag hij dat [verdachte A] met de balk al rennend [slachtoffer] met een zwaaibeweging tegen de arm of schouder sloeg. Hij zag dat [slachtoffer] vervolgens terugrende richting eigen woning. Hij zag dat [verdachte A] ter hoogte van de tuin van [slachtoffer] [slachtoffer] nogmaals een klap met de stok/balk gaf, waardoor [slachtoffer] in zijn eigen tuin op de grond viel en gelijk van de wereld was. Hij is er toen meteen naar toe gelopen en heeft staan schreeuwen tegen [verdachte A], onder meer dat hij die jongen dood sloeg. Terwijl hij dat riep zag hij dat [verdachte A] de stok met beide handen boven zijn hoofd hief en met kracht op het hoofd van [slachtoffer] sloeg, terwijl deze weerloos op de grond lag. Daarna sloeg [verdachte A] hem nog een keer op het hoofd. Bij de derde keer dat [verdachte A] sloeg raakte hij [slachtoffer] op de zijkant van zijn lichaam, maar het lukte hem toen om de stok/balk vast te pakken. Hij zag dat [naam 3] achter hem langs kwam en dat de mensen uit elkaar vlogen; [naam 3] maakte een zwaaiende beweging met haar handen. Toen de politie kwam is hij weggegaan
Op het moment dat hij de stok/balk kon pakken stond hij half over [slachtoffer] gebogen15. [verdachte A] bleef de balk vasthouden en hij heeft de balk toen weer los moeten laten. Daarna heeft [verdachte A] niet meer geslagen en is hij weggelopen richting zijn huis.
[n[naam 5] heeft bij de rechter-commissaris verklaard16 dat hij die avond een hoop geschreeuw hoorde en daarop is afgegaan. Hij zag dat [verdachte A] en [verdachte B] schreeuwend achter [slachtoffer] aanrenden, richting de Berkel. [slachtoffer] draaide zich om en kreeg ter hoogte van perceel [nummer] een klap in de nek waardoor hij meteen knock-out ging en in zijn eigen tuin viel. [verdachte A] liep om [slachtoffer] heen en sloeg drie keer en [verdachte B] was inmiddels naar de tuin van [verdachte A] op [nummer] gelopen, waar [vriendin verdachte A] ook stond.
Hij - [naam 5] - is naar [slachtoffer] gelopen en kon pas bij de derde klap de balk vastpakken. [verdachte A] was het spoor helemaal bijster en was zichzelf niet. Het viel op dat [verdachte A] [slachtoffer] sloeg terwijl [slachtoffer] knock-out op de grond lag.
De overbuurvrouw van [nummer] heeft verklaard17 dat zij twee mannen tegenover één man, haar overbuurman die later is geslagen, heeft zien staan. De beide mannen (aanvankelijk had zij bij de politie verklaard dat één man naar binnen was gelopen) zijn daarop de woning op [nummer] binnengeweest en toen zij kort daarop weer naar buiten kwamen had één van de mannen een stok in zijn handen. Er volgde vervolgens weer een woordenwisseling en toen is het slaan door de man met de stok begonnen. Zij zag dat de man met twee handen de stok boven zijn hoofd hief en dat hij de overbuurman sloeg. Zij zag ook dat er naar beneden werd geslagen en zij nam aan dat de overbuurman toen op de grond lag. Wat de andere man heeft gedaan weet zij niet; hij stond wel op korte afstand en maakte bewegingen met handen en voeten.
Haar zicht werd deels belemmerd door geparkeerd staande auto's, zodat zij de personen alleen vanaf hun middel kon zien.
De overbuurman van [nummer] heeft verklaard18 dat er die avond bij [verdachte A] vier mensen in de tuin stonden, [verdachte A], zijn vrouw en een man en een vrouw die kennelijk bij [verdachte A] op bezoek waren. De vrouw had een agressieve uitstraling en hij zag dat ze de boel aan het opjutten was door gebaren met haar armen en hij hoorde haar dingen roepen als: "Ik pak je nog wel". De man had een wit hemd aan, zo'n hemd zonder mouwen. Alle vier schreeuwden ze; ze scholden, vloekten en wensten elkaar enge ziektes toe. De bezoekers van [verdachte A] waren het meest fanatiek. Op een gegeven moment zag hij dat [verdachte A] naar de tuin van [nummer] liep, samen met de vrouw die bij hem op bezoek was. Hij zag dat de vrouw met haar voet het ruitje van de voordeur inschopte en dat [verdachte A] met zijn vuist het grote raam van die woning insloeg. Hij en zijn vriendin hebben daarop de politie gebeld. Enige tijd later zag hij dat de politie en de ambulance ter plaatse waren en dat [verdachte A] en zijn gast werden aangehouden door de politie.
Uit bevindingen19 van de politie blijkt dat op het moment dat de politiemensen op de Van den Vegtestraat arriveerden meerdere personen op elkaar aan het schelden waren en dat een groepje vrouwen ter hoogte van [nummer] elkaar in de haren vlogen. Een tweetal manspersonen bemoeide zich er mee. De ene man werd herkend als [verdachte A], de vriend van [vriendin verdachte A]. De andere persoon was een man met een groot postuur en hij had een hemd zonder mouwen aan. Beide manspersonen vertelden dat ze gestoken waren met messen. In de voortuin van perceel Van den Vegtestraat werd naast het looppad een man op zijn rug aangetroffen met een handdoek onder zijn hoofd en veel bloed bij het hoofd. Even later kwam de ambulance ter plaatse en heeft eerste hulp verleend aan het slachtoffer. Het slachtoffer is vervolgens overgebracht naar het ziekenhuis. Verbalisant [verbalisant] heeft vervolgens aan de beide manspersonen die daar nog waren gevraagd wat er precies aan de hand was. De man in het witte hemd zonder mouwen vertelde daarop dat hij die man op zijn kop had geslagen en dat hij de woning op [nummer] binnen zou gaan en dat de politie hem daar zou kunnen vinden indien zij hem nodig hadden.
Nadat collega's ter plaatse waren gekomen heeft verbalisant [verbalisant] aan hem doorgegeven dat de manspersoon die op de [adres] binnen zat kon worden aangehouden terzake van mishandeling.
De rechtbank is op grond van de hiervoor aangeduide bewijsmiddelen van oordeel dat het ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard en dat de verklaring van verdachte dat hij niet bij de achtervolging van [slachtoffer] was betrokken en hij zich tot de komst van de politie in de woning op [nummer] heeft bevonden genoegzaam is ontkracht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan het tegen [slachtoffer] en diens woning (door [verdachte A]) gepleegde geweld door voor (de tuin van) de woning van [slachtoffer] te schreeuwen en te schelden en mee te rennen (met [verdachte A]) achter [slachtoffer] aan, terwijl [verdachte A] een houten steel in zijn hand had. Verdachte heeft [verdachte A] ook niet getracht te weerhouden van het door hem tegen de woning van [slachtoffer] en tegen [slachtoffer] zelf toegepaste geweld, ook heeft hij zich er niet van gedistantieerd, hoewel hij daartoe bij meerdere gelegenheden de kans had.
Er is evenwel onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor een aantal van de tenlastegelegde geweldshandelingen. Verdachte zal van die onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft in de diverse verklaringen gezien dat de plaats delict op verschillende manier is aangeduid, zoals de Van de Vegtestraat of de Van der Vegtestraat, maar het is een feit van algemene bekendheid (volgens o.m. Google maps en Afstandmeten.nl) dat het hier gaat om de Van den Vegtestraat te Zutphen.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 9 april 2010 in de gemeente Zutphen met anderen, op of aan de openbare weg, de Van den Vegtestraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen goederen (te weten een woning, gelegen [adres]) en
tegen een persoon, genaamd [slachtoffer],
welk geweld bestond uit het
- zich al scheldend en schreeuwend in de richting van en op korte afstand van die woning en in de tuin van die woning begeven en vervolgens kapot trappen en/of -slaan van ruiten van die woning (waarin [slachtoffer] verbleef) en
- maken van dreigende en/of ophitsende/opruiende/uitdagende en/of intimiderende gebaren en/of bewegingen naar en/of in de richting van die [slachtoffer] en (daarbij) schreeuwen en/of schelden naar die [slachtoffer] en waarmee hij, verdachte, en zijn mededaders de
gewelddadige handelingen hebben ondersteund en
- achterna rennen/achtervolgen van die [slachtoffer] (waarbij een mededader van
verdachte, een steel van een bijl - al dan niet omhoog geheven - in de hand hield) en
waarbij, hij verdachte en een van zijn mededaders, door het achtervolgen van die [slachtoffer] en/of het schreeuwen en/of schelden naar die [slachtoffer], de gewelddadige handelingen hebben ondersteund en
- met kracht slaan met een steel van een bijl tegen het lichaam van die [slachtoffer] en
- (zodoende) naar de grond slaan of werken van die [slachtoffer] en
- (vervolgens)(terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen met
voornoemde steel van een bijl met kracht op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] slaan en waarbij hij, verdachte, heeft nagelaten de gewelddadige handelingen te verhinderen, althans te beëindigen, in elk geval zich niet van de gewelddadige handelingen heeft gedistantieerd.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Zij heeft daarbij rekening gehouden met de kwalijke rol die verdachte in de toedracht heeft gespeeld. Verdachte heeft weliswaar zelf wellicht geen fysiek geweld gebruikt tegen [slachtoffer] in de zin van slaan en/of schoppen, maar hij heeft wel een medebepalende rol gespeeld in de escalatie van geweld. Verdachte heeft actief bijgedragen aan de ontremmende sfeer waarin een en ander heeft plaatsgevonden en hij heeft zich niet gedistantieerd van of ingegrepen in de ontstane geweldsspiraal.
Ten nadele van verdachte weegt de officier van justitie dat verdachte geen verantwoordelijkheid lijkt te willen nemen voor zijn rol, louter met de argumentatie dat hij [slachtoffer] niet heeft aangeraakt.
Daarnaast heeft de officier in ogenschouw genomen de impact die de gebeurtenis in de directe woonomgeving van verdachte heeft gehad en de aanzienlijke gevolgen die [slachtoffer] aan de gebeurtenissen op die 9e april 2010 heeft overgehouden.
De eis is mede ingegeven uit oogpunt van vergelding, om aan te geven dat dit soort gedrag niet is te tolereren.
Door de raadsman is geen strafmaatverweer gevoerd.
De rechtbank heeft bij haar afweging in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is 9 april 2010 betrokken geraakt bij een burenruzie tussen zijn vriend [verdachte A] en [slachtoffer]. Dit heeft er toe geleid dat [verdachte A] zodanig geweld op [slachtoffer] heeft toegepast,
dat het nog verwonderlijk is dat het slachtoffer het er levend van heeft afgebracht.
[slachtoffer] heeft ernstig letsel opgelopen en de toekomst zal moeten uitwijzen in hoeverre hij daarvan nog enigermate kan herstellen. Verdachte heeft in de aanloop naar dit geweld een prominente en ook een actieve rol vervuld.
Verdachte lijkt zich niet bewust van de rol die hij heeft vervuld en het opruiende karakter daarvan, hetgeen de rechtbank met het oog op de toekomst zorgelijk stemt.
De impact van hetgeen is voorgevallen op 9 april 2010 op het slachtoffer en zijn familie is enorm, zoals ook blijkt uit de zich in het dossier bevindende schriftelijke slachtofferverklaring. Ook op de rest van de straat zal het gebeuren een enorme impact hebben gehad, omdat vele buren getuige zijn geweest van het op straat toegepaste zeer forse geweld. Daarnaast worden dit soort geweldsdelicten ook door de samenleving als bedreigend ervaren en worden angst- en onveiligheidsgevoelens aangewakkerd.
In zijn nadeel geldt ook dat hij eerder met justitie in aanraking is gekomen terzake van weliswaar geheel andersoortige feiten, maar ook een feit met een geweldscomponent (poging tot diefstal met geweld (Hof Arnhem 4 november 2005)).
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat de ernst van het gepleegde feit een gevangenisstraf passend en geboden is. Een andere strafmodaliteit zou onvoldoende recht doen aan de ernst van het feit, de gevolgen voor het slachtoffer en de impact van het gebeuren voor omstanders en direct betrokkenen. De door de officier van justitie gevorderde straf acht de rechtbank gerechtvaardigd.
Verdachte zal dan ook conform de eis van de officier van justitie worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding20 ten bedrage van € 54.109,-- - te vermeerderen met de wettelijke rente - gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde. De vordering ziet op een gedeelte voor materieel geleden schade ten bedrage van € 4.109,-- en een gedeelte voor immateriële schade ten bedrage van € 50.000,--.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, nu deze niet van eenvoudige aard is. Verdachte [verdachte B] heeft een geheel andere rol gehad in het gebeuren dan (medeverdachte) [verdachte A]. Verdachte heeft niet het letsel toegebracht maar heeft in andere zin een bijdrage geleverd aan het geweld waardoor het letsel kon worden toegebracht. De vordering is daarom te ingewikkeld om in het strafproces af te doen.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de vordering vanwege de complexiteit en de belangrijke rol die [slachtoffer] zelf bij de gebeurtenissen heeft gehad niet in het kader van het strafgeding kan worden afgedaan en de vordering daarom moet worden afgewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat de vordering, mede gelet op de andere rol van [verdachte B] ten opzichte van zijn medeverdachte [verdachte A], niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer], [adres], niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat zij haar vordering slechts kan aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, Gilhuis en Aufderhaar, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 december 2010.
Eindnoten
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij stamproces-verbaal nr. 2010051070 van de Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, Team Recherche IJsselstreek onderzoek "UMBER", gedateerd 8 juni 2010, opgemaakt door de brigadier [verbalisant] (voor zover niet anders is vermeld)
2 Stamproces-verbaal, doorgenummerde dossierpag. 7 en 8
3 Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpag. 311
4 Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 10 april 2010
5 Aangifte [naam 7] op 12 april 2010 te 10.30 uur, doorgenummerde dossierpag. 282 t/m 286
6 Aanvraag medische informatie, doorgenummerde dossierpag. 291
7 Doorgenummerde dossierpag. 301 en 304
8 Verhoor verdachte op 10 april 2010 te 13.30 uur, doorgenummerde dossierpag. 592 t/m 596
9 Verhoor verdachte 12 april 2010, doorgenummerde dossierpag. 615
10 Verklaring verdachte [naam 3], doorgenummerde dossierpag. 170 t/m 175
11 Verklaring [naam 6], doorgenummerde dossierpag. 448, 450, 451, 452
12 Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 6] bij de rechter-commissaris op 21 september 2010
13 Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] bij de rechter-commissaris op 13 oktober 2010
14 Verklaring [naam 5] d.d. 12 april 2010, doorgenummerde dossierpag. 459, 460 en 461
15 Verklaring [naam 5] d.d. 15 april 2010, doorgenummerde dossierpag. 465
16 Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 5] bij de rechter-commissaris op 19 oktober 2010
17 Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 10] bij de rechter-commissaris op 19 oktober 2010
18 Verklaring A.C. [naam 9] d.d. 6 mei 2010, doorgenummerde dossierpag. 531
19 Proces-verbaal van bevindingen gedateerd 10 april 2010, opgemaakt door [verbalisanten], doorgenummerde dossierpag. 311, 312
20 Voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces gedateerd 6 december 2010 t.n.v. [slachtoffer].