ECLI:NL:RBZUT:2010:BO7647

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
15 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
118131 KG RK 10/950
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in ISD-maatregel procedure

Op 15 december 2010 heeft de rechtbank Zutphen het verzoek tot wraking van een rechter afgewezen. Het verzoeker, geboren in 1970 op Aruba en thans verblijvende in de PI Arnhem, werd vertegenwoordigd door mr. A.W. Syrier, advocaat te Utrecht. De wrakingsprocedure begon op 9 december 2010, toen mr. Syrier schriftelijk verzocht om de rechter zich te verschonen van de behandeling van de tussentijdse beoordeling van de noodzaak van voortzetting van de aan verzoeker opgelegde ISD-maatregel. De rechter, die in het verleden als officier van justitie betrokken was bij de vervolging van verzoeker, weigerde zich te verschonen. De rechtbank heeft de procedure en de ingediende stukken zorgvuldig bekeken, waaronder faxberichten en schriftelijke reacties van de betrokken partijen.

De rechtbank oordeelde dat de rechter geen blijk had gegeven van vooringenomenheid en dat de vrees van verzoeker niet objectief gerechtvaardigd was. De rechtbank benadrukte dat de onpartijdigheid van een rechter een fundamenteel rechtsbeginsel is, dat in elke vorm van rechtspraak moet worden erkend. De rechtbank concludeerde dat verzoeker ontvankelijk was in zijn wrakingsverzoek, maar dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trokken. De rechtbank wees het verzoek tot wraking af, met de overweging dat de ISD-maatregel die werd beoordeeld, was opgelegd in een andere strafzaak dan die waarin de rechter als officier van justitie had opgetreden.

De beslissing werd genomen door de meervoudige wrakingskamer, bestaande uit mr. J.B. de Groot als voorzitter, mrs. G. Vrieze en C.N. Dijkstra als rechters, en werd openbaar uitgesproken op 15 december 2010.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige wrakingskamer
Rekestnummer: 118131 KG RK 10/950
Beslissing van 15 december 2010 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:
[verzoeker],
geboren op [1970 te Aruba],
thans verblijvende in de PI Arnhem, HvB Arnhem Zuid,
raadsman: mr. A.W. Syrier, advocaat te Utrecht,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
[rechter],
rechter in deze rechtbank.
Het verloop van de procedure
Het verloop van de wrakingsprocedure blijkt uit:
- het fax-bericht van mr. A.W. Syrier d.d. 9 december 2010, inhoudende het verzoek strekkende tot de verschoning van [rechter];
- de brief van mr. De Jong, voorzitter sector Strafrecht, d.d. 9 december 2010;
- het fax-bericht van mr. A.W. Syrier d.d. 9 december 2010, inhoudend het verzoek tot wraking van [rechter];
- de schriftelijke reactie van [rechter] d.d. 14 december 2010;
- het proces-verbaal van de behandeling van het wrakingsverzoek ter terechtzitting van
15 december 2010. Verzoeker werd bij deze behandeling, wegens verhindering van mr. A.W. Syrier, bijgestaan door mr. J.W. Ausma.
Het wrakingsverzoek
Namens verzoeker is op 9 december 2010 [rechter] schriftelijk verzocht zich te verschonen van de -verdere- behandeling van de tussentijdse beoordeling van de noodzaak van voortzetting van de tenuitvoerlegging van de aan verzoeker opgelegde ISD-maatregel, bekend onder parketnummer 06/940072-10. Door mr. De Jong, voorzitter sector Strafrecht van deze rechtbank, is op gelijke datum aan verzoeker medegedeeld dat [rechter] in het verzoek geen aanleiding ziet zich te verschonen. Namens verzoeker is vervolgens schriftelijk verzocht om wraking van [rechter].
2.2. Verzoeker heeft het volgende aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. [Rechter] was in het verleden als officier van justitie verbonden aan het parket Zutphen en is in die functie belast geweest met de vervolging van verzoeker. In de strafzaak bekend onder parketnummer 06/460417-06 heeft [rechter] op 26 oktober 2006 de politierechter verzocht de betreffende strafzaak te verwijzen naar de meervoudige kamer in verband met de mogelijkheid om een ISD-maatregel te vorderen. Dit verzoek is door de politierechter toegewezen.
2.3. Verzoeker acht de rol van officier van justitie onverenigbaar met de rol van rechter die oordeelt over de voortzetting van een ISD-maatregel, mede gelet op het verloop van een eerdere ISD-maatregel.
Standpunt van [rechter]
[Rechter] heeft bij schriftelijke reactie van 14 december 2010 het verzoek tot wraking gemotiveerd weersproken.
4. Ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek
4.1. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verzoeker in zijn verzoek tot wraking kan worden ontvangen.
4.2. Ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan op verzoek van een verdachte of het openbaar ministerie elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt. Door [rechter] is aangevoerd dat verzoeker in de procedure die stoelt op artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht (Sr) geen verdachte is, hetgeen tot niet-ontvankelijkheid van verzoeker in het onderhavige verzoek dient te leiden.
4.3. Ingevolge artikel 509aa Sv e.v.wordt de tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de opgelegde ISD-maatregel ter zitting van de raadkamer behandeld. Artikel 509dd Sv bepaalt welke artikelen, betrekking hebbend op de behandeling ter terechtzitting van een strafzaak, van overeenkomstige toepassing zijn op deze behandeling. De wettelijke regeling over de wraking (artikel 512 Sv e.v)wordt in de genoemde bepaling niet van overeenkomstige toepassing verklaard op de behandeling van de tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel hiervoor genoemd.
4.4. De rechtbank is, mede gelet op artikel 6 EVRM, van oordeel dat onpartijdigheid van een rechter een zo fundamenteel rechtsbeginsel is, dat het tot uitdrukking dient te komen en erkenning verdient in iedere vorm van rechtspraak, waarbij het gaat om "the determination of any criminal charge against (everyone) / le bien-fondé de toute accusation en matiére pénale dirigée". Een ieder die meent dat dit rechtsbeginsel wordt geschonden of zal worden geschonden door een rechter belast met de beoordeling van zijn belangen, en uit dien hoofde de rechter wraakt, behoort in beginsel gehoor te vinden. Wanneer een geldende wettelijke regeling ontbreekt, dient de rechtbank die het wrakingsverzoek te beoordelen krijgt daarin te voorzien, waartoe aansluiting kan worden gezocht bij bestaande regelingen.
4.5. Op deze grond is de rechtbank van oordeel dat een veroordeelde in een procedure die stoelt op artikel 38s Sr gelijk gesteld moet worden aan de verdachte als genoemd in artikel 512 Sv. De voorschriften als neergelegd in artikel 512 Sv e.v zijn dan ook van overeenkomstige toepassing.
4.6. Ingevolge artikel 513 Sv dient een wrakingsverzoek te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden op grond waarvan men wraakt aan de verzoeker bekend zijn geworden. Uit het dossier blijkt dat aan verzoeker op 10 november 2010 de beslissing van 15 oktober 2010 tot dagbepaling van de behandeling van een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de aan verzoeker oplegde ISD-maatregel kenbaar is gemaakt. Deze beslissing is blijkens de tekst ervan gegeven op 15 oktober 2010 door onder meer [rechter].
4.7. Uit deze beslissing tot dagbepaling valt af te leiden dat deze is genomen door mrs. [rechter], Heenk en Gilhuis, maar niet dat de voornoemde rechters ook zitting zullen hebben in de raadkamer die de tussentijdse beoordeling zal behandelen; dit vloeit ook niet uit de wet voort, al is dat in de rechtbank Zutphen wel gebruikelijk.
4.8. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het bovenstaande, aangenomen kan worden dat verzoeker er eerst bij de behandeling op 1 december 2010 van doordrongen raakte dat [rechter] zitting had in de behandelende kamer. Namens verzoeker is vervolgens op 9 december 2010 een verzoek tot wraking ingediend. Door de raadsman is aangevoerd dat er na de constatering op 1 december 2010 enige tijd nodig is geweest om deze constatering te onderzoeken en te verifiëren. Gelet op deze gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat de termijn van 8 dagen weliswaar lang is, maar niet onredelijk lang, zodat de raadsman zijn verzoek, uiteraard na zorgvuldig intern beraad, tijdig heeft ingediend.
4.9. Gelet op het voorgaande is verzoeker ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
5. Inhoudelijke beoordeling van het wrakingsverzoek
5.1. Ingevolge artikel 512 Sv kan op verzoek van een partij een rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
5.2. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.3. Onderzocht moet worden of de door verzoeker aangevoerde gronden kunnen worden gekwalificeerd als een dergelijke uitzonderlijke omstandigheid.
5.4. Door verzoeker is aangevoerd dat [rechter] als toenmalig officier van justitie in een eerdere zaak de verwijzing van de zaak naar de meervoudige kamer heeft gevorderd teneinde oplegging van de ISD-maatregel te kunnen vorderen. [Rechter] heeft met het oog hierop ter terechtzitting van 26 oktober 2006 de politierechter verzocht de strafzaak onder parketnummer 06/460417-06 te verwijzen naar de meervoudige kamer. Bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank d.d. 7 februari 2007 in genoemde strafzaak is aan verzoeker geen ISD-maatregel opgelegd.
5.6. De huidige ISD-maatregel, waarop de door onder meer [rechter] als rechter voorgenomen tussentijdse toetsing ziet, is opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 28 april 2010 in de strafzaak onder parketnummer 06/940072-10.
5.7.Uit het voorgaande volgt dat de ISD-maatregel, die thans tussentijds wordt beoordeeld is opgelegd in een geheel andere strafzaak dan de strafzaak waarbij [rechter] als officier van justitie betrokken was.
5.8. Ingevolge artikel 38s Sr jo artikel 509aa Sv e.v. wordt van de rechter een beslissing gevraagd over de noodzaak van voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel. Volgens vaste jurisprudentie zal de rechter moeten toetsen of opheffing van de maatregel zal leiden tot te verwachten onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein en of verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van betrokkene ligt. Derhalve betreft het hier een geheel ander toetsingskader dan de beslissing die de strafrechter in een strafzaak dient te nemen met inachtneming van de artikelen 348, 349 en 350 Sv.
Ook gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de rechter, [rechter], op geen enkel wijze blijk heeft gegeven van vooringenomenheid, noch dat de dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.8. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat er geen sprake is geweest van uitzonderlijke omstandigheden zoals onder 5.2 bedoeld. Het verzoek tot wraking zal dan ook worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking van [rechter] af.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.B. de Groot, voorzitter, mrs. G. Vrieze en C.N. Dijkstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Demmers, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2010.