ECLI:NL:RBZUT:2010:BO8592

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
24 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940095-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Feraaune
  • Van Valderen
  • Krijger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 21-jarige Apeldoorner voor medeplegen van opzetheling van gestolen goederen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 24 december 2010 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 21-jarige man uit Apeldoorn, die werd beschuldigd van het medeplegen van opzetheling van een mobiele telefoon, een laptop en een Playstation 3. De verdachte werd vrijgesproken van de diefstal met geweld in vereniging, maar werd wel schuldig bevonden aan opzetheling. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal, maar dat de verdachte wel wist dat de goederen van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank legde een werkstraf op van 100 uren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De zaak kwam voort uit een incident op 2 januari 2010, waarbij de aangever, [slachtoffer A], werd beroofd van zijn mobiele telefoon door een groep jongens. De verdachte was aanwezig bij het incident, maar ontkende actief betrokken te zijn geweest bij de diefstal. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal, maar dat hij wel had bijgedragen aan de opzetheling van de gestolen goederen. De rechtbank hield rekening met de justitiële documentatie van de verdachte en legde een lagere straf op dan door de officier van justitie was geëist.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940095-10
Uitspraak d.d. 24 december 2010
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte A],
geboren te [plaats] (Nederlandse Antillen) op [1989],
wonende te [adres].
Raadsvrouw: mr. W.E. van Veldhuizen, advocaat te Apeldoorn.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 december 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 02 januari 2010 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of (een van) zijn mededader(s):
- die [slachtoffer A] (van de fiets) heeft/hebben geduwd en/of op de fiets van [slachtoffer A] is/zijn gaan staan en/of (vervolgens)
- tegenover en/of achter die [slachtoffer A] is/zijn gaan staan en/of tegen [slachtoffer A] heeft/hebben geschreeuwd en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer A] heeft/hebben gezegd: "De volgende keer als we je tegen komen dan pakken we je.", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of (vervolgens)
- tegen (de achterband van) de fiets van die [slachtoffer A] heeft/hebben getrapt;
(zaak 1)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de periode van 02 januari 2010 tot en met 15 januari 2010 te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een mobiele telefoon (HTC Diamond 2 Touch) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die mobiele telefoon wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 31 oktober 2009 te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, een mobiele telefoon (merk Samsung, type SGH-U600) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die mobiele telefoon wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;(zaak 2)
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 16 januari 2010 te Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Playstation 3 en/of een laptop en/of een (zwarte) rugzak (merk Eastpack), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; (zaak 3)
art 310 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de periode van 16 januari 2010 tot en met 08 maart 2010 te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, een Playstation 3 heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die Playstation 3 wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Feit 1
Aanleiding van het onderzoek
Op 2 januari 2010 heeft [slachtoffer A] aangifte gedaan van een beroving van zijn mobiele telefoon door een groep van vier jongens op diezelfde dag op de Sluisoordlaan in Apeldoorn.2 Uit onderzoek door de politie is gebleken dat de mobiele telefoon van aangever [slachtoffer A] op 15 januari 2010 is ingekocht door de Telefoonstunter te Apeldoorn van medeverdachte [medeverdachte D]. [medeverdachte D] heeft vervolgens verklaard dat de groep bestond uit verdachte en medeverdachten [medeverdachte C] en [medeverdachte B].3
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte de onder 1 primair tenlastegelegde diefstal met geweld in vereniging heeft gepleegd. Uit de aangifte komt volgens de officier van justitie naar voren dat verdachte en de voormelde medeverdachten bij het incident betrokken zijn geweest. Er is in de visie van de officier van justitie sprake van medeplegen nu er een bewuste en nauwe samenwerking heeft plaatsgevonden tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte C], [medeverdachte B] en [medeverdachte D]. De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat opzet aanwezig was, omdat het voor verdachte en medeverdachten [medeverdachte C], [medeverdachte B] en [medeverdachte D] duidelijk was dat er een opzetje was om aangever te beroven.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde. Zij heeft aangevoerd dat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbreekt. Verdachte heeft zich in de visie van de raadsvrouw niet schuldig gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe verwezen naar de verklaring van verdachte bij de politie inhoudende dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte C] op drie meter afstand stond van aangever4. De raadsvrouw heeft vervolgens aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat [medeverdachte D] de mobiele telefoon bij zich had. Bovendien heeft geen van de medeverdachten [medeverdachte C], [medeverdachte B] en [medeverdachte D] belastende verklaringen tegen verdachte afgelegd. Anders dan de officier van justitie heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het niet voor iedereen duidelijk was dat er een opzetje was.
De raadsvrouw heeft voorts vrijspraak bepleit van de onder 1 subsidiair tenlastegelegde opzetheling. Zij heeft daartoe verwezen naar de verklaring van verdachte op pagina 104 van het dossier en naar de verklaring van medeverdachte [medeverdachte C] op pagina 142 van het dossier.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht de onder 1 primair tenlastegelegde diefstal met geweldpleging in vereniging niet wettig en overtuigend bewezen. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Aangever [slachtoffer A] heeft verklaard dat hij op zaterdag 2 januari 2010 omstreeks 22.15 uur in Apeldoorn over de Sluisoordlaan in de richting van het centrum van Apeldoorn fietste. Toen hij op de Sluisoordlaan fietste zag hij dat er vier personen in zijn richting kwamen lopen. Hij zag dat deze personen naast elkaar op het fietspad liepen. Toen hij de groep naderde zag hij dat er een persoon met een wit petje achter de groep ging lopen. Toen hij de groep passeerde voelde hij dat hij van de fiets werd geduwd. Een jongen met een zwarte pet en rasta vlechten tot op zijn schouder zei tegen [slachtoffer A] dat hij diens jas kapot had gemaakt. De jongen vroeg aan [slachtoffer A] hoe hij deze jas zou gaan vergoeden. Een andere jongen met een zwarte muts vroeg nogmaals aan [slachtoffer A] hoe hij de jas zou gaan vergoeden. De jongen kwam steeds dichter bij hem staan. Een jongen zonder pet stond de hele tijd achter
[slachtoffer A]. Na een discussie waarbij ook dreigende taal werd geuit hoorde [slachtoffer A] op een gegeven moment dat de jongen die achter hem stond, zeggen "kom we gaan". [slachtoffer A] is vervolgens op zijn fiets gestapt en hij wilde met zijn mobiele telefoon de politie bellen. Op dat moment kwam hij erachter dat de mobiele telefoon die in zijn jaszak zat, weg was.5
Verdachte heeft op 16 maart 2010 bij de politie verklaard dat hij aanwezig was bij het door [slachtoffer A] vermelde incident. Hij heeft verklaard dat hij niets heeft gedaan en dat hij de telefoon niet heeft gestolen. Vervolgens heeft hij verklaard dat medeverdachte [medeverdachte D] [slachtoffer A] heeft geduwd en diens telefoon heeft gepakt.6 In een nader verhoor op 16 maart 2010 heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte C] op drie meter afstand van aangever [slachtoffer A] heeft gestaan. De groep was na dit incident opgesplitst en de jongens waren naar de woning van verdachte aan de [adres] in Apeldoorn gerend. In zijn woning zag verdachte dat medeverdachte [medeverdachte D] een mobiele telefoon van het merk HTC bij zich had. Medeverdachte [medeverdachte D] liet verdachte de telefoon zien. Verdachte heeft vervolgens verklaard dat medeverdachte tegen hem zei dat hij in de zak van aangever [slachtoffer A] was gegaan, zonder dat hij het wist. Medeverdachte [medeverdachte D] heeft de mobiele telefoon vervolgens verkocht aan de Telefoonstunter in Apeldoorn voor ongeveer € 70,00 á € 80,00. Verdachte is niet mee naar binnen gegaan, maar heeft buiten de winkel van de Telefoonstunter gewacht.7 Ter terechtzitting heeft verdachte deze verklaring herhaald.
Medeverdachte [medeverdachte C] heeft op 9 maart 2010 bij de politie verklaard dat hij op 2 januari 2010 bij het door [slachtoffer A] vermelde incident aanwezig was. Hij heeft verklaard dat hij niet weet wat de medeverdachten met [slachtoffer A] hebben gedaan en van hem hebben gepakt. Na het incident splitste de groep zich en zijn zij uiteindelijk naar de woning van verdachte aan de [adres] in Apeldoorn gegaan.8 Op 12 maart 2010 heeft medeverdachte [medeverdachte C] verklaard dat verdachte in diens woning een mobiele telefoon liet zien.9 Bij de verkoop van de mobiele telefoon waren hij en medeverdachten Winklaar en [medeverdachte D] aanwezig. Medeverdachte [medeverdachte B] was er volgens medeverdachte [medeverdachte C] niet bij.10
Medeverdachte [medeverdachte B] heeft op 16 maart 2010 bij de politie verklaard dat hij op zaterdagavond 2 januari 2010 in Apeldoorn met verdachte en medeverdachten [medeverdachte C] en [medeverdachte D] was. Op straat kwamen zij aangever [slachtoffer A] tegen. Medeverdachte [medeverdachte B] heeft verklaard dat hij op 4 á 5 meter afstand stond van het incident.11 Toen de groep wegliep heeft [slachtoffer A] geroepen "Hou ze tegen want ik ben beroofd". Het was voor medeverdachte [medeverdachte B] toen duidelijk dat er iets helemaal fout was. De groep is vervolgens naar de woning van verdachte aan de [adres] in Apeldoorn gegaan. In de woning zag hij dat er een mobiele telefoon van het merk HTC 2 diamond van hand tot hand ging. Hij weet niet meer wie de telefoon als eerste liet zien, maar volgens hem was het medeverdachte [medeverdachte D] of verdachte. Medeverdachte [medeverdachte B] was niet aanwezig bij de verkoop van de telefoon.12
Medeverdachte [medeverdachte D] heeft op 2 maart 2010 bij de politie verklaard dat hij, verdachte en medeverdachten [medeverdachte C] en [medeverdachte B] over straat liepen en [slachtoffer A] waren tegengekomen. Toen de groep vervolgens doorliep riep verdachte dat zij moesten rennen. Hij hoorde dat [slachtoffer A] riep dat zijn telefoon moest worden teruggegeven. [medeverdachte D] wist toen dat verdachte de telefoon had gestolen. verdachte liet later de mobiele telefoon zien.13 Medeverdachte [medeverdachte D] heeft vervolgens verklaard dat verdachte aan hem vroeg om de telefoon in te leveren omdat verdachte geen ID-kaart bij zich had. Zij waren toen met z'n vieren, aldus medeverdachte [medeverdachte D].14
Alles in onderling verband en samenhang beschouwd hebbende, kan naar het oordeel van de rechtbank niet tot de ondubbelzinnige conclusie worden gekomen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Er moet worden geconstateerd dat de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten over wie de telefoon als eerste liet zien, uiteenlopen. Vervolgens moet worden geconstateerd dat aangever [slachtoffer A] niet heeft gezien of gemerkt dat zijn telefoon uit zijn jaszak is gestolen en dat de verdachten evenmin hebben gezien wie de telefoon uit de jaszak van [slachtoffer A] heeft gepakt. In het dossier bevinden zich geen getuigenverklaringen waaruit kan worden afgeleid dat verdachte en de medeverdachten tevoren hadden afgesproken iemand te gaan beroven. In die zin zijn de gepleegde geweldhandelingen dan ook niet te koppelen aan de diefstal van de telefoon. Veeleer lijkt er sprake te zijn geweest van openlijke geweldpleging, wat niet is ten laste gelegd, waarbij of waarna een van de groepsleden zonder dat de anderen dit wisten zich de mobiele telefoon eigen heeft gemaakt. Verdachte zal daarom van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank acht, gelet op de verklaring van [slachtoffer A] en de verklaringen van verdachte en medeverdachten [medeverdachte D], [medeverdachte C] en [medeverdachte B], wel voldoende bewijs aanwezig voor het onder 1 subsidiaire feit, te weten opzetheling. De verwijzing van de raadsvrouw naar de verklaring van medeverdachte [medeverdachte C] op pagina 142 maakt dit niet anders. Naar de rechtbank begrijpt heeft de raadsvrouw bedoeld aan te voeren dat medeverdachte [medeverdachte C] heeft verklaard dat verdachte niet bij de verkoop was. Hieromtrent wordt overwogen dat tegenover de verklaring van medeverdachte [medeverdachte C] de verklaring van [medeverdachte D] staat die heeft verklaard dat verdachte aan hem heeft gevraagd de telefoon te verkopen. Bovendien stond verdachte ten tijde van de verkoop buiten de winkel te wachten en heeft hij in die zin gedeeld in de opbrengst dat daar weed en whisky van is gekocht waarvan hij zoals hij zelf heeft verklaard "ook van heeft genoten". Gelet op het voorgaande kan de onder 1 subsidiaire tenlastegelegde medeplegen van opzetheling worden bewezen verklaard.
Feit 2
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Op 31 oktober 2009 heeft [slachtoffer C] aangifte gedaan van diefstal van zijn mobiele telefoon.15
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde opzetheling van een mobiele telefoon op het standpunt gesteld dat dit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie heeft daarbij aangegeven, dat de stelling van verdachte dat hij de telefoon niet heeft gestolen, maar deze heeft gevonden op straat, niet wordt gevolgd.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van opzetheling zoals is tenlastegelegd onder 2. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte in de nacht van vrijdag 30 oktober 2009 op zaterdag 31 oktober 2009 de mobiele telefoon heeft gevonden. Vervolgens heeft verdachte die zaterdagmiddag 31 oktober 2009 de telefoon aan de "Telefoonstunter" in Apeldoorn verkocht. De raadsvrouw heeft gesteld dat er geen grond is voor de stelling dat het anders is geweest. Bij de verkoop heeft de verdachte zijn identiteitsbewijs laten zien en dat doe je volgens de raadsvrouw niet als men iets heeft te verbergen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 2 tenlastegelegde opzetheling, nu daarvoor onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden is. Daartoe neemt de rechtbank in aanmerking dat aangever [slachtoffer C] heeft verklaard dat hij op zaterdag 31 oktober 2009 omstreeks 04.45 uur op de Deventerstraat in Apeldoorn liep en onder bedreiging van een wapen zijn telefoon uit zijn jaszak werd gepakt.16
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de telefoon van [slachtoffer C] heeft gevonden op straat en vervolgens heeft verkocht aan de Telefoonstunter in Apeldoorn.17 De rechtbank overweegt hieromtrent dat het door verdachte gegeven alternatieve scenario wel mogelijk kan zijn en dat dit scenario niet is onderzocht en evenmin uit het dossier duidelijk is geworden wat de herkomst van de telefoon is. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat hier geen sprake is van opzetheling, maar veeleer van verduistering, wat niet is ten laste gelegd.
Feit 3
Aanleiding van het onderzoek
Op 18 januari 2010 heeft [slachtoffer B] aangifte gedaan van diefstal uit de woning.18
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van het onder 3 primair tenlastegelegde diefstal wordt vrijgesproken.
De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 3 subsidiair tenlastegelegde opzetheling van een Playstation 3 heeft gepleegd. De officier van justitie heeft daarbij in aanmerking genomen dat de Playstation 3 in de woning van verdachte is aangetroffen en dat deze in dezelfde tas zat die ook was gestolen bij aangever [slachtoffer B]. Daarnaast heeft de officier van justitie aangegeven dat de verklaring van verdachte inhoudende dat hij de Playstation 3 voor € 150,00 heeft gekocht van een jongen hem bevreemdt omdat dit wel een laag bedrag is voor een dergelijk spelcomputer.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de onder 3 primair tenlastegelegde diefstal. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte de Playstation 3 op straat van een Somalische jongen heeft gekocht omdat hij deze spelcomputer naar aangever [slachtoffer B] wilde brengen. Verdachte kent aangever [slachtoffer B] goed en verdachte zou nooit van een vriend stelen. Omdat verdachte werd aangehouden door de politie heeft hij de spelcomputer niet aan aangever [slachtoffer B] kunnen geven.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. Zij heeft daartoe gesteld dat geen sprake is van verwijtbaarheid, nu verdachte niet verwijtbaar heeft gehandeld, omdat hij voornemens was om de Playstation 3 aan aangever [slachtoffer B] terug te geven.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de diefstal. Er is niet voldoende bewijs waaruit onomstotelijk valt af te leiden dat het verdachte is geweest die de Playstation 3 heeft gestolen. De verklaring van verdachte dat hij de Playstation 3 op straat van een jongen heeft gekocht kan niet volledig worden weerlegd. Verdachte zal daarom van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wel voldoende bewijs aanwezig voor het subsidiaire feit, te weten opzetheling. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Aangever [slachtoffer B] heeft verklaard dat hij op zaterdagavond 16 januari 2010 bezoek heeft gehad van verdachte en [naam].19 Toen zij weg waren ontdekte [slachtoffer B] dat zijn laptop en een Playstation 3 weg waren.20 Op 8 maart 2010 werd tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte de Playstation 3 aangetroffen.21 Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de Playstation 3 op straat heeft gekocht van een Somalische jongen voor een bedrag van € 150,00.22 Deze verklaring heeft hij ter terechtzitting herhaald. Verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan heling, omdat hij de spelcomputer heeft gekocht met de bedoeling deze terug te geven aan [slachtoffer B].23 Ter terechtzitting heeft verdachte nog verklaard dat hij niet de gelegenheid heeft gehad om de spelcomputer terug te brengen, omdat hij werd aangehouden door de politie. De rechtbank acht de verklaring dat hij de Playstation 3 wilde teruggeven niet aannemelijk, nu de verdediging deze stelling niet heeft onderbouwd. Niet duidelijk is hoeveel tijd er tussen de aankoop van de spelcomputer en de aanhouding van verdachte zat. Verdachte heeft wel verklaard dat hij het op maandagavond wilde regelen, maar dat hij die maandagochtend werd aangehouden in zijn woning24. Hieruit kan worden afgeleid dat verdachte niet direct na de aankoop contact met [slachtoffer B] heeft opgenomen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte tijdens de aankoop van de Playstation 3 wist of kon vermoeden dat deze van diefstal afkomstig was. Gelet hierop kan de onder 3 subsidiaire tenlastegelegde opzetheling worden bewezen verklaard.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1 subsidiair
hij in de periode van 02 januari 2010 tot en met 15 januari 2010 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met anderen, een mobiele telefoon (HTC Diamond 2 Touch) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die mobiele telefoon wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3 subsidiair
hij in de periode van 16 januari 2010 tot en met 08 maart 2010 te Apeldoorn, een Playstation 3 heeft verworven, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die Playstation 3 wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1 subsidiair: Medeplegen van opzetheling.
Feit 3 subsidiair: Opzetheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft voor het onder 1 primair, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 13 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd door verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, met een proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met de omstandigheid dat het onder 1 primair tenlastegelegde feit een straatberoving door vier jongens betreft. Dit is een ernstig feit waarvoor een gevangenisstraf passend is. Daarnaast heeft de officier van justitie ten nadele van verdachte rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie te hoog is. Zij heeft ten aanzien van onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat medeverdachte [medeverdachte D] een hoofdrol in het geheel heeft gehad en dat verdachte een andere rol heeft gehad. Bij een eventuele bewezenverklaring heeft de raadsvrouw bepleit verdachte op te leggen een gevangenisstraf, gelijk aan de duur van het voorarrest en eventueel een voorwaardelijke straf met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf voor de maximale duur van 40 uren.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een telefoon en een Playstation voorhanden gehad, waarvan hij wist dat die van een misdrijf afkomstig waren. Feiten als heling dragen ertoe bij dat andere criminaliteit zoals diefstal in stand blijft en het geeft een gevoel van onveiligheid. Ook heeft verdachte door zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen.
Alles afwegende komt de rechtbank tot de oplegging van een werkstraf voor de duur van
100 uren, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. De rechtbank merkt daarbij op dat zij een lagere straf oplegt dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat zij tot een andere bewezenverklaring komt. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat de justitiële documentatie van verdachte niet fors is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27, 47, 57 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en het onder 2 en het onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en het onder 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
Feit 1 subsidiair: Medeplegen van opzetheling.
Feit 3 subsidiair: Opzetheling.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 100 (honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
Aldus gewezen door mrs. Feraaune, voorzitter, Van Valderen en Krijger, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 december 2010.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2010046522, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, Team Apeldoorn Noordoost, gesloten en ondertekend op 29 maart 2010.
2 Stamproces-verbaal, p. 17.
3 Stamproces-verbaal, p. 19.
4 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 103.
5 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p. 235.
6 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 100.
7 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 104.
8 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte C], p. 136.
9 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte C], p. 141.
10 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte C], p. 142.
11 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B], p. 168.
12 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B], p. 169.
13 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte D], p. 51.
14 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte D], p. 47.
15 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer C], p. 390-391.
16 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer C], p. 390-391.
17 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 436 en 437.
18 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 450-452.
19 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 450.
20 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 451.
21 Proces-verbaal van bevindingen, p. 25 en 26.
22 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 97, 458 en 459.
23 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 458 en 459 en verklaring ter terechtzitting.
24 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 459.